Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een gebed om bewaring en verberging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een gebed om bewaring en verberging

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bewaar mij als het zwart des oogappels; verberg mij onder de schaduw Uwer vleugelen.

Psalm 17 : 8

[In Genesis 2 : 15 lezen wij: Zo nam de I Heeie God de mens en zette hem in de [haf van Eden, om die te bouwen en die i; bewaren".

Arbeid is voor de inens geen s|j-af, maar fcii zegen. Het paradijsleven vóór de /.: -udevai bestond dus niet daarin, dat de ün'us zijn tijd in ledigheid doorbracht; inlegsndeel, de Heere heeft de mens een taak gegeven. De volmaaktheid der schepping sloot geenszins de menselijke arbeid uit. De hof van Edea met ; -ijn kostelijk geboomte had verzorging van node, en de mens moest daaraan zijn lichamelijke en geestelijke kracht geven. Het was vanzelf een arbeid, die vrij was van vermoeidheid en onrust, die hij eerst later zou leren kennen; doch een arbeid om de door God in hem gelegde krachten te ontwikkelen en te gebruiken. Het „bewaren" van de hof, wat hem opgedragen werd, toont aan, dat reeds destijds de in de natuur bestaande tegenstellingen, met haar belemmerende krachten om heilzaam te werken, door de mens moesten worden beheerst. Toen echter bood de natuur aan de inspanning des mensen geen onoverwinnelijke tegenstand, gelijk nu dikwijls plaats heeft. Het is ons niet mogelijk dieper op die zaak in te gaan, doch wij merken alleen op, dat God aan Adam, het pronkjuweel der schepping, versierd met Gods beeld, de algemene opdracht gaf om de hof van Eden te bewerken, maar ook te bewaren.

: Uit alles blijkt in welk een volheerlijke staat Adam door God gesteld was. Hij ende God, hij diende God, hij verheerijkte God. Hij deelde in Zijn volzalige [gemeenschap; hij stond als heer over de chopping Gods. Wat een uitgebreide acht had God hem gegeven; welk een ertrouwen had God hem geschonken! elaas, door moed-en vrijwillige ongeoorzaamheid heeft hij zichzelf van God osgescheurd en zich beroofd van al de chatten en gaven, die God hem gechonken had. Adam is van God weggeopen; schandelijk heeft hij Gods beeld erwoest, zijn roeping verzaakt, het euwig oordeel Gods over zich gehaald, ichzelf onder de vloek gebracht, en i? «n slaaf geworden van de vorst der uistemis. Voorwaar, de val van Adam de grootste misdaad, die ooit tegenover od en onszelf gepleegd is.

'evoren was het Adam opgelegd de hof 'in Eden te bewaren, en hij had daartoe het vermogen van God ontvangen; maar nu is hij zó diep weggezonken, dat hij zichzelf niet meer bewaren kan. Het heeft God behaagd, naar Zijn ondoorgrondelijke wijsheid, om, door de diepte van Adams val heen. Zich in Christus te verheerlijksn, tot roem van Zijn deugden en tot zaligheid der uitverkorenen. En nu ligt de zaligheid in het tweede Verbondshoofd, Christus, onwankelbaar vast; zó vast, dat zij niftimermeer gei'oofd kan vvorden.

Een weldaad, wanneer Gods Geest ons ook persoonlijk van de zaligheid verzekert. Maar dat sluit de strijd hier in dit leven niet uit. Zo lang Gods kinderen hier op de aarde zijn, leven zij in 's vijands gebied en zullen gewaar moeten worden hoe machteloos en krachteloos zij in zichzelf zijn. Gods volk is in zichzelf zó weerloos, dat zij van ogenblik tot ogenblik de bewaring en bescherming des Almachtigen van node hebben. Het zal hier een afhankelijk leven blijven.

Maar anderzijds, aan hoe vele gevaren zij ook bloot mogen staan, uit-en inwendig, hun Verlosser is sterk, Heere der heirscharen is Zijn Naam. Het is een voorrecht, wanneer Gods kind de gevaren mag kennen, maar ook gedurig uit zichzelf wordt gedreven tot die God, Die hem bewaren kan en zal, gelijk wij daarvan nu iets wensen te vernemen.

De psalm, waar de woorden in voorkomen, die wij hierboven schreven, wordt met nadruk genoemd: Een gebed van David. Ja, er i.s_ook voor Gods volk nog verschil tussen bidden en bidden.

Gods lieve Geest moet het ons leren bij aanvang en voortgang, om in waarheid, in Christus' naam, onze smekingen te mogen nederleggen en ons hart uit te storten voor Gods troon. Steeds meer zullen zij dat in hun leven gewaar worden, dat het alleen Gods eigen werk is. Er zijn bijzondere tijden, dat op een bijzondere wijze de nood wordt opgebonden, en dat op een bijzondere wijze de hemel voor dat arme volk wordt geopend.

Helder en klaar was in deze psalm voor Davids ziel de gerechtigheid Gods, die voldoening had gevonden in de gerechtigheid van Christus. David had door genade zichzelf mogen afkeuren, en God had het ook gedaan. Maar o eeuwig wonder, hij was niet verzonken in de afgrond van ongerechtigheid, maar zijn ziel was vrijverklaard door God de Vader, als de ^andhaver van het recht, op grond van Me gerechtigheid van Christus. Het be-'wustzijn van zijn deel aan Christus en aan Zijn gerechtigheid stond hem helder Voor ogen.

^et was een vlakke weg tussen God en ^ijn ziel. Er lag niets tussen. En omdat 'God Zelf in zijn hart en leven het alles lapgeruimd had, en zijn ziel mocht zin-|; en op die eeuwige gerechtigheid Gods, .j§as daar die kinderlijke vrijmoedigheid '%a tot God te gaan. Wat was de genade groot, en bovenal, wat had de God van ille genade Zich heerlijk gemaakt in het •hart van Isaï's zoon. In zijn huis en farailie laag geacht, maar van eeuwigheid fen plaats in het hart Gods, en in de tijd met God verzoend door de dood Zijns Zoons, in eer hersteld. God had zijn voeten gesteld op de Rotssteen Christus.

Groot was het gevaar, waarin hij verkeerde. Saul, die God verlaten had, en nu ook van God verworpen was, zocht Davids leven. O, wat was Sauls vijandschap tegen de souvereiniteit Gods groot; en die brandende vijandschap openbaar-, de hij tegen David, de beminde, maar ooi; de gezalfde des Heeren.

- ïnp man! Hij poogde met alle geweld G, ds raad te vernietigen en tegenover die hoge God Zichzelf te handhaven.

Maar neen, daar was voor Saul geen kans van slagen. De raad des Heeren bestaat tot in der eeuwigheid. En al degenen, die God in de weg staan, kunnen er zeker op rekenen, dat zij uit de weg geiuimd worden. God laat niet met Zich spotten. Toch kunnen de vijanden des Heeren onder de toelating Gods kinderen veel benauwen en in uiterste engten dringen.

Wat zijn de diepten des satans soms groot, en wat is de vervolging van de vijand als op leven en dood.

Zo was het ook op esn bijzondere wijze in het leven van de Zoon Gods hier op aarde. Als de Knecht des Vaders kwam Hij, aangenomen hebbende onze menselijke natuur, om daarin te dragen de volle last van de eeuwige toorn Gods tegen de zonde van het ganse mensehjke geslacht.

Hoewel Christus alleen leed en stierf voor Zijn voUc, moest Hij toch die volle, ongedeelde toom dragen en doordiagen, om Zijn volk er voor eeuwig van te verlossen. Christus kwam op de wereld als dat beloofde Vrouwenzaad, Die satans kop zou vermorzelen, en teniet zou doen degene, die het geweld des doods had, dat is de duivel, Hebr. 2 : 15.

Hij kwam om de werken des duivels te verbreken. Nimmer is er een persoon geweest, die in zulke diepten kwam en in zulk een Zware strijd was gewikkeld, hetgeen onze bevatting ver te boven gaat. Dat lijden en strijden van Christus is van die aard geweest, dat het alle beschrijving oneindig te boven gaat. De volle toorn Gods heeft Christus gedragen, het volle gewicht van de erf-en dadelijke schuld Zijns volks kwam op Hem. Al onze ongerechtigheden heeft de Heere op Hem doen aankomen. De volle vloek van de wet heeft Hij gedragen. De ganse macht der hel is op Hem losgelaten. Hij is van God geplaagd en verdrukt geworden. En Zelf riep Christus: „Schouwt het aan, gij allen, die op de weg voorbijgaat, of er een smart is gelijk deze Mijn smart".

Gr.-Rapids

Ds. W. C. LAMAIN

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 1956

De Banier | 8 Pagina's

Een gebed om bewaring en verberging

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 januari 1956

De Banier | 8 Pagina's