Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

LXX.

Het beginsel der Hervorming: Vrijheid gebonden aan Gods Woord en Wet.

Ter wederlegging van de beschuldiging, dat in de Reformatie de eigenlijke oorzaak der revolutie ligt, een beschuldiging, die zowel van de zijde van Rome als van die der liberalen herhaaldelijk naar voren werd gebracht, vestigt Mr. Groen van Prinsterer in zijn „Ongeloof en Revolutie" de aandacht op een drietal punten, die door hem ook nader worden uitgewerkt. Die drie punten luiden als volgt: Het beginsel der Hervorming, de leer der Hervorming en de werking der Hervorming.

Wat het beginsel der Hervorming betreft, wijst Groen er op, dat dit geen onbeperkte vrijheid inhoudt. Onbeperkte vrijheid toch, dat wil zeggen een vrijheid, welke aan geen normen gebonden is, is namelijk geen ware, maar een valse vrijheid of ongebondenheid, die tot losbandigheid leidt. Tegen zulk een vrijheid wordt in Gods Woord nadrukkelijk gewaarschuwd. Gewezen zij daartoe slechts op de eerste Algemene Brief van de apostel Petrus, gericht aan de vreemdelingen, verstrooid in Pontus, Galatië, Cappadocië, Azië en Bithynië, die door de apostel worden aangesproken al? de uitverkorenen naar de voorkennis Gods des Vaders. Dat waren dus mensen, die de wedergeboorte deelachtig waren, gelijk Petrus dit iets verder ook vermeldt, als hij schrijft: „Geloofd zij de God en Vader onzes Heeren Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden". Het waren dus hoog bevoorrechte mensen. Mensen, die uit en van zichzelf alles verzondigd en alles verbeurd hadden, doch aan wie de Heere Zijn onwederstandelijke genade had verheerlijkt en die daardoor in Christus Jezus de ware vrijheid deelachtig waren geworden. daar God Zelf hen had vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods en hun een recht gegeven had tot het eeuwige leven, aUeen om de verdiensten van de Heere Jezus Christus, Die hen had gekocht met Zijn dierbaar bloed. Ja, die mensen waren werkeHjk vrij. Van slaven des satans waren zij kinderen Gods geworden en mochten zij delen in de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods. Van dienstknechten der zonde waren zij dienstknechten Gods geworden en de dood had voor hen zijn prikkel verloren, zodat hij voor hen eigenlijk een blijde bode was geworden om hen te brengen in het Jeruzalem, dat boven is, waar zij voor eeuwig vrij zouden zijn van alles, wat hier op aarde een scheiding maak­ te tussen hen en God. Zo lang zij echter in het vlees waren, moesten zij er voor waken, dat zij de hun geschonken vrijheid niet misbruikten. Zij mochten die vrijheid niet in antinomiaanse geest opvatten en in toepassing gaan brengen, gelijk er in die dagen ook al mensen waren, die zich voor christenen uitgaven, maar die een vrijheid voorstonden, waarbij hun vlees de vrije teugel werd gelaten. Dezulken zijn er thans nog %n zelfs in talrijke mate. Het zijn zij, die roemen in het kruis van Christus, die betuigen, dat Christus voor hen gestorven is en de wet voor hen vervuld heeft, zodat zij nu leven kunnen naar het goeddunken huns harten. Ter waarschuwing nu tegen zulk een levenspraktijk richt Petrus het vermanende woord tot de christenen, aan wie zijn zendbrief gericht was: „Als vrijen, en niet de vrijheid hebbende tot een deksel der boosheid".

De vrijheid, die zij genoten, zo lang zij op aarde waren, was dus geen onbeperkte vrijheid, geen vrijheid om er maar op los te zondigen, geen vrijheid om allerlei boosheid te bedrijven, ook geen vrijheid om zich tegen het over hen gestelde gezag te verzetten. Lees dat maar na in het dertiende vers, waar Petrus de christenen er toe aanspoort alle menselijke ordening onderdanig te zijn om des Heeren wil, hetzij de koning, als de opperste macht hebbende, hetzij de stadhouders, als die van hem gezonden worden, tot straf wel der kwaaddoeners, maar tot prijs dergenen, die goed doen. Gods Woord leert ons alzo onwedersprekelijk geen vrijheid zonder gebondenheid. En waar de Hervorming of de Reformatie het juist te doen was om heel het godsdienstig, staatkundig en maatschappelijk leven onder de heerschappij van Gods Woord en wet te brengen, daar is het niet anders dan een valse voorstelling van zaken, wanneer beweerd wordt, dat de Reformatie de oorzaak der revolutie is. Geheel terecht i^ Groen daar tegen opgekomen. De Hervorming, zo schreef hij in zijn „Ongeloof en Revolutie", wil vrij zijn van menselijke traditie, waar deze de Bijbel weerspreekt; vrij van menselijk bevel, waar dit tegen de bevelen Gods strijdt. Zij wil voorts biddend onderzoek van Gods Woord; niet om de openbaring voor de rede, maar om de vermetelheid van het verstand voor het hoger licht der openbaring te doen zwichten. Wetende, dat alle Schrift van God ingegeven is, geeft 2aj, namelijk de Hervorming, aan allen de Bijbel in de hand, niet omdat zij op der mensen eigen wijsheid rekening maakt, maar dewijl zij op de belofte des Heiligen Geestes vertrouwt, en de natuurlijke mens niet begrijpt de dingen, die des Geestes Gods zijn. De Hervorming wil dus vrijheid, maar niet om aan vorsten of overheden de wet te stellen; niet om zich poHtische voorrechten te verschaffen. Zij staat ook de vrijheid voor om God te dienen naar Zijn Woord en Hem te belijden, waarop Groen dan nog deze veelzeggende woorden laat volgen, namelijk deze: Qeen mijheid oni in elke staat elk gevoelen uit te spreken en aan te prijzen.

Geheel naar waarheid is het, wat door Groen aangaande de Hervorming in deze ene zin in zijn , , Ongeloof en Revolutie" wordt opgemerkt. De Hervorming heeft toch nooit een vrijheid gewild, waarbij bij-en ongeloof zich vrijelijk konden ontplooien. Dr. Kuyper stond dit, gelijk bekend kan zijn, wel voor. In de toelichting op het beginselprogram der A.R.P. schreef hij dienaangaande, dat de overheid moet laten groeien wat groeien wil en kan. Hoezeer ook met voorliefde voor het Evangelie bezield, mag naar Anti-Revolutionnair beginsel, volgens Dr. Kuyper, de overheid zich nimmer door die sympathie laten leiden om predikers, die het Evangelie bestrijden willen, te bannen of te binden. Wil een Jood, aldus Dr. Kuyper, tegen de Messias der Schriften opkomen, of een Mohammedaan tegen de Heilige Schrift, of een darwinist tegen het denkbeeld van creatie, of ook een positivist tegen de wortel, die voor alle heiligheid in het geloof ligt, dat moet hun vrijstaan.

In het vervolg hierover meer, doch wij kunnen nu al wel uit deze enkele zinnen proeven, dat Dr. Kuyper ten deze niet stond op de basis der Hervorming, zoals die in Groens „Ongeloof en Revolutie" beschreven wordt en onder meer inhield, dat zij geen vrijheid voorstond om in elke staat elk gevoelen uit te spreken en aan te prijzen.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1955

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1955

De Banier | 8 Pagina's