Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De wetsvoorstellen betreffende de huurverhoging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wetsvoorstellen betreffende de huurverhoging

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rede van Ds Zandt

Dat deze wetsvoorstellen in brede lagen van ons volk sterk de belangsteUing getrokken hebben, bleek wel uit de zo dicht bezette tribunes tijdens de behandeling er van. Zowel des middags als des avonds, wat maar zelden het geval is, waren zowel de openbare als de gereserveerde tribune overvol van belangstellenden.

Dit behoeft geen verwondering te baren. Bij de wetsvoorstellen is toch een zeer groot deel van ons voUc ten nauwste betrokken. Zij zijn daarvoor van het allergrootste belang.

Wij zullen daarop in het woord van toe­ lichting niet nader ingaan. Een nadw» toelichting achten vdj ook niet nodig, dewijl de wetsvoorstellen door Ds. Zandt op een heldere en klare wijze van alle kanten zijn bezien en besproken. Daarom laten wij diens rede hier, zoals deze Dinsdagavond 4 Juni in de Tweede Kamer werd uitgesproken, onverkort en oagewijzigd in haar geheel hier volgen. Ds. Zandt sprak dan het navolgende:

Mijnheer de Voorzitter!

Betreffende de thans in behandeling zijnde huurwetten stellen vnj met nadruk voorop, dat wij tegen huurverho- ijp zicnzeir geen oezwaar Integendeel, onze fractie is van oordeel en heeft dit ook meermalen uitgesproken, dat een

verhoging der huren

alleszins gerechtvaardigd is. Veel en veel te lang, zo oordeelt zij, is door de achtereenvolgende ministeries niet naar behoren, zelfs in vergelijking met de andere Nederlanders op eert onrechtvaardige wijze, tegen de huiseigenaars opgetreden. Op hen hebben zij toch veel

zwaardere lasten

gelegd dan op de andere groeperingen van ons volk. Hun werd immers bij een steeds duurder wordend leven belet hun inkomsten uit hun bezit te trekken; hun werd van regeringswege lange tijd verboden de huren te verhogen en toen hun werd toegestaan de huren van de door hen verhuurde huizen te verhogen, was dit nog niet wat eigenlijk de huiseigenaren toekwam, namelijk niet naar de mate, waarin de prijzen van tal van artikelen gestegen waren en het levensonderhoud van hen en hun gezin duurder en moeilijker was geworden, waarbij voor hen nog kwam, dat

het onderhoud van de huizen,

die 'zij verhuurden, bij de stijging van de prijzen steeds groter en zwaarder offers van hen ging vragen. Wij voeren hier geen pleidooi voor hen, die men in de volksmond huisjesmelkers noemt, voor degenen, om het even, of het personen of maatschappijen betreft, die zich sinds jaar en dag op sohraapzuchtige en onbehoorlijke wijze tegen de huurders hebben gedragen, maar wel voor de

duizenden en duizenden bonafide huiseigenaren,

die er nog in ons land zijn, - wie door de regering bepaaldeHjk onrecht is aangedaan, dewijl op hen lasten zijn gelegd, die andere groeperingen van ons volk niet hadden te dragen, en hun schade werd berokkend, die zij in tegenstelling met andere Nederlanders hebben moeten lijden. Het moge waar zijn, dat er kapitaalkrachtige personen of maatschappijen zijn geweest, die het hebben kunnen dragen, maar het is even waar, dat er

tal van personen

zijn geweest, die daardoor zwaar bezocht zijn geworden tot in het levensonderhoud van hen en htm gezin- toe, terwijl het ook niet minder waar is, dat alle huiseigenaren vanwege de hun onrechtvaardig aangedane behandeling zich bitter gegriefd gevoeld hebben en dat door de gedragswijze der achtereenvolgende ministeries

allerlei ongewenste toestanden

zijn ontstaan. Dit had voorkomen kimnen worden, wanneer al sedert jaren van het begin van de beëindiging van de bezetting rechtvaardigheid tegenover de huiseigenaren was betracht en zij niet zo eigenmachtig en eigenwillig door de achtereenvolgende regeringen waren behandeld. Wat thans de regering in de huurvoorstellen voorstelt, is

een herhaling

van het door de regering gepleegde onrecht tegenover de huiseigenaars. Zij stelt namelijk voor de huur met 25% te verhogen, met dien verstande, dat de helft er van geblokkeerd zal worden. Het moge zo al zijn, dat de regering, gelet op de politieke achtergrond moeilijk anders kon handelen dan zij gehan­ deld heeft, maar oaannë^^s net onrecht niet weggenomen of kan het ook niet goed gepraat worden. Stellig staat wat ons thans in de weitsvoorstellen wordt aangeboden in zeer nauw verband

met de politiek,

welke gevoerd is om het bestaan van het nu zittende kabinet Drees in het leven te roepen. Na heel wat geharrewar met loven en bieden, na een hele koehandel, waarin de P.v.d.A. en de K.V.P. het leeuwendeel hebben gehad, is men het er tenslotte over eens geworden, om de huurverhoging op deze wijze te regelen. Zo is de voorgestelde huurverhoging een product van politiek overleg, een voortbrengsel van politiek geknutsel, om niet te zeggen — wat de zaak juister zou weergeven —

van politieke touwtrekkerij.

Maar zij is ook meteen van grote betekenis voor geheel ons volk. De materiële belangen van duizenden en duizenden Nederlanders zijn er ten nauwste bij betrokken. Zij hebben maar te slikken wat hun straks in de huurwet wordt voorgezet. Of datgene, wat him opgedist wordt, hen smaakt of niet, daar wordt niet naar gevraagd en er wordt ook niet naar gevraagd of het overeenkomt met recht en billijkheid. De helft plus één van het parlement zal er straks over beslissen of het door de regering voorgestelde tot wet zal worden verheven. Als dat geschied is, heeft elke Nederlander er zich straks naar te voegen, ook al is die wet dan vol onbillijkheden en vol van onrechtvaardigheden en ook al is die wet een uitbreiding van de staatsmacht en van de staatsdwang, die er onvermijdelijk mee samenhangen. Wij zien in deze wet

eén geslaagde manoeuvre

van de socialisten, die heel het leven van de mens onder staatsvoogdij wen> sen te brengen. Heel deze affaire is een kolfje naar hun hand. Zij is een uitvloeisel van het door hen begeerde staatsabsolutisme en.de door hen verlangde socialisatie van de huizen, gehjk de voorzitter van de P.v.d.A., de heer Vermeer, dit nog kortgeleden ten aanzien van de socialisatie der huizen ronduit erkend heeft. Het is ook volgens hen dan pas goed, als Vadertje Staat het leven van een mens van de wieg tot het graf regelt. Dat dit

op een ondragelijke tyraimie

moet uitlopen, waartegen een volk zich verzet, ja in een openlijke opstand komt, dat wijzen de gebeurtenissen wel heel overtuigend uit, welke de laatste jaren in Oost-Duitsland, Polen en Hongarije hebben plaats gegrepen. Doch hoewel dat aan de socialisten te onzent niet ontgaan kan zijn, en ook niet ontgaan is, hebben dezen zich toch beijverd

naar socialistisch model

van staatswege de huurverhoging te regelen. De K.V.P. heeft hun daarbij hand- en spandiensten bewezai.

De K.V.P.-ers

hebben zich voor de socialistische wagen laten spannen en hun ruggen onder het socialistisch juk gekromd, zoals sommigen dat hebben uitgedrukt. Of het echter door alle K.V.P.-ers met grote tegenzin is geschied, valt sterk te betwijfelen, indien men in de Memorie van Antwoord leest, hoe een minister uit de gelederen van de K.V.P. de huurverhoging met blokkering verdedigt, waar hij de blokkering een wezenlijk onderdeel van dë huurwet noemt en waarbij hij tevens namens de regering in de Memorie van Antwoord betoogt, dat het peü van de huisvesting te onzent zo goed en zo groot mogelijk moet zijn en dat

nota bene de blokkering

daartoe moet dienen. Mijnheer de Voorzitter! Heel het doen en laten der regering ten opzichte van de huurverhoging, gepaard gaande met blokkering, wekt de indruk, dat het argument, dat de blokkering geschiedt tot verkrijging en behoud van goede woningen, er met de haren bijgesleept is. Had de regering toch met haar voorstellen van wet het verkrijgen en het behouden van goede woningen beoogd, dan hadden de wetsvoorstellen van dat principe moeten uitgaan en dan zouden zij ook een heel ander aanzien en een andere inhoud gekregen hebben dan zij thans hebben. Dat hier door de regering de toevlucht is genomen

tot een gelegenheidsargument,

dat geen steek houdt en dat zij dit bij gebreke van een deugdelijk argument heeft gedaan, komt ook al duidelijk aan de dag als zij, gevraagd naar de rechtsgrond, waarop deze wetten eigenlijk rusten, en er toe overgegaan is om te verklaren, dat de blokkering slechts ten doel had om het de verhuurder mogelijk te maken

eventuele verbeteringen

te betalen. De geblokkeerde gelden, zo verklaart de regering, kunnen immers slechts worden vrijgegeven voor verbeteringen aan de woningen, waarvoor de huur is ontvangen, of ook kunnen, volgens de verklaring der regering, de geblokkeerde gelden worden vrijgegeven, indien de huiseigenaar geen aanvraag tot deblokkering doet op een tijdstip, bij algemene maatregel van bestuur te bepalen. Het is derhalve nog

niet geheel zeker,

dat de geblokkeerde gelden, zoals de regering het uitdrukt, ten behoeve van voor de volkshuisvesting waardevolle modernisering zullen worden besteed. Hierbij komt nog, dat het

niet de huiseigenaar

is, van wie het Initiatief in deze moet uitgaan, maar dat het de door de regering ingestelde administratie is, welke bepalen zal wanneer, waarover en hoe gedeblokkeerd zal worden en hoe en wanneer de gestorte gelden en bijgeschreven renten zullen worden uitbetaald. Mijnheer de Voorzitter! Wat het tijdstip betreft, wanneer de deblokkering definitief zal plaatsvinden, daarover is niets met enige zekerheid vastgesteld en wil de regering blijkbaar ook niet vaststellen. De minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid heeft nu wel verklaard, dat

hij persoonlijk

geen prijs stelt op een langdurige blokkering, ook al niet, omdat dan de administratie er van zou blijven voortduren, maar dat is

een verklaring,

waaraan een toekomstige regering niet gebonden is, zodat de blokkering zelfs tot Sint Juttemis kan voortduren, wanneer de dan aan het bewind zijnde regering zulks wenselijk of noodzakelijk acht. Dat is heel erg, want de onrechtvaardigheid kan zo tot in lengte van dagen worden gecontinueerd. Wij zeggen met nadruk:

de onrechtvaardigheid, want worden deze wetsvoorstellen tof wet verheven, dan wordt de onrecht vaardigheid tegenover de huiseigenarej op allerlei wijze voortgezet. Deze ' reeds tal van jaren jegens hen bedreven Ze zijn lange jaren zwaarder belast g^ worden dan andere categorieën van Nederlanders. Ze hadden er sedert lange tijd een zedeHjk recht op, dat ook zij de huur naar de mate van het duurder geworden leven hadden mogen verhogen.

De achtereenvolgende Ministeriel

hebben dit editer belet. Nu stelt ds huidige regering voor, dat de huren met 25% zullen worden verhoogd, doch deze verhoging zal de huidige huiseigenaren

slechts ten dele

tengoede komen. De helft van de huurverhoging moet worden geblokkeerd. Ij de voorstellen van wet wordt toch voor. gesteld, dat de staat eigenmachtig en eigenwillig in de rechen van de huiseigenaren kan ingrijpen. Het zijn tocli niet de huizen van de staat, neen, het zijn de huizen van particulieren, in wier huuropbrengst dit kabinet eigenmachtig en willekeurig

door de staat

wil. laten ingrijpen. Willekeurig, dewijl het bedrag door het ministerie willekeurig wordt bepaald. Eigenmachtig, dewijl de regering daartoe in feite het reek niet heeft. Het is het door de socialisten voorgestane staatsabsolutisme, dat in deze wordt gediend, waarbij

met verkrachting van het eigendomsrecht

de staat wordt bevoordeeld, maar de particuliere bezitsvorming wordt ge* schaad. Het gaat hierbij toch wel heel ver, waar de staat het eigendomsrecht niet erkent, want daarop komt het in feite neer. De staat tast hier het eigendomsrecht aan. Hij vernietigt dit in zekere zin en dat

hoogst willekeurig.

Waarom wordt bepaald, dat de staat zich de helft van de huuropbrengst kan toeëigenen? Waarom als men toch aan het beroven is — want anders kunnen wij deze handeling niet bezien - niet 3/4 van de hum-opbrengst genomen, waarom ook niet het geheel van de huuropbrengst aan de staat toegekend? Dat dit niet alleen hoogst willekeurig is, maar ook

onrechtvaarè'g

tegenover de huiseigenaren is, behoeft geen nader betoog. Zo maakt men de huiseigenaren om een uitdrukking Ie bezigen, welke mij nog altijd uit het lezen van de geschiedenisbeschrijving van Engeland door Macauly, is bijgebleven, tot

een soort van lastdieren.

Begrijpelijk bezigt de regering om haar gedrag te rechtvaardigen daarvoor mooie, hoogst schoon klinkende woorden. Zij geeft voor, dat de inbeslagname van de helft van de huuropbrengst met een nobel doel gebeurt, namelijk om het huizenbezit op behoorlijk peil '^ brengen en om de verhuurder in staat te stellen, dat hij de nodige verbeteringen in zijn huurwoning zal kimnen aanbrengen. Voor zover ons bekend heert echter

geen enkele huiseigenaar

de regering daarom gevraagd. Het is allerminst zijn begeerte, dat de staat een gedeelte van zijn huuropbrengst in zij» zak steekt en in zijn lege schatkist overhevelt. Hierbij komt nog, dat de huni' verhoging met 25% lang niet gemak­

door elke huurder

alt op te brengen. Er zullen er heel j onder hen zijn — niet alleen onder Jeaeneïi, die - tot de zogenaamde vergeten groepen behoren, maar ook onder L andere Nederlanders — die veel moeite zullen hebben om een met 25% verhoogde huur op te brengen en ook om dan verder nog tot bezitsvorming te komen. Wij geven toe, dat er wel bezit gevormd wordt, maar

dit ten behoeve van de staat

in geen geval ten behoeve van particulieren, die daarenboven in hun bezitsvorming nog worden tegengewerkt. Hoeveel gemakkelijker zou het zijn voor degenen, die niet over een welgevulde beurs beschikken, ja feitelijk voor alle Nederlanders, indien, nu de verhuurders de volle 25% van de huuropbrengst niet beuren, er een verhoging van de huren met 10 of 12%% door het minijterie was voorgesteld.

Een geleidelijke verhoging van de huren

heeft toch ontegenzeggeBjk, van welke Irant men het ook beschouwt, grote voordelen. Maar dit wijst het ministerie pertinent van de hand. Neen, neen, het slaat op een humrverhoging van 25%, met dien verstande, dat 12%% zal worden geblokkeerd met het doel, dat het zich daarbij voor ogen stelt. Het wil de blokkering om het woningpeil in ons land te handhaven en te verhogen, en om de verhuiuder in de gelegenheid te stellen in zijn verhuurde woning verbetering aan te brengen en ook, al wordt dit niet door de regering met ronde woorden gezegd, om de berooide schatkist met een gedwongen lening te vul- .. Doch, Mijnheer de Voorzitter, betreffende deze laatste verklaring komt de regering meer dan eens

met zichzelf in tegenspraak.

Zo heeft de minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid verklaard, dat hij niet eens gesteld is, nota bene, op een grote activiteit inzake het verbeteren van de bestaande woningen, zolang de nieuwbouw voorrang moet hebben, terwijl hij even tevoren in hetzelfde officistuk de verwachting heeft uitgesproken, dat na de beëindiging van de woningnood de overgrote meerderheid der huiseigenaren liever de huren zou verlagen dan verbeteringen aan te breitgen. Hierbij spreekt het ministerie niet alleen zichzelf tegen, maar komt ook ab vanzelf de vraag naar voren wat voor zin

de blokkering

eigenlijk nog heeft? Hierbij rijst ook een andere vraag als vanzelf op, namelijk deze, of door het kabinet met deze blokkering nog geen ander doel wordt beoogd, een vraag, welke alle reden van bestaan heeft, als wij acht slaan op de lege schatkist des lands. De financiële toestand van het rijk is desolaat. Ingrijpende bezuinigingen zijn dringend no- "ig. Wij hebben daarop nu al jaren te- TCrgeefs aangedrongen, doch daartoe 3]n de achtereenvolgende ministeries nooit overgegaan en

ook dit kabinet

objft nog maar steeds van de hoge boom leven. De blokkering biedt het daarvoor "ede de behulpzame hand. Zij bezorgt 3ar een soort van goedkope lening, »ote bene een lening tegen 3%. Waar «JU ^e regering thans elders

aan zulk goedkoop geld kunnen komen? In geheel de wereld is er geen bank of bankconsortium te vinden, waarbij zij op zulk een voor haar voordelige wijze een lening zou kunnen sluiten. Krachtens het huidige wetsontwerp ontvangt de staat in de loop der jaren een soort gedwongen, de huiseigenaren afgeperste,

lening van ongeveer ƒ 700 miljoen,

wat op zichzelf geen peuleschilletje, geen klein presentje voor de staat is en dat, wat er nog bij komt, tegen de abnormaal lage rente van 3%, inderdaad een abnormaal lage rente. Hoe de regering er bij komt in de Memorie van Antwoord te verklaren, dat dit percentage een niet onredelijk gemiddelde is, is voor ons een onoplosbaar raadsel,

een fabeltje

zoals het door anderen genoemd is. Dat de blokkering voor de staat grote voordelen oplevert, kan niet ontkend worden, te meer niet, als wij in acht nemen, dat de komende huurverhogingen het bedrag van ƒ 700 miljoen nog aanmerkehjk zullen doen overschrijden. Neen, het is voor de staat volstrekt geen belangeloze zaak, om de helft van de huurverhoging te blokkeren. Toch is de vrees niet ongegrond, dat deze gelden

ia een doorboorde buidel

zullen vaUen in zover, dat zij de gewenste uitkomst ter voorkoming van inflatie, de waardevermindering van onze munt, de gulden, niet voorkomen kunnen, te meer ook, omdat de minister van Financiën verklaard heeft, dat er maatregelen genomen zullen moeten worden, welke de inflatie in de hand werken. Schrijdt de inflatie voort, dan zuUen bij deblokkering de gelden uitbetaald worden met een gulden, die nog meer,

mogelijk aanzienlijk meer,

in waarde gedaald is dan toen de gelden gestort werden. Van welk standpimt uit ook bezien, is de blokkering een onrechtvaardigheid, wat ook in de Memorie van Antwoord indirect toegestemd wordt, waarin gezegd wordt, dat de huiseigenaren anders behandeld worden dan andere groeperingen van ons volk, die gelden beleggen.

Deze oimechtvaardige behandeling

komt ook al daarin uit, dat de minister van Financiën zich het recht voorbehoudt de eventuele deblokkering te doen plaats hebben in staatsobligaties, hetgeen de regering verdedigd heeft met de opmerking: aangezien de, obligaties ter beurze verhandelbaar zullen zijn, levert de afgifte voor belanghebbenden geen nadelen op. Hoe zulk een opmerking naar waarheid en recht gedaan kan worden, is voor ons ten enenmale onbegrijpelijk, waar toch de

3%-staatsIeningen

thans ver beneden de 100% ter beurze verhandeld worden. Worden de door de minister van Financiën beoogde staatsobligaties tegen de koers van 100% uitgegeven, dan zal daarop door de huiseigenaren een aanmerkelijke schade bij verkoop ter beurze geleden worden. Deze worden dan

afgescheept

met een staatsobligatie, zeker nominaal ter waarde van ƒ 1000.- ƒ 500.- of ƒ 100.—, waarvan de waarde bij verkoop op de bem: s echter veel lager is en nog lager zal worden, naarmate de gulden in waarde daalt.

Dat de rente zeer laag is, kan temeer niet tegengesproken worden, als wij letten op het feit, dat de Herstelbank nog onlangs onder garantie van het rijk een vierjarige dollarlening heeft gesloten tegen een rente van 5 5/8 %.

Mijnheer de Voorzitter! Daarenboven zal de blokkering noodwendigerwijze een uitbreiding met zich brengen van de ambtenarij en de bureaucratie, hetgeen

geen gering euvel is,

dat aan tal van socialistische maatregelen Weeft. In de Sovjet-Unie zijn die euvelen zelfs van dien aard geworden, dat de Russische regering zich genoodzaakt heeft gezien daartegen maatregelen te treffen. Nochtans gaat men ten onzent nog steeds voort

om de bureaucratie en de ambtenarij,

welke aan een vlotte woningbouw al zo veel schade berokkend hebben, maar uit te breiden, zoals wij deze bij de blokkering ook weer uitgebreid zien, wat nu eenmaal niet zonder de nodige kosten kan plaats vinden. Hoe groot deze zullen zijn, daarover zegt de regering, dat zij op dit ogenblik moeilijk te ramen zijn. Niet alleen wordt hierbij het woord der Heilige Schrift veronachtzaamd, dat ons leert, dat wie een toren bouwt, de kosten heeft te overrekenen, maar ook kan het bij ons geen ingang vinden, wanneer de daarbij betrokken minister tot de conclusie komt, dat de kosten

betrekkelijk gering

zullen zijn. Het is ons niet duidelijk hoe de verklaring van de minister, dat de kosten van de administratieve rompslomp betrekkelijk gering zullen zijn, te rijmen valt met het feit, dat per jaar ongeveer 15 miljoen overboekingen (naar schatting ten minste 12 overboekingen per jaar van 1 a 1, 5 miljoen woningen) verricht moeten worden en hoe des ministers verklaring te rijmen valt met het feit, dat telkenmale een technische controle uitgevoerd zal moeten worden, zodra verbeteringen, waarvoor een aanvrage tot deblokkering is gedaan, zijn aangebracht.

Wat een werk

is er al niet verbonden aan het nagaan of de aanvrage voor verbetering aan de eisen van de wet voldoet, en aan het controleren of de aangebrachte verbeteringen naar behoren zijn geschied! Het staat wel vast, dat dit geen geringe uitbreiding van de ambtenarij en de bureaucratie en van haar werkzaamheden tengevolge zal hebben.

Afgezien van de kosten,

welke dit met zich brengt, gaan wij daarmede een geheel verkeerde richting uit, de richting, dat men met dit in wezen sooiahstische systeem zal vastlopen, gelijk men er in Rusland reeds

mee vastgelopen

is en de regering er daar nu van af wü, hetgeen echter niet zo gemakkelijk zal gaan. Heeft men de amTjtenarij en de bureaucratie eenmaal binnengehaald, dan komt men daar maar niet één, twee, drie weer van af. Dat heeft men in ons land ook kunnen waarnemen. En ziet, nu worden bij de blokkering de ambtenarij en de bureaucratie nog maar weer eventjes uitgebreid, wat ook al een zeer ernstig bezwaar is, dat wij tegen de blokkering hebben. 'Mijnheer de Voorzitter!

D© compensatie. welke toegezegd is, ontmoet ook bij ons zeer ernstige bezwaren in dien zin, dat de ene groepering van Nederlanders wel compensatie verkrijgt en andere groeperingen niet. Zo zijn

met nog zovele andere groepering! : eM de vergeten groepen

hierbij nog eens weer totaal vergeten. Deze minst draaglfl-achtigen onder ons volk zullen al de nadelen — en deze zijn voor hen niet gering — te dragen krijgen, terwijl andere Nederlanders niet alleen compensatie, maar zelfs een overcompensatie ontvangen, dewijl de geldelijke vergoeding, die zij ontvangen, hun huurverhoging in geldswaarde overtreft. Volgens raming der regering is het bedrag van de overcompensatie ƒ 15 müjoen, maar volgens de Raad van bestuur in arbeidszaken, waarin zowel protestantschristelijke, rooms-katholieke als neutrale werkgeversorganisaties samenwerken, bedraagt de overcompensatie

maar eventjes ƒ 132 miljoen,

gelijk blijkt uit het adres, dat deze Raad aan de Tweede Kamer heeft doen toekomen. Degenen, die overcompensatie ten deel valt, worden er dus, maatschappelijk gesproken, beter van, terwijl anderen, die in het geheel geen compensatie ontvangen, er veel slechter van worden, zó zelfs, dat zij er de grootste moeilijkheden mede zullen hebben om de hun opgelegde lasten te dragen. Dit

is stellig in flagrante strijd

met alle begrip van rechtvaardigheid en billijkheid. Als de regering compensatie verleent aan zekere groeperiugen der bevolking, had 71] deze naar de eis van rechtvaardigheid en billijkheid niet aan enkele groepen van de 'bevolking behoren te verlenen, maar aan alle, bijvoorbeeld door vermindering in de belastingen aan te brengen, of door andere maatregelen, en al de nadelen van de huurwetten stellig en zeker niet behoren te laten dragen door de minst draagkrachtigen, die het ook het zwaarst treft. Docli

vermindering van belastingen

willen de socialisten niet krachtens hun sociahstisch principe. Aan de opbrengst van de belastingen willen zij niet getornd zien. Integendeel, hun minister heeft tijdens zijn korte ministerschap de belastingen al verhoogd en nieuwe belastingen in het vooruitzicht gesteld. De overcompensatie heeft bovendien deze schadelijke zijde, dat in tegenstelling tot de politiek'van de bestedingsbeperking, welke de regering voert, aan een bepaalde categorie van ons volk ruimere koopkracht wordt gegeven, terwijl de huurverhoging van 25 % met blokkering va« 12, 5 % vrijwel zeker, uiteindelijk stellig, tengevolge zal hebben, dat

de prijsstabilisatJe,

zoals de regering die door minister Zijlstra uitgevoerd wil zien, welke nu reeds niet ten volle is gehandhaafd kunnen worden, straks nog veel minder te handhaven zal zijn. In een adres van de drie grote middenstandsorganisaties wordt daarop terecht gewezen. In dat adres wordt uitgesproken, dat vanwege het samengaan van lastenverzwaring voor het midden- en kleinbedrijf, zowel in de bedrijfs- als in de privésfeer, het deze organisaties

welhaast onmogelijk

hjkt om verantwoordelijkheid te blijven dragen voor n verdere medewerking aan het prijsstabilisatiebeleid der regering. Het is zeer goed te begrijpen, dat in de kringen van de middenstand

grote ontstemming bestaat over de wijze van huurverhoging, en dat men daarin met zorg over de huurwetten vervuld is, dewijl de middenstanders niet alleen hogere huren voor hun woningen en voor hun winkelpand zullen hebben te betalen, maar ook aan hun personeel een compensatie moeten geven, waardoor ook de huurverhogin'g van het personeel voor 100 % op hun schouders komt te drukken. Deze niet onaanzienlijke kostenstijging, zo heeft minister Zijlstra in het overleg met de Kamercommissie verklaard, mag niet in de prijzen worden doorberekend. Het komt er dus op neer, dat de

zelfstandigen,

ook degenen, die tengevolge van de scherpe concurrentie nu al een zeer bescheiden inkomen hebben, waarvan zij zelf en hun gezin moeten leven, geducht met hun gezinnen in de knel zullen komen, waar zij nog al weer zwaarder zullen worden belast. Mijnheer de Voorzitter! Nu zijn er op het laatst een paar wijzigingen ten aanzien van de blokkering door de regering in haar wetsvoorstellen aangebracht, onder meer deze, dat de geblokkeerde gelden thans ook kunnen worden gebruikt

voor schilders- en stakadoorswerkzaamheden binnenshuis.

Dit moge de schijn van een belangrijke verbetering hebben en van een aanzienlijke tegemoetkoming aan de huiseigenaren, maar veel meer dan schijn is het zeker niet. Het is hierbij toch zó gesteld, dat door de staat wordt bepaald, wanneer deze werkzaamheden kunnen en mogen worden uitgevoerd. Wij zien hierbij weer de door de socialisten begeerde staatsvoogdij in praktijk gebracht. Het komt dus hierop neer, dat tal van huiseigenaren veelal met

een dode mus

worden blij gemaakt. En als de staat de gevraagde werkzaamheden toestaat, dan geldt dit volgens de, naar onze mening, geheel ongemotiveerde bepaling, dat de kosten van deze werkzaamheden ten minste 30 % moeten bedragen van wat in totaal tot Januari 1967 voor de betrokken woningen moet worden gestort. En wat in deze uiterst bevreemdend is, is, dat nota bene

voor herstel van daken en goten

en voor het verrichten van schilderwerk aan de buitenkant der huizen, geen deblokkering wordt toegestaan. Waarom is er door de regering in de wijzigingen ook niet opgenomen, de vernieuwing en het onderhoud van ramen en sponningen, die in een versleten toestand een woning vochtig maken en die een gevaar voor de volksgezondheid inhouden? Wanneer de regering eenmaal

overstag is gegaan

door toe te geven, dat de blokkering alleen voor verbetering niet juist is, dan gaat het niet aan slechts enkele onderhoudswerkzaamheden— en dan nog onder volstrekte voogdij van de staat — daaraan toe te voegen, met uitsluiting van andere werkzaamheden, temeer dewijl

die andere werkzaamheden

meermalen bitter en bitter noodzakelijk zijn. Er mogen dan zekere concessies door de regering zijn gedaan, ook in dien zin, dat, wanneer de kosten van de uitgevoerde werkzaamheden 't geblokkeerde tegoed overtreffen, de eigenaar, voor zover nodig, zal worden vrijgesteld van het doen van stortingen. Ook deze concessie gaat mank aan een vergaande onbillijkheid, en wel ten aanzien van die huiseigenaren, die de laatste jaren de nodige verbeteringen hebben aangebracht om hun huizenbezit in behoorlijke staat te houden, waardoor voor hen niet de noodzaak bestaat om in de komende jaren tot ingrijpende werkzaamheden over te gaan. Het zijn

vooral deze huiseigenaren,

die een groot aantal jaren vrijwel van de deblokkering totaal geen voordeel zullen kirnnen trekken. Mijnheer du Voorzitter! Alles bij elkaar genomen, bevatten de voorstellen van wet

voor ons onverkomerdijke bezwaren.

Wij zien daarin een belangrijke concessie gedaan aan de socialisten, die aanvankelijk stonden op de invoering van een huurbelasting. Bij deze concessie wordt het eigendomsrecht aangetast en wordt in feite de stelling gehuldigd, dat eigendom diefstal is. Tevens wordt daarbij het staatssocialisme in practijk gebracht, doordat de staat onrechtmatig een deel van de huuropbrengst in zijn zak wordt overgeheveld, in zoverre de staat een soort van gedwongen lening tegen uitermate lage rente kan bekomen uit gelden, welke de huiseigenaren naar de eis van recht en billijkheid toekomen. Ook ten aanzien van de compensatie zijn het recht en de billijkheid allerminst betracht. De ene groepering van ons volk ontvangt deze compensatie wel, zelfs een overcompensatie, en het andere deel kan er naar fluiten, hoewel velen hunner deze compensatie, gezien hun maatschappelijke draagkracht, stellig van node hebben. Het wemelt in de wetsontwerpen der regering

van onbillijkheden en van onrechtvaardigheden.

Bovendien zal een huurverhoging van maar eventjes 25% voor tal van Nederlanders, ook al behoren zij niet tot de vergeten groepen, moeilijk zijn op te brengen en zou het veel beter zijn ge­ weest, wanneer de huurverhoging geleidelijk had plaatsgevonden. Mijnheer de Voorzitter! Deze wetsontwerpen zijn een gevolg van een compromLs, dat verleden jaar is gesloten om het huidige kabinet Drees tot stand te brengen. Onze fractie staat hier geheel buiten; zij staat geheel vrij tegenover deze wetsontwerpen, die als voortbrengsel van politiek geknutsel

een wangedrocht

zijn. Wij zijn van oordeel, dat er ten aanzien van de huurverhoging geen juist beleid is gevoerd, terwijl daarin elke vaste lijn ontbroken heeft. Vijf a zes jaar lang stond de regering geen enkele huurverhoging toe. In 1951 liet zij een huurverhoging van 15% toe, in 1954 van 17 tot 29% en in 1955 van 5%. Nu stelt de regering

met een grote sprong

voor om de huren ineens met 25% te verhogen, welke verhoging de huiseigenaren niet direct ten volle en mogelijk in het geheel niet ten goede zal komen, maar waarvan 12y2% wordt geblokkeerd en in de rijksschatkist komt. Wat ons betreft, wij hadden veel liever gezien

geleidelijke huurverhoging

en wel zonder blokkering, waarbij zowel de verhuurders als de huurders gebaat zouden zijn. Daarom zullen wij onze stem ook geven aan het ingediende amendement, waarbij een huurverhoging van 12%% wordt voorgesteld, mits de voorstellers het zo verstaan, dat dan geen blokkering plaats vindt. Ten aanzien van dit amendement is het opmerkelijk, dat

het niet voor de gehele fractie van de indieners is ondertekend

en dat met name de ondertekening van de leider dezer fractie, de heer Tilanus, ontbreekt.

De Tweede Kamer heeft huurwet én bloldceringsontwerp aanvaard. Het blokkeringsontwerp met 94 tegen 44 stemmen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 1957

De Banier | 8 Pagina's

De wetsvoorstellen betreffende de huurverhoging

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 1957

De Banier | 8 Pagina's