Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Afdeling Visserij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Afdeling Visserij

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van de spreektijd, welke aan de fractie der S.G.P. voor de begroting van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening was toegekend, waren nog slechts enkele minuten overgebleven ter bespreking van de visserij-aangelegenheden.

Deze werden benut om bij de Minister de aanleg van een nieuwe haven te Katwijk aan Zee, de verbetering van de buitenhaven te Scheveningen en de belangen der IJssehneervissers te bepleiten.

Ir. van Dis deed dit in de volgende rede:

Mijnheer de Voorzitter!

De korte tijd, die van mijn spreektijd bij dit hoofdstuk der begroting overgebleven is, wens ik te benutten om enkele onderwerpen te bespreken. De volgorde aanhoudend van het Voorlopig Verslag, wens ik mij allereerst te bepalen tot de aanleg van een nieuwe haven te

Katwijk aan Zee.

Een onderwerp, waarover onzerzijds reeds herhaaldelijk gesproken is, zowel bij de begroting van Landbouw, Visserij en .Voedselvoorziening als bij die van Verkeer en Waterstaat. Wij hebben daarbij steeds het pleit ervoor gevoerd, dat de Regering, gezien de grote behoefte, die er te Katwijk aan een nieuwe haven bes'taat, de aanleg daarvan zou bevorderen. Wij deden dit, omdat wij de argumenten, welke door het gemeentebestuur van Katwijk indertijd ten behoeve van een nieuwe haven werden aangevoerd,

deugdelijke argumenten

vonden. Te meer nog konden vsaj ons voor deze zaak inzetten, omdat reeds in 1946 een commissie, welke door Gedeputeerde Staten van Zuidholland was ingesteld om het verzoek van Katwijk te onderzoeken, tot de conclusie kwam, dat de aanleg van een zeehaven te Katwijk sociaal en economisch volkomen verantwoord was. Nadien echter heeft er andermaal een uitvoerig onderzoek plaatsgehad door een commissie, bestaande uit de heren Van der Mandele, Van der Meer en Nederhorst. Deze commissie bracht eveneens een

zeer gunstig advies

uit ten gunste van de aanleg van een nieuwe haven. De conclusie van deze commissie luidde:

„dat de aanleg van een vissershaven in Katwijk, zowel in verband met het saldo van de directe voor-en nadelen daaraan verbonden, als in verband met de betekenis van een dergelijke haven voor de toekomstige ontwikkeling van de Nederlandse visserij en de bestaansbronnen voor Katwijk vanuit nationaal-economisch standpunt, als ' volledig verantwoord moet worden beschouwd". Bij de behandeling der

Visserijnota

werd bij vernieuwing bij deze Minister op de aanleg van deze haven aangedrongen, doch de Minister nam toen daartegen een afwijzende houding aan, opmerkende, dat de haven van IJmuiden voor Katwijk zeer geschikt is. Dit antwoord van de Minister heeft de Katwijkse reders, de eigenaren-schippers, de vissers, ja, wij kunnen wel zeggen

heel de Katwijkse bevolking

diep gegriefd. Dit werden wij o.m. gewaar bij de gelegenheid van de visserijexcursie, waarbij wij ook een bezoek aan Katwijk hebben gebracht en daar de gelegenheid hadden om met de belanghebbenden te spreken. Eenparig was hun oordeel, dat de haven van IJmuiden voor het gebruik door de Katwijkse vissers zo bezwaarlijk is, dat men zich gedrongen gevoelt, bij de Regering en de Staten-Generaal de aanleg van een eigen nieuwe haven te bepleiten.

In een open brief van 31 Augusfusl955 aan de Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, waarvan de inhoud de Minister wel bekend zal zijn, heeft het

Comité van Actie

„Zeehaven Katwijk" de bezwaren van Katwijk tegen het gebruik van de haven te IJmuiden wel zeer duidelijk aangetoond en tevens namens de kringen van deskundigen haar grote verbazing uitge-Bproken over 's Ministers bewering, dat IJmuiden ook voor Katwijk een zeer geschikte haven is. IJmuiden toch ligt 60 km. van Katwijk verwijderd en moet bereikt worden door een kanaal, waarover zich

29 bruggen

bevinden. Na elke reis moeten zodoende meer dan 1000 vissers heen en weer van IJmuiden naar Katwijk worden vervoerd, wat allemaal geld kost. Voorts moet de in IJmuiden aangebrachte vangst in lichters worden overgeladen of in auto's naar Katwijk worden vervoerd, daar Katwijk de markt van zoute haring is. Alles bij elkaar genomen, gaat er op die manier voor het Katwijkse visserijbedrijf ieder jaar ongeveer

ƒ 400.000

of per logger gemiddeld genomen ƒ 6000 verloren. Bezien in dit licht. Mijnheer de Voorzitter, is het toch alleszins verklaarbaar, dat de Katwijkse bevolking over de uitspraak van de Minister allerminst te spreken, ja zelfs

zeer ontstemd

I was en nog is. De omstandigheden, [waaronder het visserijbedrijf te Katwijk [moet werken, zijn toch zo, dat het zijn (ondergang tegemoet ziet gaan. Dit zou [voor IJmuiden helemaal geen voordeel I opleveren, integendeel, want als het [Katwijkse visserijbedrijf ten gronde gericht is, komen in de haven van IJmuiden ook geen Katwijkse loggers meer. Bovendien is de haven van IJmuiden te klein. De Katwijkse schepen lamnen

zelden of nooit

gestrekt aan de wal liggen. Menigmaal moeten de vissers over 4, 5 of 6 naastliggende schepen klauteren om him schepen te bereiken. Zou men de haven te IJmuiden willen uitbreiden, dan zou dit verscheidene müjoenen kosten. Het aanleggen van een nieuwe haven te Katwijk verdient dan ook verre de voorkeur, behalve uit economische overwegingen, ook uit

l moreel oogpunt

met het oog op de jonge vissers. Ondanks de tegen zijn standpunt ingebrachte bezwaren blijft de Minister dit in de Memorie van Antwoord bij deze begroting ongewijzigd handhaven. Daarbij wijst de Minister op een leemte in het zoeven vermelde rapport van de heren Van der Mandele, Van der Meer en Nederhorst. Daarin toch worden, aldus merkt de Minister op, geen aanwijzingen gegeven over hetgeen geschieden zal met de

verse vis,

die o.a. wordt aangevoerd met schepen, geëxploiteerd door de schippers-eigenaren van Katwijk. De Minister is dus blijkbaar bevreesd, dat Katwijk een Verse-vis-markt zal beginnen. De reders èn de schippers-eigenaren, tezamen omvattende 62 rederijen met in totaal 110 schepen, zijn echter van oordeel, dat het door de Minister aangevoerde be-»? waar

I geen steek

houdt. Zij noemen het nadeel voor de verse-vis-markt, voor het geval Katwijk een eigen haven krijgt, een verondersteld nadeel, en voorts, dat dit geenszins van die betekenis kan geacht worden, dat daaraan de belangen van Katwijk ondergeschikt zouden moeten worden gemaakt, ja zelfs zouden moeten worden opgeofferd.

Wij zijn het hiermede volkomen eens, Mijnheer de Voorzitter! Daarom dringen wij er bij de Minister

ten sterkste

op aan, zijn medewerking te willen verlenen voor de aanleg van een nieuwe haven te Ka'twijk. Wat voorts de verbetering van de haven te

Scheveningen

betreft, daaromtrent is het antwoord van de Minister iets gunstiger, daar in de Memorie van Antwoord dienaangaande wordt medegedeeld, dat de Regering bezig is van de betreffende plannen diepgaande studie te maken. Al is hiermede nog niets definitiefs togezegd, het begin is er en wij hopen voor de Scheveningse visserij, dat de bestudering der plannen

spoedig

tot een beslissing en vooral tot een spoedige uitvoering van de zo noodzakelijke verbetering van de Scheveningse haven moge leiden. Inzake de

IJsselmeervisserij,

Mijnheer de Voorzitter, achten wij het allernoodzakelijkst, dat de Regering ten spoedigste maatregelen zal nemen, zodra de Commissie Beperking Visvergimningen IJsselmeer haar rapport heeft ingediend. Het duurt wel zeer lang, voordat deze commissie met haar taak gereed is. Indien de Minister in de Memorie van Antwoord niet mededeelde, dat de commissie met haar rapport gereed is gekomen en hem dit dezer dagen zal doen toekomen, dan zouden wij haast geneigd zijft geweest te vragen, of deze commissie wellicht een kapstokcommissie is, waaraan de moeilijkheden der IJsselmeervisserij worden opgehangen. Wij vrezen echter, dat, ook als het rapport der commissie zal ingediend zijn, het nog

geruime tijd

zal duren, voordat er beslissingen genomen worden, daar de Minister in de Memorie van Antwoord mededeelt, dat er dan eerst nog een interdepartementaal overleg zal dienen plaats te vinden. Daarmede is gewoonUjk veel tijd gemoeid, zodat er inderdaad reden is om aan te nemen, dat er voorlopig van maatregelen te dezer zake nog wel geen sprake zal zijn. Wij dringen er echter op aan, dat de Minister te dezer zake zal doen wat in zijn vermogen is om een spoedige beslissing te bevorderen.

Uit het antwoord van de Minister bleek wel, dat hij zijn standpunt in zake de haven te Katwijk ten volle handhaafde namelijk, dat het rapport van de commissie—Van der Mandele op bepaalde punten onvolledig was, zodat hij op grond van dit rapport geen beslissing kon nemen. In zoverre was de Minister echter bijgedraaid, dat hij bereid was de aanleg van deze haven met zijn ambtgenoot van Verkeer en Waterstaat in nadere studie te nemen, doch hij wees er tevens op, dat men zich in zake de aanleg van een haven te Katwijk geen geringe voorstelling moest maken, daar de kos'ten hiervan enorm groot zouden zijn. Van de gelegenheid tot repliek werd door Ir. van Dis gebruik gemaakt. Hij sprak daarbij als volgt:

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 januari 1956

De Banier | 8 Pagina's

Afdeling Visserij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 januari 1956

De Banier | 8 Pagina's