Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De banneling op patmas

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De banneling op patmas

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Ik, Johannes, die ook uw broeder ben, en medegenoot in de verdrukking, en in het Koninkrijk, en in de lijdzaamheid van Jezus Christus, was op het eiland, genaamd Patmos, om het Woord Gods en om de getuigenis van Jezus Christus. En ik was in de geest op de dag des Heer en. Openbaring 1 : 9-10b

Dan lezen wij van Saul: „En de Heere antwoordde niet, noch door de Urim, noch door de Thummim". Doch Saul liep niet vast. Hij ging naar die vrouw te Endor. Maar Gods arme volk loopt wat keren vast in hun leven, als het is of de hemel van koper en de aarde van ijzer is, zodat het lijkt, dat er geen klacht door kan. Dan schreeuwen zij het wel eens uit:

Gij antwoordt niet; 't Zij ik des nachts moog' kermen. Ik heb geen rust, ook vind ik geen ontfermen

In mijn verdriet.

Het kan zo 'bang zijn in het leven van Gods volk, en dat in de weg, welke de Heere nochtans met Zijn volk op aarde houdt.

Johannes op Patmos. De wereld riep: Uitgepreekt en uitgediend! Doch ziet, zulken kan en wil de Heere juist gebruiken. Johannes als kind van God in de druk en in de banden, schijnbaar verlaten, vergeten uit het hart, als een dode. Maar nu zou de Heere waar kurmen maken, wat altijd waar is, doch elke keer opnieuw waar gemaakt moet worden, namelijk hetgeen Hij door de mond van Jesaja gesproken heeft tot Zijn strijdende en worstelende, zuchtende en menig keer in zichzelf omkomende kerk op aarde: „En gij zult van Mij niet vergeten zijn". O, de waarheid zegt zo: „En de Heere is nabij een iegelijk van hen". Het is wel waar, in de gevoelige verlatenheid van dat volk zeggen ze wel eens: „De Heere beeft mij verlaten en vergeten, want ga ik voorwaarts, ik zie Hem niet, en ga ik achterwaarts, ik merk Hem niet op". Ja, ze kunnen zich zo in de verre afstand van dat lieve Wezen waarnemen, dat ze zeggen: Zal dat nog ooit veranderen, zal er nog ooit een lichtstraal door die duisternis heenbreken en zal ik nog ooit een blijk van Zijn lieve gunst mogen waarnemen, omdat die toch meer versterkt dan alle uitgezochte spijzen?

Doch ziet, als de Heere komt, brengt Hij alles mee. Dan zeiden onze ouden: Het gaat vanzelf, of liet gaat heel niet. En die ouden waren daarin niet mis. Hoe kostelijk komt dat ook openbaar in het leven van Johannes. Want ziet toch niet op het feit, dat Johannes op Patmos was. O neen, dat alleen was het wonder niet. Dan zegt Petrus: „Geliefden, houdt u niet vreemd over de hitte der verdruk­ king". Maar het wonder was, dat de Heere ook' op Patmos was, ook in de verdrukking Zijns volks is, ook in hun banden en moeiten overkomt, opdat Hij aanschouwen zal al hun moeiten en verdriet, en opdat zij het in Zijn handen mogen leggen bij tijden en ogenblikken.

Want wat gebeurde er? We lezen: „Op de dag des Heeren was ik in de Geest". Ja geliefden, op die bediening des Geestes komt het nu steeds maar aan. „Was ik in de Geest". Niet dat Johannes zo geestelijk was, maar hij werd gebracht in de Geest. Dat is een eenzijdig, bedienend Godswerk. Gods volk kan de liefde niet opwekken, noch wakker maken, totdat het dezelve lust. De Heere kwam over in zijn druk, ja de Heere wdlde hem bijzonder, extra-ordinair, gebruiken om aan te tekenen de 'dingen, die haast geschieden moesten voor alle tijden omtrent Zijn kerk. Een onnutte dienstknecht in zichzelf wildte de Heere ten nutte maken. O, de Heere gebruikt toch altijd maar wat anders dan wij menen.

Johannes in de Geest. O eeuwig wonder. Dat ervaart de kerk, als de Heere eens overkomt, springende op de 'bergen. Wat dan onmogelijk is bij haarzelf, is mogelijk bij God. Hoe leert de praktijk van de kerk het, hoe eenvoudig het werk des Heeren is. Eén bediening en het vlees valt er onder, alles valt er onder. Ik was in de Geest en ik zag. O, toen mocht Johannes zien in de Geest door de Geest, hetgeen voor het vlees verborgen is. „En ik zag Eén, de Zoon des mensen gelijk, in het midden van de zeven gouden kandelaren. En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten; en Hij legde Zijn rechtefhand op mij, zeggende: , , 'Vrees niet. Ik ben de Eerste en de Laatste, en Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods".

Wat zal dat geweest zijn voor Joharmes. Daar braken alle banden, daar weken alle duisternissen, daar dreven weg alle verlatenheden en daar mocht zijn oog in de Geest en door de Geest zien op Hem, Die daar wandelt tussen de zeven gouden kandelaren.

Johannes zag de zeven gouden kandelaren. 'Volgens de verklaring aan het einde van het hoofdstuk waren die zeven gouden kandelaren de zeven gemeenten; en waar het getal zeven een vol en Goddelijk getal is, zo kreeg Johannes te zien de ganse kerk Gods, de gemeente, van welke de Heere wil, dat zij zal zalig worden.

En waar zag Johannes die kerk? In de druk? In het midden van een vijandige wereld? In de verachting? In de verguizing? Geenszins, geliefden! Hij zag de kerk liggen aan de zijde Gods, waar ze ligt vanaf de grondslagen der eeuwigheid en waar de 'Vader ze in Christus verkoren heeft tot het eeuwige leven, gegraveerd in de handpalmen Gods en geschreven in het bundeltje der levenden krachtens de souvereine, verkiezende liefde Gods, waaruit Hij hen Uefgehad heeft met een eeuwige Hefde en hen gekend heeft voordat ze als een borduursel gewrocht geworden zijn in de nederste delen de'r aarde. O, wat wordt dat een zalige beleving, èn voor Johaimes, èn voor al dat volk, als ze de kerk met insluiting van zichzelf eens terugvinden in dat vrije welbehagen Gods, in en door Cljistus bemind en gekend. Hoe vast ligt dan de grondslag van Sion. Ja, dan zegt dat volk onder zulk een bediening: , , ïk zal niet wankelen in eeuwigheid". Dan ligt die bediening vast in het welbehagen des Vaders en in de zekerheid des •'.-evbonds, waar de Vader hen in Christus geliefd 'heeft èn tot Zijn eigendom verkoren.

Paulus schrijft zo: „Onze wandel is in de hemelen". En het is waar. De meeste tijd moet de kerk klagen: Wat kleeft mijn ziel aan dit vergankelijke stof! O, de meeste tijd zijn hun wandelingen in de dingen, die geen wezen hebben, doch ziet, als het eens gebeuren mag, gelijk bij Johannes, dat ze aan Gods zijde gelegd worden onder de bediening, wat zakken ze dan weg. Ja, hier weidt mijn ziel met een verwonderend oog. Zakkende in het welbehagen des Heeren, mogen hun wandelingen zijn in de hemelen. „Ik zag, en ziet, de zeven gouden kandelaren, en in het midden Eén, de Zoon des mensen gelijk". Die wandelingen maakt door het midden Zijns volks. Wat wordt het dan zahg beleefd: „Gij zult van Mij niet vergeten zijn". Dan is dte Heere in waarheid nabij een iegelijk van hen, opdat Hij als de grote en eeuwige Hogepriester al hun smekingen en gebeden, gereinigd in Zijn wierookvat. God de Vader welbehagelijk zou voorstellen. O, dan zegt de kerk: Wij hebben een Voorspraak bij de Vader, bij Die, Die daar wandelt tussen de gouden kandelaren van die uitverkoren kerk, welke de Vader gegeven heeft aan de Zoon. Zielzaligende bediening. Vraagt het aan al dat volk: Wat is bediening? En ze zullen antwoorden: Onder de bediening ben ik mijzelf niet meer; dat wordt een zakken in verwondering en in aanbidding.

O vrienden, om zo eens te mogen zijn in de Geest, te geloven dat men ingesloten is bij die zeven kandelaren. Toen dat Johannes te beurt viel, was hij op Patmos, maar er was geen Patmos meer. Dan is dat volk eens voor een ogenbhk de wereld en zichzelf kwijt en mogen zij smaken de rust en het vette van Zijn paleis. Ja, hier wordt elk van liefde dronken. Zalige belevenis op het eiland Patmos. Ze krijgen dan voor één pond verdrukking duizend ponden vertroosting. Dan zijn ze er weer eens bij en mogen geloven, dat de poorten der hel hen niet zullen overweldigen.

Krimpen a. d. IJ.

Ds. M. A. MIERAS

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 1955

De Banier | 8 Pagina's

De banneling op patmas

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 1955

De Banier | 8 Pagina's