Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Groen van Prinsterer over de Formulieren en het Synodaal kerkbeheer.

pe vorige maal hebben wij toegezegd pit het tweede vertoog, voorkomend in kroens geschrift: „Het recht der Hervormde Gezindheid", één en ander naar |oren te zullen brengen. In dit tweede lertoog, handelend over „De Formulieren |n het Synodaal kerkbeheer", begint ïroen met het stellen van de vraag hoe pet komt, dat er ten behoeve der waarzo weinig beproefd is. Voorts hernnert hij aan het ontbreken van eenheid pij gelegenheid van de Adressen der zeten Haagse heren uit de jaren 1842 en 1843 doordat er waren, die meenden, dat Je waarde van de Heihge Schrift gevaar liep in de schaduw te worden gesteld, lis benevens deze de Formulieren van pnigheid als maatstaf werden gesteld. kn beweerde aan de ene kant, aldus ^roen, dat aan de Formulieren te veel, lan de andere kant, dat aan de Formuperen te weinig waarde gehecht werd. Tweeërlei richting was er, tengevolge Iner levendige overtuiging aangaande Iwee waarheden, beide onmisbaar; de pne waarheid, dat geen mensenwoord paast het Woord van God mag worden pesteld; de andere, dat zonder gemeentchap in het geloof, er geen gemeenl^^ap, geen kerk is. Vervolgens stelt •»rosn de vraag of er waarlijk reden tot Jodanige tegenstelHng bestaat. Zijn ant- »'oord luidt daarop als volgt: „Mij dunkt, pat men van weerskanten gelijk heeft, zo ^ng men elkander geen ongelijk geeft; ' lang men niet, door eenzijdigheid der Ppvatting, de natuurlijke bondgenote als penpartij beschouwt,

peide richtingen hebben elkander nodig, pmdat beide waarheden ter behoorlijke |«rvulling onzer Christelijke verplichng, als leden ener gevestigde kerk, wor- P«n vereist; omdat zij, door elkander te bestrijden, ontaarden, de ene in een bekrompen vasthouden en buitensporig huldebetoon aan feilbare schriften, de andere, in een overmoedig prijsgeven van het eigendom en van het wezen der kerk; omdat zij, wel verre van tot afzondering en strijd te mogen brengen, integendeel, door elkander op de rechte waarde te schatten, kunnen en moeten strekken tot wederzijdse ondersteuning tegen aanvallen, waardoor zowel de Heilige als de Symbolische Schrift aangerand wordt. De wenselijkheid ener wegneming van dit misverstand is meermalen, en niet vruchteloos, te berde gebracht.

In meer dan één samenkomst is de zegen gebleken op broederlijk en biddend overleg, op de openhartige en tevens kalme mededeling van uiteenlopende gevoelens, welke daar alleen mogelijk is, waar het spreken en horen in een geest van christelijke ootmoed en liefde geschiedt. Aan de ene kant heeft men herinnerd, dat een kerk door geen Formulieren gevormd of gered wordt; dat men ze aan de leraars en aan de gemeenten niet opdringen kan; dat de toestand onzer dagen, nu de dwaling overal post gevat heeft, niet vergelijkbaar is met die van 1618, toen de invloed der wanbegrippen binnen een deel der geestelijkheid beperkt was; dat de Formuheren, hoe leerrijk en zalvend, een belijdenis waren inzonderheid voor de tijd, waarin zij afgelegd werd; inzonderheid ter weerspraak van de valse stellingen, die toen tegen het Evangelie werden gericht; een vorm der waarheid, tegen de toenmalige vorm der leugen berekend en gepast; dat er geen terugkering, maar vooruitgang moet zijn; dat de eenzelvigheid der waarheden, waarop wij met de vaderen prijs stellen, niet op eenzelvigheid der uitdrukkingen berust. Dat men niet de verouderde en in zeker opzicht afgestorven vorm moet hernemen of terugwensen, maar een herleving tegemoet behoort te zien. Dat de onveranderlijke waarheid zich in de menigvuldigheid der gedaantewisselingen telkens onder een ander kleed, telkens met een andere wapenrusting openbaart; in de versheid der redenering de onuitputtelijkheid der wijsheid, die van boven is, bewijst; te midden der duisternis met de glans van jeugdige

heerlijkheid schittert; in wezen dezelfde, duizendvoudig in de wijs, waarop zij de veelsoortige dwaling te keer gaat en overwint".

De lezer zal begrepen hebben, dat Groen in het zoeven aangehaalde de redenen vermeld heeft, welke in zijn tijd aangevoerd werden tegen het handhaven der Formulieren. Redenen, welke men in onze tijd al evenzeer beluisteren kan. Wat dit betreft, verschilt deze tijd niet van de vorige eeuw. Evenals toen zijn er ook in onze dagen talloos velen, ook buiten de Ned. Hervormde Kerk, die de Formulieren van Enigheid verre van gunstig gezind zijn, omdat ze naar hun gevoelen veel te ouderwets zijn. En dezen behoeft men niet alleen te zoeken bij de vrijzinnigen of modernen, maar evenzeer onder degenen, die zich orthodox en- zelfs gereformeerd noemen. Dezulken moeten van bepaalde gedeelten dër Formulieren niets hebben, en wel in het bijzonder niet van dat gedeelte, hetwelk handelt over de vijf artikelen tegen de remonstranten. Mr. Groen van Prinsterer stond hier echter geheel anders tegenover. Zeker, ook hij stelde Gods Woord boven alles. Dit was volgens hem het enige zwaard, dat te allen tijde tweesnijdend en scherp is. Maar, zo oordeelde Groen geheel ten rechte, als de belijdenis ener kerk eenmaal overeenkomstig Gods Woord is, dan blijft zij ook waarachtig. Dan behoort bij het voortbestaan der kerk ook het voortbestaan van haar symbolische schriften; dan staat de wenselijkheid van vooruitgang in onafscheidelijk verband met de goede richting van het ingeslagen pad. Wanneer er dan ook geen overeenstemming is met wat men, op grond van de Heilige Schrift, als zaligmakende waarheid beschouwt, dan gaat, aldus Groen, de kerk teniet. Een leraarsambt te willen zonder geloof aan de kerkleer noemde hij voorts een tastbare ongerijmdheid, terwijl het lidma'atschap der kerk vanzelf reeds eerbiediging te kennen geeft van hetgeen zij belijdt en van hetgeen tot haar historische ontwikkeling en tot de ziel van het gemeenteleven behoort. In het vervolg van zijn vertoog weerlegt Groen dan een viertal tegenwerpingen, welke als volgt luiden: a. gij toont wantrouwen in de algenoegzaamheid van Gods Woord; b. gij moet, om consequent te zijn, de onvoorwaardelijke ondertekening der Formulieren, tot in de minste bijzonderheden, eisen; c. gij miskent de geest der Evangehsche opwekking, die, over kerkelijke afscheidingen heen, aan alle gelovigen de broederband reikt; d. gij betwist aan de herlevende kerk de bevoegdheid om, in haar eigen taal, de grote wonderen Gods te vermelden. Op de weerlegging dezer vier tegen Groen ingebrachte tegenwerpingen hopen wij D.V. in het vervolg nader in te gaan.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 1957

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 1957

De Banier | 8 Pagina's