Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VOOR DE JEUGD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VOOR DE JEUGD

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

OOM KOOS

Beste neven en nichten! Er heeft zich weer een nieuwe nicht aangemeld. Het is Gerrie Glas te W., die wij hiermede een hartelijk welkom toeroepen. Wij gaan thans over tot het geven van de nieuwe raadsels van

OPGAVE 495

Jongeren:

1. Noem de naam van: a, de plaats waar de Heere Jezus bad: Vader, indien het mogelijk is. Iaat deze drinkbeker van Mij voorbijgaan. b. het volk, dat uit Abraham voortsproot. o. de hoofdman, die Paulus naar de stadhouder Felix zond. d. de hofmaarschalk van koning Hiskia. e. de plaats waar leden der gemeente te Rome, Paulus ontmoetten. f. van een Griekse vrouw, voor wie Paulus bij zijn prediking te Athene het middel was, dat zij tot het geloof kwam. Welke naam vormen de eerste letters van bovenbedoelde namen? 2. Zoek uit elk der hieronder geplaatste zinnen een woord, zó, dat de woorden tezamen een tekstgedeelte vormen uit Ezechiël 36. a. Ziet, Mijn Knecht, Welke Ik verkoren heb. b. En gij, Kapemaüm, die tot de hemel toe verhoogd zijt. c. En Zijn discipelen zeiden: Heere, behoed ons, wij vergaan. d. De Heere Jezus zeide tot Petrus: Ik heb voor u gebeden. e. En het geschiedde, als Hij in het huis aanzat. f. Deze is het van wie gesproken is. 3. Een tekstgedeelte uit het boek Ezechiël bestaat uit zes en dertig letters. Zoek dit tekstgedeelte uit de volgende gegevens: 11 16 9 19 2 30 is de andere naam van Jerubbaal. • De bliksemen verlichten de 6 3 27 21 31 28. Bc zal Mijn 25 10 1 in hun binnenste geven. De lieden, die met u 5 24 33 13 20 zullen worden als niet (Jesaja 41). Kwade samensprekingen verderven goede 23 26 36 12 17. En gelijk één, die in het opperste van de 8 7 14 15 slaapt (Spr. 23). 35 29 34 4 is een ontkenning. 18 32 22 is een kip.

Ouderen:

1. Een tekstgedeelte uit het boek Handelingen bestaat uit zeven en veertig letters. Welk tekstgedeelte wordt bedoeld als het volgende bekend is: 10 43 35 18 6 14 is de naam van de zoon van Jojakim, koning van Juda. 12 7 32 31 38 is de naam van de profeet, die riep: Mijn vader, inijn vader! Wagen Israels en zijn ruiteren! 9 21 2 27 42 16 betekent: opwaarts gaan. En zo wie u zal dwingen één 13 28 47 te gaan. Opdat gij kunt 19 29 41 8 40 22 34 4 24 37 in de boze dag. 1 14 45 20 5 32 44 47 was een hd van het Sanhedrin, die de raad gaf de apostelen niet te vervolgen. De jonge dochters van Jeruzalem laten haar hoofd ter aarde 11 39 15 3 46 30 (Klaagl. van Jeremia). En leef en Mijn wet als de 25 36 36 33 5 uwer ogen. 23 is gelijk 26 moet geraden worden. 17 is de eerste letter van de naam van de moeder aller levenden. 2. Maak uit USAGILBASSA twee namen, de één van een mede-arbeider van Paulus en de ander van een christen, die profeteerde, dat er onder Claudius een grote hongersnood zou komen. Beide namen komen voor in het boek Handelingen. 3. 2j0ek uit elk der onderstaande zinnen een tekstgedeelte, voorkomend in de Handelingen der Apostelen. a. Neem dit wetboek en legt het aan de zijde van de ark. b. Alzo brachten zij een kwaad gerucht voort. c. De wolk des Heeren was daags over hen. d. Maar Jezus nam een kindeke en stelde dat bij Zich. e. Dat één tot Hem zeide: Heere, ik zal U volgen. f. Doet het getier uwer liederen van Mij weg. g. Wilt Gij, dat wij zeggen, dat vuur van de hemel nederdale? h. Zij hebben hun lange klederen gewassen en wit gemaakt, i. De ogen des Heeren doorlopen de ganse aarde. De oplossingen dezer raadsels mogen nog niet ingezonden worden. Nu gaan wij verder met het historisch verhaal over

THEODORUS BEZA

VIII.

Terwijl Beza op het ziekbed lag, waarvan hij zelf dacht niet meer te zullen opstaan, heeft hij nog in het Frans en in het Latijn gestelde gedichten gemaakt. In één der Latijnse gedichten, gewijd aan een jeugdvriend, roert hij zijn ballingschap aan en de oorzaak hiervan. Vertaald luidt het gedicht: „Waar ik nog adem, op het punt van te sterven en vóór het einde mijner dagen. De ballingschap ontroert mij niet, evenmin het vaderland, ook niet de armoede, welke bij mij de overvloedige rijkdom vervangen heeft. Niet de beschuldiging van mijn hart, dat ik een misdadiger was, dreef mij uit mijn vaderland, maar de liefde voor de ware godsdienst. En uit eigene beweging uit mijn vaderland gaande, heb ik gezegd: voortaan zij uw vaderland, o Beza, dat land, waar Christus wordt gepredikt. Wie met zijn ganse hart de hemelse schatten zoekt, heeft geleerd te leven met weinig tevreden. En zo snel ik nu naar omhoog, verzekeni van het betere leven, die vaste verwachting kan mij niet bedriegen!" Hoewel Beza meende, dat zijn einde op dit ondermaanse nabij was, heeft de Heere hem weder opgericht en hean zelfs de hoge leeftijd van 86 jaar doen bereiken, zodat hij na het herstel van zijn ziekte nog wel 54 jaar geleefd heeft.

Gedurende de tijd van zijn hoogleraarsschap te Lausaime (1549—1558) heeft Beza ook veel gedaan voor de Psalmberijming. Er waren te dien tijde reeds enkele berijmde Psalmen vervaardigd door Clément Marot. Deze had in zijn jeugd de zesde Psalm op rijm gebracht. waaraan hij later, in 1536, nog een dertigtal toevoegde, toen hem weer verlof verleend was aan het Franse hof te verschijnen. Deze Marot werd wel herhaaldelijk van ketterij verdacht, maar hij kon zich todi in de strenge levensopvatting van het Calvinisme niet vinden. De Franse protestanten aanvaardden zijn Psalmbundel, welke voorzien was van een voorrede aan de Franse koning Frans I, echter met grote instemming, daar zij er grote behoefte aan hadden om Psahnen aan te heffen ter ere Gods. Petrus Dathenus, die met de Psalmberijming van Marot bekend was, heeft er bij het vervaardigen zijner Psalmberijming ook gebruik van gemaakt.

Voor Frankrijk heeft Beza het werk van Marot voortgezet. Deze had aan het dertigtal berijmde Psalmen nog een twintigtal toegevoegd, zodat er van hem een Psahnbundel bestond van vijftig Psalmen, welke in 1543 door Calvijn aan de gemeenten aanbevolen werd. Op aandringen van Calvijn heeft Beza daarop het werk van Marot voortgezet. Eerst in de Franse taal, daarna ook in de Latijnse taal, waarvoor Beza blijkbaar een grote voorliefde koesterde. Hij was in deze laatstgenoemde taal zo zeer bedreven, dat hij, zoals hij zelf betuigd heeft, er te vaster mede in de geest kon prenten wat hij gelezen had. Van deze Latijnse Psalmverklaring en - berijming zagen verscheidene uitgaven het licht. Omstreeks het begin van 1553 was de gehele Psalmenbundel in Franse versmaat gereed. Vooraf ging een gedicht van Beza, dat de Franse titel droeg van; „Theodore de Bèze a l'Eglise de nostre Seigneur", of in het Nederlands: „Theodorus Béza aan de kerk onzes Heeren". Dit gedicht lujA in onze taal als volgt:

„Aan u, o, kleine, doch de wereld over. winnende kudde, zij deze gave aange. boden, wel gering, maar rijk van ij. houd. Voor u is hier geen plaats o vorsten, wel met geld, maar niet met deugd verrijkt; vleiers mogen u prijzet doch deze liederen zijn niet voor u, rtj die uw oren toestopt en uw hart voor de waarheid sluit! Doch voor u, ware koningen en vorsten, beschermers der vervolgden, ruist de aan liederen zo rij. ke harp van David; want God heeft u een hart gegeven om ze te verstaa; Gij koningen, hoort hier een koning; j arme herders, hoort hier het gezang vat een herder, door Gods adem bezield; en gij kudde, neig uw oor tot deze tonen. Hier is troost voor wie zuchfef spijze voor wie hongeren; versterking voor wie lijden; hoop en vertrouwen voor moedelozen! Koningen, herders en sdiapen, sommigen van u zie ik in dj klauwen der roomse wolvin, anderen vol kracht en moed; ik zie de bleke t\. ran van Frankrijk, ik zie de wolf met de drievoudige kroon, omringd dooi zijn bloeddorstige gezellen; wolven zie ik in de schapenvacht, vlammen zie ik opstijgen op vele plaatsen. O, gij kudde van Christus, in deze geweldige stormen wijd en zijd verstrooid, doch met één Geest en met gelijke moed vervuld, laat ons ten spijt van alle moeite onze grote Heere en God lofzingei; Hem, Die ons allen heeft geteld en zonder Wiens wil geen haar ons valt viv. het hoofd". Hier moeten wij afbreken. Zo de Heere wil en wij leven, zal het aangrijpende slot van deze voorrede de volgende maal verhaald worden.

OOM KOOS

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 1957

De Banier | 8 Pagina's

VOOR DE JEUGD

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 1957

De Banier | 8 Pagina's