Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het eigen land

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het eigen land

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het ligt in het voornemen van de voorzitter der Tweede Kamer en dat der regering om op Dinsdag 8 November de bespreking over de Millioenennota en de daarmede in verband staande rijksfinanciën te laten aanvangen.

Afgaande op de gewisselde stukken, zullen bij die bespreking de spaanders er af vliegen. Doch het is de eerste keer niet geweest, dat er op het regeringsbeleid in het Voorlopig Verslag een scherpe kritiek is uitgeoefend, terwijl bij de openbare bespreking het met een sisser, soms zelfs met een kleine sisser, af Hep; zó zelfs, dat er zoete broodjes tegenover de regering gebakken werden.

Of het in deze ook zo zal aflopen, en of de veelvuldige en scherpe kritiek, welke op het financieel beleid van minister v. d. Kieft in het Voorlopig Verslag is uitgeoefend, achteraf beschouwd niet dan een storm in een glas water geweest is, is op het ogenblik niet uit te maken; wel staat het vast, dat er na de oorlog niet zulk een scherp, beslist afkeurend oordeel over het beleid van een minister van financiën in een Voorlopig Verslag is uitgesproken.

Minister v. d. Kieft, die het Voorlopig Verslag in de Memorie van Antwoord heeft beantwoord en bij de Tweede Kamer heeft ingezonden, gevoelt zich op een paar punten bepaald gegriefd. Zo onder andere vindt hij het een grievende kwalificatie, als de regering en hem in het Voorlopig Verslag ten laste is gelegd, dat de regering door de wijze van presentatie van de begrotingsgegevens de ontwikkeling van de rijksfinanciën zou hebben verduisterd. *

Ook betoont hij, dat hij allerminst er over te spreken is, dat opgemerkt is, dat hij ten aanzien van de rijksfinanciën niet de vereiste zuinigheid betracht heeft. Er is in het Voorlopig Verslag naar waarheid opgemerkt, dat de uitgaven des Rijks tot een zeer grote hoogte gestegen zijn. Dit valt eenvoudigweg niet te ontkennen. Deze uitgaven zijn sinds 1952, het jaar, waarin de heer v. d. Kieft als minister van Financiën optrad, toch heel sterk gestegen. Zij zijn sindsdien bijna met 50 % omhoog gegaan. En niemand zal kunnen ontkennen, dat dit, wat in zulk een betrekkelijk korte tijd geschied is, geen verhoging is, welke er wezen kan, doordat zij toch inderdaad een zeer aanmerkelijke is. Het doet 'hierbij, om geen scherper woord te bezigen, wel wat vreemd aan, als de minister in de Memorie van Antwoord verklaard heeft, dat hij krachtige weerstand tegen de verhoging van rijksuitgaven geboden heeft, en ook daarin gezegd heeft, dat hij zo veel mogelijk naar de betrachting van zuinigheid gestreefd heeft. Dat dit in twijfel wordt getrokken, is zeer wel te verstaan, als men acht geeft op de grote uitbreiding van het ambtenarencorps. Doch de minister gaat allerminst accoord met de in het Voorlopig Verslag uitgesproken mening, dat er uitwassen zijn ten aanzien van de grootte van het aantal ambtenaren. Doch het is wel vast en zeker, dat, indien de conjunctuur omslaat, het grote aantal ambtenaren niet te handhaven zal zijn, en dat er dan ambtenaren ontslagen zullen moeten worden, omdat de financiële lasten, welke dat grote aantal met zich mede brengt, alsdan niet te dragen zullen zijn. Het is volstrekt niet de eerste keer, dat zulks in een tijd van depressie ge- schied is, 'hetgeen dan voor de ambtenaren en hun gezinnen wel uiterst pijnlijk is.

Ten opzichte van het oordeel, dat in het Voorlopig Verslag is uitgesproken, dat de aflopende uitgaven voor oorlogs-en watersnoodschade een nieuwe belastingverlaging mogelijk maken, stelt de minister zich afwijzend. Hij wijst een verder gaande verlaging van belastingen met beslistheid van de hand. Daarop valt helaas dus, zo lang minister v. d. Kieft aan het bewind is, stellig niet te rekenen.

Ten aanzien van de zo hoog geklommen militau'e uitgaven in het licht van de huidige conjuncturele toestand merkt minister v. d. Kieft op, dat inderdaad, op zichzelf gezien, een stijging van de defensieuitgaven, evenals van iedere andere categorie van bestedingen, de strekking heeft de bestaande spanningen te vergroten. Nog afgezien van het feit, dat het niveau van deze uitgaven in' belangrijke mate wordt bepaald door andere dan conjuncturele overwegingen, mag — zo verklaart de minister naar zijn mening echter niet uit het oog verloren worden, dat zij dienen beschouwd te worden in het kader van de overheidsuitgaven — en ook - inkomsten — in haar geheel.

Bij het opstellen van de rijksbegroting voor 1956 heeft de minister, overeenkomstig zijn verklaring, tot richtsnoer gediend, dat er, onafhankelijk van de conjunctuurfase, steeds naar bezuiniging op de overheidsuitgaven, zo ver mogelijk en verantwoord, gestreefd moet worden.

De opstelling van de cijfers in de Millioenennota is volgens hem stellig niet te optimistisch. Het algemeen beeld van de rijksfinanciën is door hem zo duidelijk mogelijk geschetst; in bijzondere gevallen zijn echter overschrijdingen van de begroting ten volle gerechtvaardigd.

De vraag, of de overheidsuitgaven te hoog gestegen zijn — zo oordeelt de minister — kan slechts beantwoord worden in verband met de toekomstige ontwikkeling van het nationale inkomen, waarover uiteraard nog geen oordeel geveld kan worden.

Ook heeft de minister verklaard, dat het getal der uitgaven wel aanleiding geeft tot enige bezorgdheid, docrh niet zodanig, dat op de ingediende begroting alsnog systematisch had moeten bezuinigd worden. Indien mocht blijken, dat de verdere economische ontwikkeling — en daarmede de ontwikkehng van de rijksfinanciën — ondanks een behoedzaam financieel beleid bezuiniging noodzakelijk mocht maken, dan zal de minister die in overweging nemen, respectievelijk dit bevorderen.

Uit het bovenstaande blijkt wel heel duidelijk, dat er een diepgaand verschil tussen de minister en een groot deel van de Kamerleden bestaat omtrent het beleid van de minister. Of dit verschil echter tot heftige debatten zal leiden, is nog allerminst zeker.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 november 1955

De Banier | 8 Pagina's

Uit het eigen land

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 november 1955

De Banier | 8 Pagina's