Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Huurwetten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Huurwetten

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar de mens bezien, zal het niet zulk een heel lange tijd meer duren, of deze komen in de Tweede Kamer in behandeling.

In de daarover uitgebrachte Voorlopige Verslagen zijn er van verschillende zijden ernstige bezwaren tegen de inhoud van de door de regering ingediende voorstellen van wet geuit.

En dit niet zo zeer tegen een verhoging van de huren op zichzelf. Daarover is men het vrij algemeen vel eens onder de Kamerleden, dat deze gewenst, billijk, ja noodzakelijk is, al werd het door hen sterk betwijfeld of alle oude woningen voor huurverhoging in aanmerking komen.

Daar is zelfs in de verslagen opgemerkt, dat het billijk en naar behoren geweest zou zijn, indien de huren al veel eerder verhoogd zouden geweest zijn. Ten onrechte toch hebben de huiseigenaren zich veel zwaardei' belast gezien dan andere categorieën van hun landgenoten. Na 1945 zal de door de regering thans voorgestelde hum"verhoging de vierde worden. In 1951 stegen de huren met 15 percent, 1954 met 17 tot 29 percent, in 1955 met 5 percent. Volgens vele leden had de regering dan ook reeds veel eerder aan de huiseigenaren recht moeten laten wedervaren en had zij deze zo gewidhtige aangelegenheid naar de eis van billijkheid veel vroeger geregeld moeten hebben, te meer waar de hoogconjunctuur haar daartoe een geschikte gelegenheid meermalen geboden had. Bovendien had de regering dan nog dit voordeel gehad, dat zij niet op deze tijd — een tijd, welke men vrij algemeen ongeschikt voor wetsontwerpen met zulke in ons volksleven diep ingrijpende maatregelen achtte — had behoeven te komen.

Zo werd ten aanzien hiervan opgemerkt, dat huurverhogingen voor velen thans moeilijk te dragen zijn, daar het levensonderhoud reeds zo duur is, bijvoorbeeld voor de vergeten groepen en personen en gezinnen, die over geen weilvoorziene beurs hebben te beschikken. En dit te meer, wijl gevreesd werd, dat aan de prijsstijging nog geen einde gekomen was.

„Nog altijd — zo werd in één der Voorlopige Verslagen opgemertkt — stijgen namelijk de bouwmateriaalprijzen en de aannemingssommen van bouwwerken in een mate, die in het algemeen uitgaat boven de overige prijsstijgingen, en zonder dat de onontkoombaarheid vaststaat. Reeds werd dit door de minister van Economische Zaken bij de behandeling van zijn begroting voor 1957 in zoveel woorden erkend en stelde de bewindsman het nemen van straffe maatregelen in het vooruitzicht, indien daaraan niet zeer spoedig een einde zou komen. Deze leden constateerden echter, dat dat einde niet gekomen is. Het heeft de schijn, dat de minister van Economische Zaken het bij dreigementen heeft gelaten en niet tot het treffen van bijzondere maatregelen van prijsbeheersing in het bouwbedrijf is overgegaan. Zij achtten dit .zeer te betreuren en zouden de redenen daarvan gaarne duidelijk mteengezet willen zien. Zij bleven het intussen noodzakelijk achten, dat de regering verdergaande maatregelen neemt, teneinde de prijsbeweging in de bouwsector beter in de hand te krijgen en te houden. Van de onmogelijkheid daartoe verklaarden zij vooralsnog niet overtuigd te zijn". Als een zeer ernstige grief tegen een voornaam punt bij de voorgestelde huurverhogingen beschouwde men in de Voorlopige Verslagen van meer dan één zijde, dat wat thans door de regering als huurverlioging werd voorgesteld,

Vrucht was van politiek geknutsel

Dit punt betreft de voorgestelde huurverhoging van 25 percent en de reservering hiervan voor de helft ten behoeve van de woningverbetering over tien jaar. Te dien aanzien wordt in het Voorlopig verslag aan de regering verweten, dat het voorstel van blokkering geen deugdelijke redelijke grond heeft, en wel omdat de werkelijke grondslag een zuiver politieke is, welke met recht en rede niets heeft uit te staan.

De blokkering is toch voortgekomen uit een overeenkomst met de Partij van de Arbeid, welke met haar in de dagen van de kabinetsformatie in de zomer van 1956 werd aangegaan, om langs de weg van dit compromis tot de vorming van een ministerie te kunnen komen. Hierbij hebben de beti'okken partijen water in hun wijn gedaan. De P.v.d.A., welke aanvankelijk haar deelneming aan het kabinet afhankelijk had gesteld van een huurbelasting, nam tenslotte genoegen met de blokkering van een gedeelte van de huurverhoging, welke mede ten voordele van de rijksfinanciën en mede tot verbetering van de huurwoningen zou dienen.

Aan de blokkering kleeft dan ook de smet van haar geboorte. Zij is een deel van de koehandel, van het loven en bieden, de fameuze touwtrekkerij, welke er bij de formatie van het huidige kabinet Dr. Drees in het vorige jaar heeft plaats gevonden.

En daarom zal ons ook niet bevreemden, als de blokkering, al zal er stellig scherpe kritiek op uitgeoefend worden, tenslotte toch door de meerderheid van de Kamer aanvaard zal worden. Een artikel in het r.k. dagblad „De Tijd" wijst daar reeds op, terwijl het ook niet onmogelijk is, dat de fractieleider van de r.k. Kamerleden, professor Romme, evenals in de Indische kwestie, waarbij hij zich een meester in het kleermaken betoond heeft, na de blokkering eerst naakt uitgekleed te hebben, deze tenslotte weer zó aankleedt en in zulk een pak steekt, dat zij toch aanvaardbaar wordt voor de meeste van zijn fractieleden. De heer Tilanus, ofschoon verklarende, dat, indien er door ons volk over gestemd kon worden, verreweg het grootste getal er van de blokkering zou verwerpen, heeft, afgaande op een persbericht, alle verzet daartegen reeds bij voorbaat opgegeven, in die zin namelijk, dat hij zijn stem er bij de behandeling in het parlement voor uit zal brengen. Dan wordt ons weer die intens scheve vertoning geboden, dat iemand zijn stem geeft aan een zaak, waarvan hij in zijn hart niets moet hebben. Volgens aan de pers ontleende berichten zullen de Anti-Revolutionnaire Kamerleden, ten spijt van him twee ministers, pertinent hun stem tegen de blokkering uitbrengen, terwijl de sociahsten vrijwel zeker eenparig er vóór zullen stemmen. Zo zal het volstrekt niet onmogelijk zijn, indien de meerderheid van de Kamer tenslotte onder het juk van de socialisten doorgaat. Dezen nemen in deze een heel sterke positie in, ook al omdat tal van K.V.P.-ers en leden van de C.H.U. het niet aandurven om het huidige kabinet ten val te brengen. Toch valt in deze met volstrekte zekerheid thans nog niets te zeggen.

In deze is het niet van betekenis ontbloot wat in het Voorlopig Verslag van het wetsontwerp 4580 „Wijziging van de Huurwet" te lezen staat. Daarin treffen wij het volgende aan:

„De Commissie van voorbereiding, in welker handen het onderhavige ontwerp van wet is gesteld, heeft kennis genomen van persberichten, verschenen nadat het afdelingsonderzoek had plaats gevonden, dat in vakbondskringen zich een verschil van inzicht zou hebben geopsnbaard met betrekking tot de meest wenselijke omvang van deze huurver'hoging. Volgens deze berichten zouden de Nederlandse Katholieke Arbeidersbeweging en het Christelijk Nationaal Vakverbond in Nederland een huurverhoging van 12y2 percent met handhaiving van een compensatie van 2 percent voorstaan, terwijl daarentegen het Nederlands Verbond van Vakverenigingen esn huurverhoging van 25 percent zou wensen, waaraan verbonden een hogere compensatie, vooral voor de grote steden.

De commissie zou gaarne vernemen of deze desiderata door de betreffende organisaties bereids ter kennis van de regering zijn gebracht. Voorts zou zij er prijs op stellen, indien de regering haar oordeel omtrent deze suggesties kenbaar maakte.

Vele leden wezen er op, dat in dit verslag hunnerzijds nog een derde mogelijkheid was geopperd, te weten een verschuiving van het tijdstip van invoering van huurverhoging". Het lijdt geen twijfel of de

politiek

heeft in deze aangelegenheid een groot woord meegesproken, en het laat zich aanzien, dat dit bij de behandeling van de wetsvoorstellen inzake de huurverhogingen in het parlement straks ook het geval zal zijn.

De socialistische pohtiek is sterk tot uiting gekomen in de uitbreiding van de staatsbemoeienis inzake de huurverhoging Ook daar moet Vadertje Staat zich weer mee bemoeien. Een deel van de huurverhogingen moet met toeneming van ambtenarij en bureaucratie onder zijn beheer komen. En dit zelfs tien jaren lang.

In het Voorlopig Verslag is daartegen van verschillende kanten sterk geprotesteerd. Men heeft niet geschroomd de tijdelijke onteigening van de huuropbrengst als

onrecht

te betitelen. Minstens tien jaar wordt een deel van de huur door blokkering onder staatsbeheer gesteld. Wel is het waar, dat de huiseigenaren daarvoor door de staat enige vergoeding wordt geboden; zij bekomen namelijk 3 percent rente van hun geld. Zo bekomt het rijk goedkoop geld. Schreef het een lening uit tegen de rente van 3 percent, dan was deze lening van tevoren reeds tot mislukking gedoemd. De rentestandaard is thans toch veel hoger dan 3 percent. Toch zal het de grote vraag zijn, of het rijk met de blokkering werkelijk financieel voordeel bekomt, want het staat wel vast, dat de blokkering nog een vrij aanzienlijke uitbreiding van ambtenarij en bureaucratie tengevolge zal hebben, hetgeen gewoonlijk met grote onkosten voor het rijk gepaard gaat.

En wat het doel betreft, waarvoor de blokkering van regeringswege gezegd wordt te geschieden, te weten ter verbetering van de woningen, dit zal volgens het regeringsplan voorlopig niet mogen worden verwezenlijkt, terwijl nu wel al vaststaat dat de blokkering tenminste 10 jaar zal duren. Gedurende deze tien jaren geniet de huiseigenaar wel rente, doch een zeer lage, namelijk 3 percent, terwijl als hij zelf, daartoe door de één of andere reden genoodzaakt, gaat lenen, minstens al 4% percent en vaak nog daarboven moet betalen.

De blokkering komt derhalve in elk geval neer op indirecte onteigening van rente, terwijl de huiseigenaar nog de kans beloopt, dat, indien hij op het einde van 10 jaar zijn geld uitbetaald krijgt, dit bij de steeds voortgaande ontwaarding van onze munt, de gulden, nog aanmerkelijk in waarde gedaald zal zijn; terwijl hem ook niet gegarandeerd is, dat hij over tien jaar pertinent zijn geld uitbetaald krijgt, want het zou zeer wel kunnen bestaan, dat onder invloed van de socialistische theorieën de staatsalmacht nog al meer wordt uitgebreid, en de blokkering onder een volgend ministerie nog verder dan tot over 10 jaar wordt uitgebreid. Het blokkering-idee doet in onze dagen toch niet weinig opgeld. De huidige machtspositie van de socialisten werkt er hard aan mede, dat deze in praktijk gebracht wordt. Wij hebben dit kunnen vernemen bij de^ motie Biewenga tegen de blokkering van de inkomsten van de verpachters, waar vele Kamerleden tenslotte, tegengestemd hebben, hoewel zij tevoren verklaard hadden er vóór te zullen stemmen.

Niet het minst wordt er — waar ook al de aandacht op gevestigd is — onrecht gedaan tegen de huiseigenaren van om en bij de zestig jaren en ouder. Dezen toch hebben, naar de mens gesproken, al heel weinig kans, dat zij iets kunnen profiteren van de 12% percent huuropbrengst, welke geblokkeerd wordt. Daarover schijnt men zich in het rode kamp in het geheel niet te bekommeren. Dit moeten deze personen zich dan maar ter wille van het algemeen belang laten welgevallen.

Hoe het in deze ook zij, dit is wel zeker, dat de blokkering er niet toe zal bijdragen om zijn gelden in huizenbezit te beleggen, gelijk in heel de woningpolitiek der na-oorlogse jaren een socialistische lijn valt waar te nemen. Het socialisme, dat nu eenmaal zijn heil van Vadertje Staat verwacht, en door hem liefst alles geregeld wenst te zien, wenst op zijn best, dat een ieder een eigen huis heeft, maar heeft van particuliei"e woningexploitatie, ook al valt er redelijker wijs niets op aan te merken, niet terug. Woningen — zo is nu eenmaal de socialistische theorie — behoren aan de gemeenschap en aan de gemeenschapsorganen, zoals de vi^oningbouwverenigingen, waarbij dan de particuliere exploitant zo spoedig mogelijk behoort te verdwijnen, hetgeen echter bij lange na niet altijd in het belang van de gemeenschap, de gemeente en de huurder is. Over gemeentewoningen bereiken ons ook gedurig klachten, als dat deze in revolutiebouw zijn opgetrokken, de muren er scheuren, het behang er loslaat, en nog al zo vele klachten van andere aard. In de gemeenteraadsvergadering van Arnhem van 8 April jongstleden — en er zouden meer van die gevallen te vermelden zijn — vielen er ook al soortgelijke klachten te beluisteren. Een raadslid vestigde in deze vergadering de aandacht van B. en W. op de huidige toestand van 100 zogenaamde B.B.B.-woningen, een soort van bouwsysteem, waarmede op aanbeveling van het rijk was geëxperimenteerd en welke op AJteveer te Arnhem in 1948 werden gebouwd. Het raadslid nodigde de daarbij betrokken wethouder uit tot een bezoek aan deze woningen, rnet de woorden: „U moet nu maar deze woningen, welke nog maar zes jaar geleden gebouwd zijn, gaan bekijken. Overal lekt het; storm, wind, regen en sneeuw hebben er vrij spel. Het is een schandaal voor de stad". Waarop de wethouder niet anders kon antwoorden dan dat het raadslid volkomen gelijk had, er aan toevoegende, dat deze huizen de gemeente indertijd met een extra bouwvolume als het ware zijn aangesmeerd. Reparatie zou nu ƒ 175.000.— kosten. Die hebben wij niet — dus zullen wij bij het Rijk moeten aankloppen.

Ofschoon er tegen de socialistische theorieën behalve principiële, ook nog 'heel wat practische bezwaren zijn aan te voe­ ren, belet dit onder invloed van d theorieën de regering niet om de Ka, voor te stellen, dat bij een huurve: van 25 percent, daarvan de helft keerd zal worden. Dit gaat wel niet ver als de socialisten eigenlijk wjlj. Het is geen rechtstreekse huurbela maar het lijkt er in zoverre toch als tu'o, druppels water op, dat ook bij de blol kering de huiseigenaars de opbrengst vai de huur niet ten volle beuren, hoewel è regering zelf erkent, dat de huurverho. ging billijk is en de grenzen der rf matigheid niet overschrijdt.

Indien dan nu de huurverhoging billiiU dan is het onbillijk de huiseigenaren Ij volle bedrag niet toe te kennen. En è niet alleen. Het is niet billijk, waar lei aanvaard wordt, dat zelfs noodzakelijlj levensbehoeften twee- of driemaal ol soms nog meer duurder zijn geworden - wat nu is in de loop der jaren al rM duurder geworden: tram, trein, post telegrafie, telefonie, rook- en andere genotsartikelen en zelfs tal van noodzée- Hjke levensmiddelen — dat huiseigenarei dan hun huren niet naar behoren zullei mogen verhogen. Tegen de aanvaai van zulk een ongelijke redhtsbedelin! werd in de Voorlopige Verslagen met indruk opgekomen.

Ook werd er daarin tegen opgekomen, dat de regering in de Memorie van Tos- Hohting gesteld heeft, „de besteding van de reserveringen, welke moeten die ter verbetering van de woningen, niet aan het persoonüjk inzicht der indhiduele eigenaren over te laten". Ook da in zal de regering zich weer duchti; laten gelden. Ook daarin treedt het dooi de socialisten zo voorgestane staatsabsolutisme weer daing op de voorgroni Ook daarin zal de ambtenarij en de bureaucratie nog een vinger in de pap houden.

Ontegenzeggelijk dragen de huurwetten een socialistisch stempel, al is het c niet in die mate als de socialisten eigenlijk wel gewild hebben; stellig mindere mate, maar toch valt h%t socialistisch karakter er nog wel duidelijk ii te herkennen. Gehjk ook onze miniiteipresident Dr. Drees dezer dagen in m rede opmerkte, dat al was de invW van de socialisten in de wetgeving fes onzent niet zo duidelijk waarneembaa als in de Scandinavische landen en ii Engeland, deze toch in onze wetgevinj van de laatste jaren waar te nemen was; wat inderdaad het geval is, waaraan niet alleen de roomskatholieken, maar ooi de christelijk-protestantse partijen hebben medegewerkt. Bij de Christelijk-Historischen al eerder, maar in 1952 bestond er ook bij de meerderheid der Anti-Revolutionnairen een sterke neiging om deel te nemen aan het kabinet op brede basis, en ook het vorige jaar bij de formatie van het huidige kabinet Drees bestoM die genegenheid nog, althans bij d« meesten van de leiding gevende personen in de A.R. Partij. Men krijgt sonu de indmk, dat de Anti-Revolutionnaiien in hun ijver om met de socialisten samen te werken en bij hen als het vijfde rad aan de wagen te dienen, wat bekoeld zijn. Wat op zichzelf nog lüet zo zeer te verwonderen is, want het is met die samenwerking geheel anders verlopen dan velen hunner gedacht hadden. Velen hunner hadden gedacht, dat deze hun winst, zelfs geen geringe, zou brengen, niaa' het is geheel anders verlopen dan dezen zich voorgesteld hadden. Het heeft zei» twee zetels in de Tweede Kamer gekost. Doch afgezien van het brengen van winst of verhes, hadden de Anti-Revoliitionnairen om des beginsels wil nooit we' de socialisten in één ministerie zich ffif gen verzwageren. Doch als het beginsel niet me'!i' aaoi behoren weegt, dar kom' men tot zulk stappen, dan gaat het steew verder bergafwaarts.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 1957

De Banier | 8 Pagina's

De Huurwetten

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 1957

De Banier | 8 Pagina's