Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een gebed om bewaring en verberging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een gebed om bewaring en verberging

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bewaar mij als het zwart des oogappels; verberg mij onder de schaduw Uwer vleugelen.

II. vleugelen. Psalm 17 : 8

06 ver het gaan kan, zien wij in David, ie man naar Gods hart. Satan kan onder e toelating in de grootste vertwijfeling jrengen, ja soms aan de oever des Js. Hij bezocht Job met boze zweren, - n hij sloeg Paulus met vuisten. Hij gaat m als een briesende leeuw, zoekende hij zou mogen verslinden. Maar hoe groot is ook de kracht der verzoeking en verleiding van de vorst der duisternis, die soms komt als een engel des lichts. Zo het mogelijk was, hij zou de uitverkorenen verleiden. '

De wereld zoekt de ondergang van Gods volk te bereiden. Haar vijandschap is bitter. God heeft eenmaal een kloof gelegd in de wedergeboorte tussen hen en de wereld. Zij zijn door God Zelf uit die wereld getrokken, en door genade hebben zij die wereld een scheldbrief gegeven. En omdat zij nu van de wereld niet zijn, haat de wereld hen. In hoon en smaad openbaart de wereld haar afkeer van en vijandschap tegen Gods kinderen. Wat moeten sommigen van Gods kinderen in het bijzonder veel van die vijandschap ondervinden. Er zijn er, voor wie het een vermaak is om Gods kinderen te plagen. Het is of ze er voor leven. Sommigen doen het bedekt, op verborgen wijze, daar weer anderen het zonder schaamte in het openbaar aandurven om het leven van Gods kinderen bitter te maken. Maar de één zowel als de ander ziet de hoogheid des Heeren niet aan, en zij worden als trawanten van de duivel gebruikt om Gods volk te beroeren.

Beseffen zij, dat zij zulk een groot kwaad doen? Sommigen zijn er zich van bewust, doch anderen menen, met Saulus vóór zijn bekering, Gode er een dienst mede te doen.

De één zowel als de ander echter is diep te beklagen, want God neemt het toch voor Zijn volk op. Alle instrument, dat tegen dat volk bereid is, zal niet gelukken, en alle tong, die in het gericht tegen hen opstaat, zal God verdoemen; dat is de erve der knechten des Heer en, en hun gerechtigheid is uit Mij, spreekt de Heere, Jesaja 54 : 17.

En nu zouden satans pijlen en de vijand-«chap van de wereld niet zo veel vermogen, ware het niet, dat 's Heeren kinderen een vlees omdroegen, dat zich met die vijanden heeft verzwagerd en verbonden. Wij lopen zelf zo menigmaal het gevaar tegemoet, en wagen ons op terreinen, waar wij onszelf zo veel ellende veroorzaken. O, dat ogenblik, dat David zijn roeping verzaakte en, instee van mee te strijden, op het dak ging wandelen. Was Petrus maar nooit gekomen in de zaal van Kajafas. Maar och, dat ondoordachte en onvoorzichtige handelen, wat een tranen heeft het hen gekost!

Ons vlees onderwerpt zich de wet Gods niet, en de overblijfselen van de oude mens der zonde, die door alle zielsvermogens blijven heengetrokken, spannen met duivel en wereld samen om Christus van de troon te stoten en de zid ten verderve te leiden.

Die oude mens bewerkt soms een wapenstilstand met de zonde, en als wij door Gods kracht de zonde niet doden, dan doodt de zonde ons. Gods volk kan de genade wel nooit verliezen, het beginsel, dat God in hen gewerkt heeft, blijft wel in hen, maar och, het dadelijke leven aan onze ziel, de kinderlijke vrijmoedigheid, de vreugde des heils, kunnen zij verliezen door het toegeven aan de zonde. Waar liggen wij toch voor open, bij dagen en bij nachten, ja ieder ogenblik van ons leven. De strijd duurt tot het einde toe. En wij worden gewaar, dat satan, wereld en zonde sterk zijn, en wij zijn van onszelf toch zo zwak. De oude dichter van Psalm 89 heeft het toch zo klaar en duidelijk bezongen:

Zo wij sterk zijn, daarvan hebt Gij alleen de eer. Vermogen wij ook iets, zulks alles komt, o Heer', Van Uw goedheid, die onz' bescherming is bevonden.

Wat worden waj beschaamd en wat komen wij bedrogen uit met het steunen op onze eigen kracht. Neen, er is gesn sprake van, dat wij onszelf bewaren kunnen.

Noch in onze bekering, noch in onze rechtvaardigmaking en ontvangen weldaden, ligt de kracht om staande te blijven in de geestelijke strijd. Zonder God zullen wij het zeker verspelen, en buiten Christus, die grote Overwinnaar, zullen wij zeker het onderspit delven. Wat is het daarom een weldaad, om van onszelf te mogen afzien, en te wanhopen, niet alleen in belijdenis, maar ook in dadelijke beleving, aan eigen kracht en vermogen.

Dan, ja dan is de weg open om met onze nood de toevlucht tot God te nemen. God -iet naar waarheid in het 'binnenste. Zo img wij heimelijk nog steunen en leunen up iets buiten Christus, krijgen wij geen doortocht. Dan zegt de Heere tegen Zijn volk: Ik zou hen wel verlossen, maar zij spreken leugenen tegen Mij", Rosea 7 : 13. God Zelf moet ons van alles buiten Hem afbrengen, om alleen door het geloof op Hem te zien, Die de Toevlucht is van Israël, en de Sterkte van Zijn volk. Joel 3 : 16.

God ijvert voor Zijn eigen eer, en die eer bekomt Hij niet wanneer wij steunen üp eigen kracht, en steunsel zoeken bij het schepsel. Daarom bestuurt God het in het leven van Zijn gunstgenoten zo, dat zij teleurgesteld met zichzelf uitkoinen, maar ook bedrogen met alles wat buiten Christus is. God spaart geen vlees ( • Hij houdt zulke wegen, dat niemand anders dan Hij Zelf overblijft als de enige Bewaarder en Toevlucht der Zijnen. David heeft dat mogsn ervaren en beleven. Het gevaar, waarin hij verkeerde, was groot, zijn leven hing als het ware aan een draad, van dag tot dag. God al­ leen kon hem maar bewaren en verlossen. In zichzelf had hij geen waarde of betekenis. Hij had geleerd, dat aan zija zijde alle recht en aanspraak verloren was. Maar die wetenschap ver\Trlde zijn ziel niet, neen, hij had ook bewustzijn er van, dat hij vrij en souverein door God gekend en bemind was. God had op hem neergezien. Plij lag in het welbehagen Gods, in het verbond der genade, dat de Vader maakte met Zijn Gezalfde, met Zijn uitverkorene, was hij begrepen. En dat verbond weet van geen wankelen of wijken. De grondslag daarvan, die alleen in God drieënig ligt, kan nooit ondermijnd worden.

Daarenboven, David was gezalfd tot koning, niet uit een kruik, die spoedig stuk kan breken, maar uit een hoorn, die, al werpt ge hem tegen de sterkste rotssteen, niet in stukken zal vallen. En waar uit Davids lendenen Davids grote Zoon, de Messias, zou geboren worden, daar was hij toch een duidelijk voorwerp van Gods liefde en gunst.

Grand-Rapids Ds. W. C, LAMAIN

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 februari 1956

De Banier | 8 Pagina's

Een gebed om bewaring en verberging

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 februari 1956

De Banier | 8 Pagina's