Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De goedertierenheden des Heeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De goedertierenheden des Heeren

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met zijn de goedertierenheden des Heeren, dat wij niet vernield zijn. Klaagliederen 3 : 22a

De Klaagliederen van Jeremia zijn ge-Ichreven toen Jeruzalem met de tempel les Heeren tot een puinhoop was gewor-I !en, heel Kanaan verwoest was en Juda I laar Babel in ballingschap was wegge-'oerd; toen schijnbaar alle hoop verniegd was om ooit weer er uit verlost te vorden.

eremia, profeet en dichter tevens, had arenlang tot Juda en de inwoners van eruzalem geprofeteerd, dat een zodani-; e verwoesting aanstaande was, en toen fit alles letterlijk vervuld was, wilde de Jeest des Heeren, dat dezelfde profeet in en hartroerend lied de bevestiging en e vervt-lljns der bedreigü-i si-ui. Gods oor al de verdere geslachten van Israël, i van alle volkeren der'sarde, zou vastjggen.

Vas de profeet eerlijk en oprecht geeest in zijn waarschuwen vóór de vermesting, hij was het evenzeer in zijn lacht en geween, gelijk te verwachten ras van zulk een zoon van Abraham, ook .aar de geest. Het ging hem niet om ijn eigen naam te vestigen als profeet, zant dan had hij gezegd: Ik heb het u angdurig en duidelijk mogelijk gegd, maar gij, Israël, hebt naar mij niet illen horen. Maar het ging hem om de > re Gods, en dat was zijn smart, dat God ijn eer had moeten zoeken en bevorden door gerichten en oordelen, omdat tijn volk Israël weigerde Hem die eer te even, die Hem toekwam,

ok was het doel Gods en des profeten, Am door deze klaagliederen de waarlijk elovige Joden in hun bitter hjden een epaste uitdrukkingsvorm te geven voor un waarlijk ondraaglijke smart en om un een levendige herinnering aan Sion Én Jeruzalem te geven, vooral hun kinden, die in Babel geboren waren en Jewzalem dus nooit gezien hadderi. ^e stof tot overdenking in de Klaaghedel^n is zeer uitgebreid, want Jeruzalem ordt met verbazing gezien als geheel itvolkt. Wie had ooit kunnen denken, lat Jehova Zijn woonplaats zou laten woesten door de heidenen? Jeruzalem as groot onder de heidenen, een vorstin der de landsohappen was cijnsbaar gel^orden. Als God veracht en Zijn wet rtreden wordt, kan Hij in zeer korte ijd alle rijkdom en weelde wegnemen met de roede Zijner verbolgenheid aan, tot verwoesting en verstoring van iUe hoogmoedigen, die weigeren te buiten voor Zijn hoge majesteit.

Jeruzalem, de stad des groten Konings, ? as vanwege haar gruwelijke zonden van aar Koning verlaten, zodat zij nu zat !s een weduwe, tot een aanfluiting der heidenen van rondom, gans onwaard geworden zijnde. Zij had opzettelijk gezondigd, tegen licht en beter weten in, ondanks alle schoonschijnende behjdenis. Ondanks haar uitnemende voorrechten boven alle andere volkeren der aarde, hadden haar inwoners zich aan de afgoderij overgegeven, alsmede aan verdrukking en geweldpleging. De Heere, Die geen ledig aanschouwer was, had haar aan geweid en verdruklcing overgegeven, als met een rechtvaardige vergelding, geen vlees sparende, ook niet van Israël, het door Hem zo beweldadigde volk. Haar vrienden lieten hasj allen in •de ; > tCüJ< -óii iiaudöidojLi i^j^Ul ao-U.^CiOC-.^; zij hield niet één helper over en had geen trooster onder de mensen; maar de Heere was rechtvaardig, want Jeruzalem was Zijn mond wederspannig geweest.

Dat werd door de profeet zeer wel aangevoeld, hoewel hij als echte Israëliet om dat alles zeer weende. Eens hadden de inwoners van Jeruzalem gejuicht vanwege de vele bewijzen van de inwoning Gods, maar dat' was voorbij, verloren door eigen schuld. De ark des verbonds, het symbool van Zijn tegenwoordigheid, was verloren geraakt, om niet meer te zijn Zijn voetbank, Jesaja 66 : 1. De priesters, eertijds dienende de tabernakel, waren gedood, en de tempel, de tabernakel Gods, was door God weggenomen, omdat Israël hem geheel ontheiligd had. Geen profeet om te leren was meer onder hen, daar zij ook geen gezicht meer van de Heere ontvingen. De rechters moesten him plechtige gewaden terzijde leggen en gingen in rouwgewaad, en de oudsten zaten op de aarde, inplaats van op de stoelen des gerichts. Jeruzalems breuk was zo groot als de zre, niemand kon ze helen.

God had Zijn Woord waargemaakt, gesproken door de profeten. De Babyloniërs waren slechts instnunenten van Zijn toom en hadden niets vermocht als Hij Jeruzalem had willen sparen. Heel duidelijk was dat gebleken in de belegering van Jeruzalem door de Assyriërs in de dagen van koning Hiskia. Maar toen werd de Heere door de koning te hulp geroepen, met het eerbiedig uitbreiden der brieven voor Zijn aangezicht; en bij de belegering door de Babyloniërs steunde de koning op Egypte, in plaats van op Jehova, Israels God.

ZeHs Jeremia was bij de aanschouwing van Jeruzalems verwoesting in verwarring en ontsteltenis, radeloos en in duisternissen. Hij wist niet te troosten en leiding te geven, vanwege de smarteUjke en zware beproeving. Hij kreeg geen opening in zijn gebed, en de goddelozen spotten met zijn smart; hij was hun snarenspel geworden. Zijn ziel wankelde en stond op het punt om wanhopig te worden, zodat hij zeide: „Mijn sterkte is vergaan en mijn hoop van de Heere". Maar toen kwam er verandering. God wist hoe het in zijn hart was, en als Hij niet ingreep, dat het breken zou. Daarom deed Hij een lichtstraal van de Zon der gerechtigheid vallen in de duistere ziel des profeten. Toen het een verloren en afgesneden zaak was, kwam God er aan te pas en gaf een wending aan des profeten droef gepeins. Hij deed de profeet bij al de ellende zien, dat het nog erger had gekund. Dat er in de oordelen en gerichten Gods nog inmengselen wa­ ren van Zijn goedertierenheid, en dat Zijn barmhartigheden nog geen einde hadden genomen.

De wegvoering naar Babel was niet alleen een daad van Gods recht, tot straf over de gruwelen der zonde, maar ook een daad van Gods genade, tot verlossing van de zonde. Immers zou de ballingschap niet eeuwen duren, doch zeventig jaren, opdat de afgoderij, de voornaamste oorzaak der ellende, zou zijn uitgezuiverd en afgeleerd. Indien het volk van Juda en Jeruzalem niet zou zijn weggevoerd, hadden zij zichzelf geheel verdorven, maar door de wegvoering van Babel heen, met al haar verschrikkingen, wilde de Heere het overblijfsel behouden, en dat te meer, omdat Israels volk, ondanks al haar gruwelen, bleef de drager der Goddelijke belofte aangaande de Zaligmaker Jezus Christus, Die als een rijsje voort zou komen uit de afgeihouwen tronk van Isaï. Dus kon de Heere Juda en Jeruzalem niet gans verlaten krachtens Zijn waarheid, die dat alles door de profetie verkondigd had en waarvan ook de profeet Jeremia zelf zo veel geprofeteerd had.

Dut bracht de Geest des Heeren weder temg in de zin zijner gedachten, om hem te bewaren voor - wanhoop. Hoewel zwaar 'beproefd, kreeg Jeremia oog voor de goedertierenheden des Heeren, en dat de Joodse kerk was als een braambos, die wel brandde, maar niet verteren zou. Israël was wel vervolgd door men.sen, maar niet verlaten van God, wel nedergeworpen, maar niet verdorven. God had Israël geworpen in de smeltkroes des lijdens. Biet om te verderven, maar om te louteren en te reinigen; niet .om te vernietigen, maar om te behouden.

Het oog krijgend op de goedertierenheden des Heeren, verwonderde 'de profeet zich er over, dat nog niet alles en dat nog niet volkomen alles vernield was; dat het deel des volks, weggevoerd naar Babel, eenmaal wederkomen zou en dat alsdan de Heere weder onder hen zou wonen, totdatkomen zou de Messias, Die met Zijn hart borg zou worden om tot God te genaken; en de gevolgen van Zijn komst zouden zijn, dat Israël Hem tot een volk zou zijn, en God zou Israël, het Israël naar de geest, tot een God zijn.

Barnevekl

Ds. CHR. VAN DAM

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 januari 1956

De Banier | 8 Pagina's

De goedertierenheden des Heeren

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 januari 1956

De Banier | 8 Pagina's