Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Openbaring des Heeren aan Thomas

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Openbaring des Heeren aan Thomas

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Thomas, één van de twaahe, gezegd Didymus, was met hen niet, toen Jezus daar kwam.

De andere discipelen dan zeiden tot hem: Wij hebhen de Heere gezien. Doch hij zeide tot hen: Indien ik in Zijn handen niet zie het teken der nOr gelen, en mijn vinger steek in het teken der nagelen, en steek mijn hand in Zijn zijde, ik zal geenszins geloven.

En na acht dagen waren Zijn discipelen wederom binnen, en Thomas met hen; en Jezus kwam als de deuren gesloten toaren en stond in het midden en zeide: Vrede zij ulieden!

Daarna zeide Hij tot Thomas: Breng uw vinger hier en zie Mijn handen, en breng uw hand en steek ze in Mijn zijde, en wees niet ongelovig, maar gelovig.

En Thomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Heere en mijn God.

Johannes 20 : 24-28

De Paasdagen, waarop wij de opstanding es Heeren uit de dood herdenken mochen, liggen weder achter ons. Van die optanding leert ons de apostel in Romeien 8, dat zij meer is dan het lijden en terven van Christus. Ware toch de Heee in het graf gebleven, hoe zou één zonaar hébben lomnen opgewekt worden it de geestehjke dood, waarin wij allen an nature liggen? Ja, ook de tijdeHjke, och de eeuwige dood ware verbroken. aar Christus kon van de dood niet gehouden worden. Het recht Zijns Vaders iste Zijn opwekking. Nu dat recht volomen was voldaan, moest de vrijspraak olgen van Hem, Die Zijn ziel in de dood ad uitgestort. Die vrijspraak des Vaders verd gegeven in de opwekking uit de ood. Daarenboven had Christus macht m Zijn leven niet alleen af te leggen, naar hetzelve ook weder aan te nemen. och satan met al zijn hellemachten, noch steen en zegel, noch de krijgsknechen, die de wacht bij het graf hielden. onden de gekruiste en gestorven Zalignaker in het graf houden. De Leeuw uit uda's stam verrees in eeuvidge overwining op de morgen van de derde dag. n de dood heeft over Hem geen macht neer. Ook heeft de Heihge Geest in de pstanding van Christus gewrocht. Die Krachtelijk bewezen is te zijn de Zoon ods, naar de Geest der heiligmaking, it de opstanding der doden, namelijk ezus Christus, onze Heere.

Zo verrees dan de Heere uit het graf en verwierf Hij het eeuwige leven voor e Zijnen. Hij is opgewekt tot hun rechtvaardigmaking en Hij leeft opdat zij euwig leven zullen in Hem. In de opstanding des Heeren is Zijn uitverkoren Kerk rechtvaardig voor God gesteld in haar gezegend Hoofd. In Hem is zij opewekt uit de dood en leeft zij in alle euwigheid. Door de kracht dier opstanding worden de gekochten met Christus' Woed in de tijd des welibehagens opgedekt uit de doodstaat en zullen zij de Pjuelijke dood overwinnen, ja de opstan­ ding des Heeren is een onderpand hunner zalige opstanding.

Die blijmare dier opstanding is van de hemel uitgeroepen. Een engel des Heeren, die de steen van het graf heeft afgewenteld, heeft het de vrouwen bekend gemaakt, dat haar Heere en Verlosser niet meer in het graf was, maar was opgestaan van de dood. Ja, wat meer is, de Heere Jezus heeft Zichzelf geopenbaard aan de Zijnen en hun harten met blijdschap vervuld. Hij maakte hun de kracht Zijner eeuwige verlossing deelachtig, gelijk Hij gesproken heeft: „Ik leef en gij zult leven". Hij redde hen uit de strikken van het ongeloof, opdat zij zich in Hem verheugen zouden met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde. Deze vrucht van de openbaring van de verrezen Zaligmaker zien wij bij de vrouwen en bij de jongeren telkenmale als zij de Heere hebben mogen aanschouwen. In het bijzonder vinden wij die vrucht ook bij Thomas, als deze discipel uitroept: , , Mijn Heere en mijn God".

Bij de openbaring des Heeren aan Thomas wens ik uw aandacht nu nader te bepalen.

De discipel, aan wie deze openbaring ten deel viel, was Thomas, één van de twaalve, gezegd Didymus. Met deze Griekse naam was de discipel meest buiten Israël bekend. Thomas betekent: tweeling. Wie zijn tweelingbroeder was, is ons niet beschreven. Men heeft er Mattheüs wel voor gehouden, omdat bij het noemen der discipelen Thomas steeds naast Mattheüs wordt genoemd. Hoe dit zij, wij zouden gelukkig zijn indien wij 'n geestelijke tweelingbroeder door genade worden mochten, in het bijzonder zo ook wij mochten komen tot het grote voorrecht, om door het geloof Christus te mogen omhelzen als: „Mijn Heere en mijn God".

Thomas verkeerde veelal in de banden van het ongeloof. Zijn leven was gedurig in vele bezwaren, en doorbrekend licht werd bij hem niet gevonden, al gaf hij blijk er van, dat de oprechte liefde van Christus in zijn hart woonde. In deze jonger des Heeren wordt zo duidelijk, dat, hoewel het geloof door de liefde is werkende, evenwel niet steeds het geloof krachtig doorbreekt bij de genietingen der hefde. Gods volk kan soms van de Hefde Christi veel smaken en toch weinig wasdom verkrijgen in het geloof. Dat was bij al de discipelen wel zo. Drie jaren lang hadden zij met de Heere gewandeld en de hefde van en tot Hem was zó sterk in hun harten, dat zij, toen allen Hem verlieten, zeiden: „Heere, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens".

Maar toen Christus Zich in de hand Zijner vijanden overgaf, om gekruisigd te worden, werden zij allen aan Hem geërgerd. Indien zij een weinig geloof hadden mogen oefenen, zouden zij in Zijn offerande de grond hunner zaligheid gevonden heibben. Maar het was verborgen voor hun ogen. Ook de vrouwen zijn een bewijs er van, dat de oefening van het geloof bij die der liefde achterblijven kan. De liefde da-ong hen, om haar Heere te eren; en zij bereidden specerijen om Hem te balsemen en zij zochten de Levende bij de doden. Het geloof had xK-t die kracht in haar, dat zij Zijn opstanding verwachtten.

Zo nu is het dikwijls bij Gods volk, in het bijzonder in hun eerste tijd. Als de liefde dan mindert, blijft er geen grondslag over, en vandaar de vrees, die hen vervult, dat zij nog geheel vervallen zullen en de tegenwoordige wereld weder liefkrijgen.

Thomas had en •zeer bedrukt leven. Voor de eerste maal lezen wij van hem in Johannes II. De Heere gaat naar Bethanië, want Lazarus is gestorven. Doch daar onder de rook van Jeruzalem is het niet veilig. Nog onlangs hadden de Joden daar gezocht de Heere te stenigen. De discipelen wilden dan ook hun Meester van Zijn voornemen, om naar Bethanië te gaan, afbrengen. Maar Christus ant­ woordde, dat er twaalf uren waren in de dag. „Indien iemand in de dag wandelt, zo stoot hij zich niet, overmits hij het licht dezer wereld ziet". De twaalf uren van de dag, die Cliristus'op aarde toeven zal, zal Hij het werk Zijns Vaders doen. Hij zal dan ook gaan, opdat Hij Zijn Goddelijke kracht in de opwekking van Lazarus verheerlijken zal. De discipelen behoeven dus niet te vrezen, want de Heere wandelt in het licht en zal Zich niet stoten gelijk hij, die in de nacht wandelt.

Maar voor Thomas is het volstrekt niet licht. Hij bUjft het maar donker inzien. De vijanden zullen komen en zijn Heere doden. Doch als het dan zo wezen moet: „Laat ons ook gaan — zo zegt hij — opdat wij met Hem sterven". De hefde maakt Thomas getrouw tot in de dood, doch het licht des geloofs ontbreekt hem over het woord, dat de Heere gesproken heeft.

Zo is het ook in Johannes 14, waar ten tweeden male over Thomas gesproken wordt.

Joharmes 14 is het kraöhtig troostkapittel voor de discipelen en voor al Gods volk. Ontroerende gebeurtenissen staan voor de deur. De vijand zal zijn hand slaan aan de Herder Israels, en de schapen zullen verstrooid worden. Maar de Heere trekt Zijn bedroefde en bestreden jongeren uit de diepste druk op tot de eeuwage overwinning. „Gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden". O, dat toch Gods volk het oog naar boven richte. De Heere zal hen opnemen in heerlijkheid. Hun woning is bereid. Naar de Schriften is Christus ingegaan in het heiligdom, dat ni^t met handen gemaakt is. Hij kon dan ook zeggen tot Zijn discipelen: „En waar Ik heenga, weet gij, en de weg weet gij".

Wijlen Ds. G. H. Kersten

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 april 1956

De Banier | 8 Pagina's

De Openbaring des Heeren aan Thomas

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 april 1956

De Banier | 8 Pagina's