Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DOODSTRAF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DOODSTRAF

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

Onder de argumenten, welke de tegenstanders van de doodstraf tegen deze straf inbrengen, neemt het argument een voorname plaats in, dat deze straf de waardigheid van de mens en de waarde van diens leven aantast; een argument, dat hoog opgeld doet onder de humanisten. Dit hgt voor de hand. Bij hen is immers de mens tot een soort van godheid verheven, in die zin, dat zij de mens in het centrum van alles plaatsen, naar wiens inzicht alles op aarde behoort geregeld te worden. De mens is bij "hen het schepsel, dat het in eigen hand moet hebben, ja, wie het recht moet worden toegekend, om naar eigen welgevallen over zijn lot, tot over dat van eigen leven en dood toe, te beslissen.

Merkwaardig en niet minder leerzaam is in deze de opvatting van één hunner voormannen, met name Goethe. Hoewel hij niet onder de tegenstanders van de doodstraf gerekend mag worden, is hij toch een volbloed humanist geweest. Dat hij de doodstraf niet veroordeeld heeft, is vast te stellen uit één van zijn stellingen, waarmede hij destijds promoveerde. Daarin heeft hij zich niet uitgesproken tegen de doodstraf en haar niet afge­ keurd. Overigens blijkt uit al zijn geschriften, dat Goethe de humanistische levensopvatting deelde en met hen de waardigheid van de mens en de waarde van het leven des mensen hoog aansloeg. Men zou nu, consequent gedacht, hebben mogen verwachten, dat hij de zelfmoord scherp had afgekeurd. Het tegendeel is echter waar. In zijn geschrift: „Leiden des jüngen Werthes" is de zelfmoord verheerlijkt, waarin hij ten onzent gevolgd is door Rheinvis Feith, die ook de zelfmoord verheerlijkt heeft.

De woorden, waarmede Goethe, de begrafenis van Werther beschrijvende, zijn geschrift besloot; „Geen geestelijke begeleidde hem", tonen duidelijk aan, welke geest daaruit spreekt. Daarin wordt de mens het recht toegekend om, als het leven hem om de één of andere reden niet meer bevalt, er een einde aan te maken, en als hij er door zelfmoord een einde aan maakt, dan wordt dit zelfs nog verheerlijkt. Niet alleen heeft alzo in de humanistische levensbeschouwing het leven des mensen al zijn waarde verloren, maar ook komt daarin op sprekende wijze tot openbaring, dat de mens het recht toegekend moet worden om eigen­ machtig over het eigen leven te beschikken, zelfs om er een einde aan te maken. Doch als de overheid naar de eis van God het leven van de misdadiger, die zich in koelen bloede aan het leven van zijn naaste vergreep, beëindigt, dan roept men in humanistische kringen moord en brand over de uitgeoefende doodstraf, dan beschrijft men dat zelfs als een weerzinwekkende daad.

Hoeveel hoger dan de humanisten slaat God het leven des mensen in Zijn Woord aan, wanneer Hij dit in het vierde gebod beschermt tegen moord en doodslag. Hij acht dit van zo hoge waarde, dat Hij beveelt, dat degene, die met opzet het bloed van zijn naaste vergiet, met de dood gestraft moet worden. In dit gebod wordt het menselijke leven wel bijzonder hoog en op de juiste wijze aangeslagen. Dit is echter allerminst zo in een humanistische levensbeschouwing. Wat daarin tot uiting komt, is dat de mens souverein zeggingschap over het eigen leven moet hebben en dat zij weigert God als de Heere over leven en dood te erkennen. Een ander argument, dat in andere kringen, nauw verwant aan die der humanis-' ten, tegen de doodstraf wordt aangevoerd, is, dat met het toedienen van de doodstraf de tijd voor bekering van een mens wordt afgesneden. Een argument, dat alle betekenis verliest, als wij bedenken, dat God Zelf de doodstraf verordend heeft. Ook zijn er, die wel eens voor de doodstraf gepleit hebben, omdat deze een mens, wanneer het vonnis des doods over hem uitgesproken is, voor het feit stelt van de hem spoedig wachtende dood en de hem ras naderende eeuwigheid, en dat dit wellicht aanleiding kan geven tot een waarachtige bekering, wat op zichzelf mogelijk kan zijn, doch daarmede is de doodstraf niet te verdedigen; evenmin als zij daarom veroordeeld moet worden omdat zij de bekeringstijd beëindigt.

Dat degene, die de doodstraf in vooruitzicht heeft, daardoor hevig ontroerd, zelfs zeer benauwd kan worden, ja zelfs in smeken en zuchten tot God uit kan breken, zonder dat er een waarachtige bekering des harten plaats vindt, daarvan geeft Dr. Comrie ons een overtuigend bewijs in zijn werk: „Het ABC des geloofs, of Verhandeling van de benamingen des zaligmakenden geloofs".

Hij schreef daaromtrent: „Een voorbeeld, dat wij zelf bijgewoond hebben, moet ik uit de ervarenheid verhalen. Te Edinburg, de hoofdstad van Schotland, werd esn Margareta Dickson gevangen genomen wegens het vermoorden van haar eigen kind. Zij was een zeer godloos, onkundig en ongodsdienstig persoon, maar in de gevangenis verkerende, scheen zij zo aangedaan te worden over de behoudenis van haar ziel, dat zij niet anders deed dan bidden en kermen, dag en nacht. Enige tijd in vele benauwdheid zijnde, betuigde zij aan de leraren en de vromen, die haar bezochten, gedurig, dat zij veel vrede in haar ziel tot God ondervond door Jezus Christus, dat zij gereed was om te sterven. De leraars en de vromen, haar naar alles ondervragende, vonden zulk een kennis en bevinding in deze vrouw, dat zij haar aanmerkten niet alleen als een ware bekeerde, maar als een wondei-werk van Gods genade; alom werd dit verspreid en God werd geprezen in het openbaar en in het verborgen over Zijn genade, aan deze vrouw bewezen. De vrouw werd geëxecuteerd; zij stierf, zo het scheen, zeer bemoedigd, en even vóór de executie bad zij zo krachtig en verzekerd, dat elk, die het hoorde, in tranen wegsmolt.

Maar wat gebeurt er? Deze vrouw, haar tijd in de strop gehangen hebbende, (want in Schotland is het de gewoonte, dat zij nauwkeurig bepaalde tijd van hangen stellen, daar het in dit land is, dat de dood daarop moet volgen), haar vrienden begeerden het dode hchaam om dat te begraven; het werd hun gegeven. Zij legden dit in een kist op een kar om het naar de begraafplaats te brengen. Nadat zij met de kar omstreeks een uur van de stad verwijderd waren, bespeurden zij beweging in de kist, waardoor zij zeer verschrikt werden. Zij bleven staan. De beweging werd hoe langer hoe sterker, hetgeen hen deed besluiten de kist te openen, wat gedaan zijnde, zij bespeurden dat de vrouw was weder levendig geworden. Het hele land van Schotland was vol van het verhaal van de opstanding van deze vrouw uit de doden. Velen dachten, dat God dit gedaan had om de waarheid van haar bekering te bevestigen. Maar wat gebeurt er? De vrouw slaat haar vorige goddeloze levensweg weder in; een jaar na deze opstanding vermoordt zij nog een kind, en werd zo gestraft, dat zij stierf. Dit is omstreeks het jaar 1723 voorgevallen en door heel Schotland bekend".

De tegenstanders van de doodstraf voeren nog wel andere argumenten ter bestrijding van de doodstraf aan, onder meer dat de doodstraf met een beroep op onze verlichte en beschaafde tijd niet te handhaven is, waarover wij in een vorig artikel reeds geschreven hebben, het ongegronde daarvan aangetoond hebbende, en dat de doodstraf evenmin te verdedigen en te handhaven is als men de statistieken raadpleegt. Een argument, dat evenmin steekhoudend is. Ten eerste zijn lang niet alle statistieken zorgvuldig samengesteld, zodat men zich daarop niet verlaten kan; ten tweede heeft de ervaring geleerd, dat tal van statistieken partijdig gekleurd zijn opgemaakt, en ten derde spreekt de ene statistiek de andere meermalen geheel tegen.

Ook brengen de tegenstanders van de doodstraf te berde, dat het vergieten van bloed een ijselijk ding is — op zichzelf ongetwijfeld waar — en dat er daarom geen droppel bloed door de overheid vergoten mag worden. Van zulk een op humanistisch standpunt in zekere zin ongetwijfeld nobel gevoelen ging ook de Franse koning Lodewijk XVI uit, toen hij aan de vooravond van de Franse revolutie zeide: „Ik wil niet, dat er voor mijn zaak een druppel bloed vergoten wordt". Maar het gevolg is geweest, dat er in plaats van druppels bloed in de Franse revolutie stromen bloeds vergoten zijn. De historie geeft ons toch keer op keer te leren, dat, indien de overheid het haar van God toebetrouwde en zelfs nadrukkelijk opgedragen zwaard uit haar handen laat vallen, het dan opgeraapt wordt door allerlei slag van heden, die het op misdadige wijze voor hun doeleinden gebruiken, en dat er dan geen druppels, maar stromen bloeds vergoten worden.

Alles bijeen genomen, staat wel vast, dal de Heere in Zijn ondoorgrondelijke wijsheid de overheid tot heil der mensheid het zwaard in haar handen heeft gegeven, opdat zij dit zal gebruiken om de buitenlandse indringer daarmede, ter bescherming van het leven en het bezit harer onderdanen, te weren, alsook om hun leven te beschermen tegen al degenen, die zich met voorbedachten rade opzettelijk daaraan wülen vergrijpen, zoals dat maar al te vaak nu eens uit plunderen roofzucht, dan weder uit haat en wraakgierigheid, of ook al om andere bepaald misdadige redenen, plaats vindt, ook al zelfs om hartstochten bot te vieren tegenover kinderen, jeugdigen van jaren of vrouwen.

In deze is het stellig zaak, dat er geen doodvonnis op lichtvaardige wijze wordt uitgesproken. Er dient wel terdege een wettig en overtuigend bewijs aanwezig te zijn. Op dit feit hebben in vroegere eeuwen de Gereformeerde theologen en juristen de overheid bij voortduring gewezen; gelijk zij ook bepleit hebben, dat bij de uitvoering van de doodstraf alle wreedheid diende geweerd te worden. Nochtans, en dat zeer terecht, hebben dezelfde personen de overheid voorgehouden, dat zij naar Gods bevel het zwaard had te hanteren en dat zij de moedwTllige doodslager met de doodstraf had te straffen. Dit was niet naar hun eigen inzicht door hen gesteld, maar i"ustte op een hechte en vaste grondslag, die van wijken noch wankelen weet, op Gods onfeilbaar geopenbaard getuigenis. En daarvan mag niet worden afgeweken. Al is het wel zeker, dat degene, die zulks met onze Gereformeerde voorouders voorstaat, tegenstand, bestrijders bij hopen tegen zich in onze tijd zal zien opdagen, waaronder er zijn, die hem met hoon en spot, tot met leugen en laster toe, zuUen overladen. Doch ook al mag dit het geval zijn, daarom mag in deze geen kamp gegeven worden, dewijl het hier niet een mensehjke, maar een Goddelijke instelling betreft.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 september 1955

De Banier | 8 Pagina's

DE DOODSTRAF

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 september 1955

De Banier | 8 Pagina's