Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brief uit Zeeland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brief uit Zeeland

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

CCCXXVI.

Dat er in een samenleving orde en regel moet zijn is bekend. Dat er gezag moet worden geoefend om die orde en regel te handhaven, wordt aangenomen. Anders is het als het gaat over de bron en oorsprong van het gezag.

Die bron en oorzaak van het gezag wordt door velen gezocht in de wü van het volk. Het volk spreekt, het kiest en uit daarmede zijn wil en schenkt daardoor gezag aan de verkozenen.

Dat het gezag een Goddelijk gezag is, dat God Zelf de ene mens kwam te stellen over de andere, om te waken tegen hét kwade, dat Hij de mens met gezag kwam te bekleden, dat vindt weinig ingang meer.

En die mening heerst niet alleen bij hen die bestuurd moeten worden, maar heerst ook bij hen, die geroepen zijn gezag te oefenen.

Op allerhande wijze trachten zij hun gezag te vestigen en te handhaven. Dan weer door zich „populair" midden onder het volk te begeven, en dan mede te doen met alles wat daar plaats heeft, dan weer door bij alles wat zich voordoet toespraken te houden, en wat er bijkomt.

Er is een streven om dat ingang te doen vinden, en daarbij wordt vergeten of geheel niet onderkend dat hét gezag van God is afstralende, zodat de gezagsdrager daar wel steeds oog voor hebben moet.

Niet zijn persoon is het, die geëerbiedigd moet worden om die persoon, maar om. dat hij gezagsdrager is, door God daartoe gesteld.

Dat alles moet invloed hebben op de orde en regel.

De normen die dienen te worden aangelegd, worden daartoe uit het oog verloren. De gezagdrager is door God gesteld om orde en regel te stellen, en niet om maar willekeurig allerhande bepalingen te maken.

De gezagdrager wordt geroepen oin de eer te bevorderen van Hem door ^^'iens weldaad hij daar is gesteld, zoals Calvijn ons dat leert.

Daarmede zijn grenzen bepaald, maar ook de taak aangewezen.

De overheid is van God gesteld. Zij heeft tot taak daardoor het volk te dienen, te dienen in het doen onderhouden van Gods geboden.

-Te dienen door haar maatregelen. Bij het geven van die bepalingen niet te vragen hoe kan ik dat of dat het gemakkelijkst, maar waardoor zijn zij die onder hen gesteld zijn het meeste gediend? Hoe wordt een maatregel het rechtvaardigst toegepast?

Tegenwoordig is veel ingewikkeld en moeilijk, en lijkt het wel of de leuze in toepassing wordt gebracht, „waarom zal het gemakkelijk gedaan worden als het moeilijk kan".

Daartegenover is er wel een streven om, gemakshalve, hetgeen dat geregeld dient te worden, niet zodanig te regelen dat het rechtvaardig is, maar zo dat de gezagsdrager, dat het overheidsapparaat met minder moeite toch tot het doel komt, ook al is het minder juist en rechtvaardig.

Daartegen dient gewaakt te worden. De overheid is wel Gods dienaresse, maar zij is er toch om des volks wü, wat echter, zoals boven reeds is gesteld, geheel anders is dan te handelen naar de wil van het volk.

In het houden van Gods geboden is groot loon, zowel voor een persoon als voor een land en volk. Waar zal dan het volk beter mede gediend zijn dan met die onderhouding? Het is wel droevig gesteld onder land en volk, dat Gods geboden zo worden veronachtzaamd. Dat de regering, de rijkswetgever, de lagere gemeenschap, de lagere publiekrechterlijke lichamen zo aan banden legt.

Het is wel droevig dat daarvoor zo weinig oog is, ook onder hen die nog zeggen bij Gods Woord te willen leven. Juist die lagere lichamen zijn zoveel dichter bij het volk, en kunnen zo heilzaam werkzaam zijn tot hét naleven van Gods geboden.

En zij worden belemmerd. Zie maar het stuk, dat „Gemeentebestuurder" over de Zondagswet schreef.

En niet alleen dat daarin de lagere o\'erheid belemmerd wordt, maar het zich niet weten Gods dienaresse leidt tot allerhande bepalingen, die strijden tegen Gods gebod en waarbij de mens niet leven kan. Die het de onderdaan moeilijk maken.

Och, ieder mens heeft een neiging in zich om zelf te heersen, en waar is het einde als de bespreking wegvalt dat de overheidspersoon aan God verantwoording is verschuldigd?

Dan gaat de mens zich uitleven, en dat is niet veel moois. Dan wordt de gezagsdrager, éen machtsopenbaarder.

Uw Zeeuwse Briefschrijver.

Overgangsrecht

Een vergelijking tussen de omstandigheden, waarin het kleuteronderwijs momenteel verkeert, en de eisen, die het wetsontwerp daaraan stelt, maakt het begrijpelijk, dat — zo werd algemeen in het Voorlopig Verslag geoordeeld — aan het overgangsrecht een ruime plaats in het ontwerp is toegekend. De desbetreffende bepalingen ontmoeten echter bij vele leden bedenkingen. Met name was men er niet algemeen van overtuigd, dat de verkregen rechten van schoolbesturen voldoende zeker zijn gesteld. Verschillende gemeenten, zo werd onder meer in het Voorlopig Verslag opgemerkt, hebben zich garant gesteld voor de voldoening van rente en aflossing van een door het schoolbestuur voor de bouw van een kleuterschool gesloten lening. Deze garantie is in strijd met v^'at in het onderhavig ontwerp van wet bepaald is.^Het kan toch niet de bedoeling zijn, dat, mocht de gemeente onverhoopt ter zake worden aangesproken, zij zich met een beroep op dit wetsontwerp aan haar vroeger aangegane verplichtingen zal kunnen onttrekken. Op dit punt, zo oordeelden vele leden, dient het wetsontwerp gewijzigd te worden.

Vele leden wezen er tevens op, dat de huisvesting van de kleuterscholen op het ogenblik in tal van gevallen niet voldoet aan de normen, welke de nieuwe wet stelt. Vooral in grotere steden, zo voegden deze leden er aan toe, zijn tal van kleuterscholen ondergebracht bijvoorbeeld in consistoriekamers, of zelfs in gedeelten van kerkgebouwen, welke klassen veelal wegens het te geringe aantal kleuters niet voor gemeentelijke vergoeding in aanmerking komen. Waarom, aldus wordt door-hen gevraagd, wordt nu het voortbestaan van zulke klasjes, die in vele gevallen met veel moeite uit par-ticuhere middelen worden betaald, of door het bestuur van een lagere of uloschool worden onderhouden, zo plotseling onmogehjk gemaakt? Dit zou, wat de thans van gemeentewege gesubsidieerde scholen aangaat, het geval zijn met 103 scholen in Groningen en Friesland, 65 in Overijssel en Drente, 52 in Noord-HoUand en 168 scholen in Zeeland en een deel van Zuid-Holland. Al deze scholen zouden moeten verdwijnen als de nieuwe wet in werking treedt. Gezien de beperktheid van het beschikbare bouwvolume, zal het naar het oordeel dezer leden daarom nodig zijn ©en ruime overgangstermijn te stellen, binnen weDce de gemeenten en schoolbesturen de gelegenheid zullen hebben hun scholen op het door de wet vereiste peil te brengen. Met klem werd er door deze leden op aangedrongen, door een overgangsregehng het voortbestaan van dergelijke scholen of klassen voorlopig mogelijk te maken.

Ten aanzien van het personeel werd door zeer vele leden gevraagd, of het ontwerp voldoende waarborgen biedt, dat niemand in salaris of pensioengrondslag achteruit gaat. Moet het wetsontwerp niet worden aangevuld, zo werd gevraagd, in die zin, dat de gemeenten, welke op deze punten een gunstige regeling hebben, deze ook na het tot stand komen van de wet mogen handhaven, zonder gevaar te lopen, dat daardoor scholen buiten de subsidiëringsbepalingen van het wetsontwerp zouden komen te vallen?

Het laat zich aanzien, dat het onderhavige wetsvoorstel'aangenomen zal worden, doch het is volstrekt niet zeker of het niet op enkele pirnten alsnog gewijzigd zal worden.

Bij de behandehng van het onderhavige wetsvoorstel verwacht msn eeji vrij heftige discussie. Dit kan ook het geval zijn met betrekking tot de positie van de gehuwde leidster. In het wetsontwerp toch is geen bepaling opgenomen, analoog aan die in de Lager Onderwijswet 1920 betreffende de in het huwelijk tredende onderwijzeres. Daarover kunnen de tongen nog danig in beweging komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 1955

De Banier | 8 Pagina's

Brief uit Zeeland

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 1955

De Banier | 8 Pagina's