Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Goedkeuring van het verdrag van de Euromarkt en Euratom

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Goedkeuring van het verdrag van de Euromarkt en Euratom

34 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede van Ds Zandt

Aan het debat over bovenvermelde verdragen namen 25 Kamerleden deel. Dit wijst er wel op, dat deze bij al de verschillende fracties grote belangstelling hadden. Dit behoeft niet te verwonderen, want de verdragen, in het bijzonder dat van de Euromarkt, grijpt diep in het maatschappelijk leven van heel ons volk in. Uit de kringen van heel het bedrijfsleven zijn daartegen bezwaren van zeer ernstige aard geuit. iNochthans laat het zich aanzien, dat de verdragen zullen worden aangenomen. Op het ogenblik, dat vsdj dit schrijven, heeft er nog geen stemming plaats gevonden. Niet over het verdrag zelf, en ook niet over een motie en de amendementen, welke ingediend zijn. Zes ministers hebben ter verdediging van de verdragen het woord gevoerd, wat er wel op wijst, dat de regering er veel aan gelegen is, dat de verdragen zullen worden aangenomen. Wij zuUen het hierbij thans moeten laten, doch zullen allicht nog op de stemming en het verloop dezer aangelegenheid in een volgend nummer van „De Banier" terugkomen. Voor de S.G.P.-fractie voerde Ds. Zandt het woord. Hij sprak het navolgende: Mijnheer de Voorzitter! Het revolutionaire sentiment heeft sterk de hand gehad in de totstandkoming van het verdrag inzake de Euromarkt.

Dit sentiment

heeft ons volk veel schade en leed berokkend, zowel in het verleden als in onze tijd. De soevereiniteitsoverdracht van Indië aan Indonesië levert daarvan een sprekend bewijs. Dit sentiment verstaat de kunst schoonklinkende leuzen aan te heffen. Men denke slechts aan de leuze: vrijheid, gelijkheid en broederschap. In de praktijk blijken dit evenwel bedriegeHjke, hoUe leuzen te zijn. Wat is er tereditgekomen van vrijheid, wat van gelijkheid en wat van broederschap? In de praktijk precies het omgekeerde. Wat is er terechtgekomen van de voorzeggingen, dat er zulk een uitnemende verstandhouding tussen Nederland en Indonesië na de soevereiniteitsoverdracht zou ontstaan als er tevoren nooit was geweest?

Weer precies het tegendeel.

Er is nameloos veel leed over tal van Nederlanders in en buiten Indonesië uitgestort. Er is in Indonesië een hetze tegen Nederland en al wat Nederlands is gevoerd, welke geen fatsoen en geen grenzen kent. En nog is er geen eind aan gekomen en er zijn ook geen tekenen, dat er binnen afzienbare tijd een eind aan zal komen. Mijnheer de Voorzitter! Ter waarschuwing om ons ook ten aanzien van dit Verdrag niet

door het revolutionaire sentiment te laten leiden, brengen wij het geval van Indonesië nog eens in herinnering en dit zelfs met het gevaar, dat wij en de niet-revolutionaire tegenstanders van het verdrag ook thans overladen zullen worden met benamingen, dat wij reactionairen, duisterlingen en dompers zijn, die hun tijd niet verstaan, en dat deswege aan ons volstrekt geen gehoor dient te worden verleend. Mijnheer de Voorzitter! De vrees vervult ons, dat met dit verdrag dezelfde weg wordt opgegaan als met de soevereiniteitsoverdracht en dat het aangenomen zal worden ook met de stemmen van Kamerleden, die, gelet op de vele bezwaren, welke zij in het Voorlopig Verslag geuit hebben, niet sympathiek tegenover het verdrag staan, maar die onder allerlei verklaringen van ach en wee toch hun stem aan dit wetsontwerp zullen geven, zoals ook bij het wetsontwerp tot het overdragen van de soevereiniteit aan Indonesië het geval is geweest. Overgaande tot een bespreking van het verdrag zelf, merken wij op, dat het hierbij allerminst ontbreekt aan '

voorspiegelingen van de heerlijkste aard

aangaande het heil, dat dit verdrag zal brengen. Welke grootse verwachtingen hebben de voorstanders al niet van dit verdrag. Het zal volgens hen ten slotte niet meer of minder brengen dan de eenheid van Europa. Dit klinkt wel bijzonder mooi. Deze leuze is geschikt om duizenden mensen geheel van de wijs te brengen, evenals de leuze van de Franse revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap. Door zeer velen wordt deze leuze als het hoogste ideaal aangemerkt, doch zij is goed en wel beschouwd niets anders dan een ülusie. De feiten zijn er mee in flagrante strijd. Europa is

in twee kampen

verdeeld, die fel tegenover elkaar staan. In het geheel bevinden zich daarin 30 staten, waarvan er 11 tot het communistische blok behoren. Van de 19 overblijvende staten zijn er 6 bij het onderhavige verdrag betrokken. Deze zes staten noemen vele voorstanders dan met een weidse naam het verenigd Europa. Anderen dan spreken, meer bescheiden, van klein-Europa. Doch zelfs in dit kleine Europa is de eenheid en de eensgezindheid verre zoek, gelijk het verdrag zelf al uitwijst. Op tal van punten bestaat er bij de hiervan deel uitmakende landen nog een diep verschil. Nu vertrouwen de voorstanders van het verdrag er wel op, dat hierbij toch tot eenheid en eendracht gekomen zal worden. Elk bewijs daarvoor ontbreekt echter tot dusverre. De regering vaart hierbij, als bij de Indische kwestie, met de vlag hoop op zegen en ook thans weer bestuurt ijdel vertrouwen het schip. Zo varen de regering en haar medestanders ook nu

met ijdel vertrouwen

als stuurman aan boord. De regering spreekt in de Memorie van Toelichting ter verdediging van het verdrag als haar mening uit, dat het voor West-Europa een levensvoorwaarde is, dat een einde wordt gemaakt aan een zo menigmaal desatreus werkende rivaliteit tussen Frankrijk en Duitsland. Onzes inziens ziet de regering hier geheel over het hoofd, dat de toestand in Europa geheel gewijzigd is. Duitsland is Duitsland van vóór 1940 niet meer, het is in tweeën gedeeld. Ook al daarom is de kans niet groot, dat een Frans-Duitse oorlog nog eenmaal in Europa zal uitbreken, of dat zulk een oorlog een wereldoorlog ten gevolge zal hebben. Een wereldoorlog is, naar de mens gesproken, veeleer te verwachten uit de

scherpe tegenstelling tussen Westen Oost-Europa

en deze tegenstelling wordt niet weggenomen door het Euromarktverdrag. Daarom is de verdediging met het argument aangaande de verhouding tussen Frankrijk en Duitsland niet steekhou- ' dend. Deze verdediging heeft alles weg van een, zoals door een lid, niet door ons, in het Voorlopig Verslag is opgemerkt, demagogische bangmakerij. Bovendien is het gevaar lang niet denkbeeldig, dat er

andere rivaliteiten

en tegenstellingen ontstaan, juist door het onderhavige verdrag, bijvoorbeeld tussen Engeland en andere niet aan het verdrag deelnemende landen enerzijds en het blok van zes anderzijds. Zo is het zeer goed mogelijk, dat het nog meer verdeeldheid in Europa brengt dan er thans reeds is. Vooral als er bij de uitvoering van het verdrag bepalingen worden gemaakt en maatregelen worden genomen, welke voor Engeland en de niet aangesloten landen hoo^t nadelig zijn. Hierbij komt nog als een gewichtig bezwaar voor ons land, dat de in de toekomst in te stellen raad

allerlei verordeningen

aan ons land zvillen kunnen opleggen, indien de drie grote mogendheden Duitsland, Frankrijk en Italië het met elkaar eens zijn en er tevens een voorstel van de in het verdrag genoemde commissie komt, welke commissie uit 9 leden bestaat, naar alle waarschijnlijkheid bestaande uit 2 Duitse, 2 Franse en 2 Italiaanse leden, waarbij Nederland ver in de minderheid is, zodat, als het er op aankomt, Nederland niets te zeggen heeft. Hierbij is het democratisch beginsel wel met voeten getreden en de macht

in handen van grote mogendheden

gesteld, dit geheel in tegenstelling met het Amerikaanse staatsbestel, waarbij de kleine staten evenveel stemmen hebben als de grote. Men moge hiertegen aanvoeren, dat de Benelux tezamen over 3 stemmen beschikt, maar dit biedt geen waarborg, dat de Nederlandse belangen recht zal wedervaren. Het is nu al voorgekomen, dat bij de vaststelling van het verdrag Nederland in de steek werd gelaten

door België en Luxemburg.

Ook kleven aan dit verdrag grote bezwaren als een gevolg van het feit, dat de volksvertegenwoordiging door aanvaarding van dit verdrag medewetgevende macht voorgoed prijsgeeft aan een organisatie, waarin de toekomstige raad en de commissie geheel de lakens uitdelen en dat nog wel zonder dat duidelijke staatkundige en sociaal-economische beginselen in het verdrag bestaan, welke deze organisatie bij haar besluiten en verordeningen in acht behoort te nemen, terwijl de beginselen en de bepalingen, welke in het verdrag zijn opgenomen, . op tal van punten voor Nederland hoogst schadelijk zijn. Dit wordt

door de regering

zelf wel erkend, waar zij op vergoeKjkende wijze in de Memorie van Toelichting zegt, dat zij niet wil verhelen, dat deze verdragen bepalingen bevatten, welke zij gaarne anders had gezien, en dat in het algemeen het Europese karakter van deze Gemeenschap niet zo sterk is als de regering zou hebben gewenst. Waaraan in de Memorie van Toelichting dan nog wordt toegevoegd, dat niet te ontkennen valt, dat tijdens de onderhandelingen duidelijk gebleken is, dat de deelnemende landen, hoewel bezield met de wil in ieder geval beide verdragen tot stand te brengen, daarnaast toch in hoge mate bezorgd bleken voor elke mogelijke schade, welke aan bepaalde nationale belangen zou kunnen worden toegebracht. Op vele plaatsen zijn in de verdragen dan ook regelingen voorzien, welke in wezen een waarborg inhouden voor bepaalde belangen van één of meer staten-leden. Bovendien zijn respectievelijk

vDOr Duitsland, Frankrijk, Italië en Luxembvwg

speciale protocollen aan het verdrag toegevoegd. Dat in het algemeen, vooral met de bijzondere positie van Frankrijk in belangrijke mate rekening werd gehouden, is inderdaad een feit, verldaart de Memorie van Toelichting. In weerwil van het feit, dat de regering dit erkent, staat zij nochtans met alle kracht voor, dat, gelijk ook uit de Memorie van Antwoord blijkt, de Europese markt zal worden ingevoerd. Al gaat zij daarbij niet zo ver, dat zij beweert, gelijk in het Voorlopig Verslag beweerd is, dat, indien de Euromarkt tot stand komt, de verhouding tussen de zes landen na ongeveer 15 jaren zo innig zal zijn, dat de burgers als het ware tot klein-Europeanen zijn omgetoverd. Tot zulke beweringen komt men, als men, door dergelijke revolutionaire sentimenten gedreven,

de onbedriegelijke

bodem van het geopenbaarde Woord van de levende God prijsgeeft. Dan gelooft men zelfs, dat de mens door een soort betovering in zijn aard veranderd, ja verbeterd kan worden in een klein- Europeaan en daarmede een uitnemender, althans hoger staand mens geworden is dan hij als Fransman, Duitser of Nederlander was. Ook de regering laat zich in deze zin uit, al is het niet zo kras, waar zij op een ander gebied

verrassend goede resultaten

van het verdrag verwacht, wanneer zij namelijk zegt, dat door het verdrag de vrede zal bevorderd worden. Stellig is de vrede onder de mensen en onder de volkeren een kostelijk en hoog te waarderen goed, doch wil de regering deze waarlijk bevorderen, laat zijn dan

de zonde bestrijden,

die de oorzaak is van alle ellende, ook van de oorlog. Zeer terecht zeide

Da Costa,

dat op de bodem aller vragen ligt der wereld zondenschuld. Doch van een bestrijding van de zonde lezen wij in de regeringsstukken zelfs met geen letter. Het is ook hier weer de mens, wiens wijsheid, inzichten en krachten de welvaart en de vrede kunnen en zullen tot stand brengen. Het goede middel om deze te dienen, namelijk een verlaten van het pad der zonde, een schuldig terugkeren tot God en Diens gebod, een ootmoedig wandelen voor het aangezicht des Heeren, het komt in de officiële stukken van de regering in het geheel niet in aanmerking. Wel lezen wij in de Memorie van Toelichting, dat een andere verklaring voor het streven naar eenheid gelegen is in een nieuwe dreiging van het oosten, waaraan volgens de regering slechts met eensgezindheid in een vergroot Europa het hoofd zal kunnen worden geboden. Ook hier weer wordt

de mens op de troon gezy

gelijk dat ook in de Volkenbond het » val was, waarin de zo miskende Cru geblazen heeft. Het is gebleken, dat A Volkenbond een loutere illusie was. % l al illusies hebben de regering en U aanhangers in de laatste tijd al niet koesterd! De Volkenbond, hij was » illusie. De organisatie der Verenii Naties, zij is een illusie. De Unie m Indonesië, zij was een illusie. Onze be. tere verstandhouding met Indonesië wai en is ook al een illusie. Het zal met de Euromarkt en de eenheid van Euiom waarbij alles van de mens wordt ver' wacht, ook weer op

een illusie

uitlopen. Het is ik, zo zegt de kerkvadei Augustinus, waarbij men zweert ei waarvan men het heil verwacht. En dai ik heeft zijn zelfzucht, zijn eigenliefdi en zijn zonde niet afgelegd. Dit komt al heel duidelijk en overtuigend uit in de onderhandelingen omtrent dit verdraj En nu, waar men nog maar aan het begin staat, heeft men al tal van belangrijke punten niet kunnen afhandelen maar tot later order moeten uitstellen uit gebrek aan eenheid, hetgeen onj zegt, dat de eenheid verre zoek is, al, omdat de heb- en de zelfzucht daarbij aan het woord waren. Men hoopt wel, dat de eenheid er alsnog zal' maar een deugdehjke grond voor hoop en dat vertrouwen ontbreekt, ; deze ook

in de Indische kwestie

totaal heeft ontbroken. De regering zej wel, dat zij vertrouwt en hoopt, dat c eenheid er zal komen, maar op welke gronden zegt zij dat eigenlijk? Die gr* den ontbreken totaal. Aangenomen maj worden, zo luidt in het Voorlopig Verslag, dat Nederland in de algemene voordelen van het verdrag zal kunnen delen, en vlak daarop luidt het, dal eveneens in aanmerking moet wi genomen, dat het verdrag voor ons land ook minder aangename consequenties kan hebben. Alles, ja alles staat dus weer op losse schroeven. Zeer terecht en zeer naar waarheid is door de voorzitter van de Kamer van Koophandel te Rotterdam gezegd, met dit verdrag

een sprong in het duistet

wordt gemaakt. Wanneer dit verdrag iiderdaad zo schitterend en zo aanbevelenswaardig was als het van sommige zijden werd voorgesteld, dan kan tó niet anders dan de grootste verwondering wekken, dat, om een paar landeo te noemen, Noorwegen, Zweden, Denemarken, Oostenrijk en Zwitserland gee» pogingen aanwenden om als gelijkwaardige leden in het verdrag te worden opgenomen. Het betreft hier ook landen, waarvan men gerust kan aannemen, zij op vermeerdering van welvaart gesteld zijn, doch zij geven er alle bliji van, dat zij liever alleen en zelfstandig bhjven staan dan zich bij dit verdiag aan te sluiten. Wij willen er geen geheim van maken, dat dit ook bij ons het geval is.

Ons zelfstandig volksbestaan

is ons na een zware strijd van tacMj jaar ten deel gevallen. Het is in onze ogen een onverdiend, kostbaar geschen* Gods, dat wij niet vrijwillig willen op offeren, en dit nog wel voor allerlei illusies. Ons volksbestaan werd gevestigo op de vaste grondslagen van Goos Woord. Hiervan zal het door dit verdrag nog meer worden afgetrokken. Wij wensen er niet aan mede te werken, dat ons zelfstandig volksbestaan afbreuk wordt gedaan. Het verheugt ons dan ook, o» jn deze Gemeenschap nog geen suprationale organen zijn, doch niets waar- [irt ons, dat er in de toekomst geen nranationale organen zullen worden iteld, dewijl er invloedrijke persoen en partijen zijn, die deze ingesteld Mensen te hebben. (iinheer de Voorzitter! Onze geuite bewaren houden geenszins in, dat wij

een goede verstandhouding

(la vrede onder de volkeren niet op ipjis zouden stellen. Integendeel, wij laan deze hoog aan. Wij wensen onzer- •gs gaarne er aan mede te werken, dat g2e wordt bevorderd, doch van de sanenwerking, welke wij voorstaan, is in lit verdrag zelfs niet de minste sprake.. a geven de leiding over het Neder- )dse volk over aan een college, namet de Europese Commissie, waarin de federlandse regering niet als gelijkfaardige partner is opgenomen, maar eitelijk is onderworpen aan de uitspra- ; en van de commissie, dewijl zij ook al lief over het recht van veto beschikt. Iet is tooh

de Europese Commissie,

•elke in feite de vaste leiding heeft in- : ake belangen, welke ten nauwste sanenhangen met alle geledingen van ons 'olk. Zodoende wordt de bescherming 'an de belangen van alle Nederlanders, lok van hen, die van een bepaalde som 'eld moeten leven, aan vreemde macheii toegekend, daar de Nederlandse reping er niet tegen zal kunnen waken, lat groepsbelangen van internationale lard de waarde van de gulden beïnvloelen. Mgens mr. Wentholt zal Nederland, ; oals hij dat in zijn geschrift „Naar een jplossing van de crisis? " zegt, door aan- 'aarding van dit verdrag op politiek, iconomisch en sociaal gebied

zelfmoord

egaan. Zo denkt hij er niet alleen over, naar vele Nederlanders met hem. Daarfoor bestaat inderdaad gevaar, 'rankrijk heeft kort geleden zijn munt noeten devalueren en het is allerminst : eker, dat het daartoe niet weer eens al moeten overgaan. Nu is als moneaire doelstelling van het Euromarkt- 'erdrag bepaalt, dat ieder land een ivenvvicht in zijn betalingsbalans en het 'ertrouwen in zijn geld zal nastreven mder handhaving van een hoog niveau 'an werkgelegenheid en van stabilisatie 'an de prijzen, hetgeen de inflatie beordert en Frankrijk de vrije hand geeft im desnoods andermaal

te devalueren,

in dit wordt ook in het verdrag aan radere partnerlanden toegestaan. De rejering heeft herhaaldelijk te kennen gejeven en dat onlangs nog in de Miljoelennota herhaald, dat één van haar eerte en voornaamste doelstellingen is inlatie te voorkomen. Minister Hofstra 'eeft dit in sterk sprekende woorden gewaar hij zeide, dat een voortzet- 'ng van hetgeen te dien aanzien in 1956 n 1937 is geschied, vermeden dient te 'orden en dat een voortgaande inflatie " wezen een sluipende en ongecontroeerde belastingheffing is, welke op den 'uur niet slechts de maatschappelijke tructuur ontwricht, maar die ook de paarzin ondermijnt en die veelal de eco- '"misch minst weerbaren het zwaarst feft. De regering, aldus Minister Hof- "•a, zal er dan ook met vastberadenheid 'aar streven om de inflatie mede door "> ar financiële politiek een krachtig halt °e te roepen. Het is wel

in flagrante strijd

met de voorafgaande verklaring van Minister Hofstra, waar de regering voorstelt en aanbeveelt om toe te treden tot het Euromarkt-verdrag, welks monetaire doelstelling de vrije hand laat om tot inflatie over te gaan. Hierbij zij terloops opgemerkt, dat het regeringsbeleid van de naoorlogse Ministeries, niet alleen in 1956 en 1957 — wat nu openlijk en onomwonden door Minister Hofstra als slecht regeringsbeleid veroordeeld is — maar al de jaren na het beëindigen van de bezetting is gevoerd. Mijnheer de Voorzitter! Vervolgens overgaande tot de bespreking van de economische en financiële bezwaren, welke wij tegen het verdrag hebben, bespreken wij eerst

de verhoging van de kosten van het levensonderhoud,

welke dit verdrag noodwendigerwijze met zich meebrengt. Hierbij doet zich weer het merkwaardige voor^ dat de regering niet één en hetzelfde standpunt inneemt, maar ook op dit punt met zichzelf in tegenspraak is. Nog in de laatste officiële staatsstukken is van regeringswege verklaard, dat haar beleid gericht zal zijn op de stabilisatie van de prijzen en op het behoud van het levenspeil. Nu staat echter wel onbetwistbaar vast, dat bij invoering van het verdrag de prijzen verhoogd zullen worden en het levensonderhoud nog al duurder zal worden, wat voor tal van Nederlanaders het leven, maatschappelijk bezien, nog veel benarder zal maken dan het thans al is. Naar vakkundige berekening zal

de broodprijs

met circa B cent verhoogd worden. Dit is voor menig gezin, vooral wanneer daarin nog vele kinderen zijn, die nog te jong zijn om iets te verdienen, al een heel harde beproeving. Voorts komen op de lijst betreffende invoerrechten goederen voor met een hoog of zelfs buitensporig hoog tarief, zoals vlees 20 pet., honig 30 pet., bananen 20 pet., zuidvruchten 12 of 20 pet., koffie 16 pet., suiker 80 pet., cacaobonen 9 pet., ruwe tabak 30 pet., fosfor 15 pet., duplex en triplex 15 pet., thee 40 pet., hetgeen, omTnaar iets te noemen, voor de koffie een stijging van het invoerrecht van 16 pet. en voor thee een stijging van 29 pet. en voor cacaobonen van 9 pet. betekent. Zoals in het Voorlopig Verslag wordt opgemerkt, zal het voorgenomen hoger buitentarief van grote invloed zijn op en grote verschuivingen veroorzaken voor de bedrijven en instellingen, welke hierbij ten nauwste zijn betrokken. Dit heeft een direct groot nadeel voor de

Nederlandse economie

ten gevolge. Inzonderheid, zo werd gezegd, zal bij een buitenrecht van 30 pet. dit een ernstige slag toebrengen aan de tabakverwerkende industrie en groothandel van tabak. Hetzelfde werd vastgesteld ten aanzien van de palmolie, waarvan het invoerrecht, hoewel nog niet vastgesteld, toch naar alle waarschijnlijkheid hoog zal zijn. Velen hebben in het Voorlopig Verslag slechts enkele voorbeelden genoemd, ten einde de strekking van hun betoog te onderstrepen. Vele andere produkten kunnen volgens hen worden genoemd, waarbij het tarief van invoerrechten aanmerkelijk zal worden verhoogd. De regering erkent dit zelf, waar zij in de Memorie van Toelichting geschreven heeft, dat er naast de direct aanwijsbare oorzaken van kostenstijging in het verdrag nog meer algemene tendensen tot prijsverhoging voor Nederland zijn gelegen, en voorts in de Memorie van Antwoord letteidijk schrijft, dat zij erkent, dat het gevaar bestaat, dat bepaalde prijzen de neiging zullen vertonen in de loop der jaren op te trekken aan het peil in de partnerlanden.

Deze prijsstijgingen

zijn voor ons volk toch wel van ernstige, ja zeer ernstige aard. Ook zijn er gevaren voor de welvaart en het bestaan van onze industrie en daarmede voor geheel ons volk te duchten vanwege het protectionische karakter, dat het verdrag met zijn hoge buitentarieven vertoont. De buitentarieven van de Benelux waren laag en derhalve voor ons land, dat op export aangewezen is, hoogst ongunstig. De buitentarieven van het verdrag zijn hoog. In allerlei opzicht is dit voor ons land nadelig. Niet alleen zullen de prijzen van allerlei artikelen daardoor verhoogd moeten worden, maar ook

het kostenpeil,

hetgeen voor het bedrijfsleven en ook voor heel ons volk van grote betekenis is. Het lage kostenpeil in vergelijking met andere landen sedert 1945 heeft er toch wel buiten enige twijfel in belangrijke mate toe bijgedragen, dat onze industrie haar artikelen concurrerend op de wereldmarkt kon brengen en de export voor ons land gunstig was. Dit behoud is te meer van groot belang, omdat de toeneming van de export, vergeleken met een zelfde periode in het vorige jaar, thans zeer gering is. Zij bedraagt zelfs maar twee procent. Dit is wel uitermate gering, zelfs ontstellend weinig, als wij letten op de groei van onze invoer. Zonder enige gegronde tegenspraak kan worden gezegd, dat de handhaving van tiet kostenpeil voor ons volk van zeer groot belang is.

Ons land

is toch arm aan grondstoffen. Zelfs dienen er vele halffabrii< aten te allen tijde tot dusverre ingevoerd te worden. Daarbij komt nog, dat onze bevolking snel, zelfs zeer snel toeneemt en ons land dicht bevolkt is. Van welke kant ook bezien, is het voor ons bedrijfsleven en voor heel ons volk, maatschappelijk beschouwd, van zeer groot gewicht — wij kunnen wel zeggen: van het allergrootste gewicht —- dat met een laag kostenpeil onze export op dezelfde hoogte blijft, ja, dat hij zelfs in de toekomst nog kan toenemen. Mijnheer de Voorzitter! Wij zien in de

hoge buitentarieven en de andere kostprijsverhogende factoren

een zeer ernstig bezwaar voor heel de welvaart van ons land. Dit reeds op zichzelf vormt een hoogst ernstig gevaar voor ons maatschappelijk leven. Hierbij komt nog, dat het verdrag

een sterk protectionistisch karakter

vertoont. In ons land daarentegen heeft eeuwenlang een gans ander beginsel, n.l. dat van de vrijhandel, geheerst. Daarom heeft men zich zeer terecht verontwaardigd getoond over de Act of Navigation, waarmede Engeland onze scheepvaart, handel en ook indirect de welvaart van ons volk zwaar getroffen heeft. De vrijhandel heeft er in vroeger eeuwen toe bijgedragen, dat ons land tot bloei, zelfs tot grote maatschappelijke bloei kwam. Met onze voorouders zijn wij eenparig van gevoelen, dat onze scheepvaart en handel de mogelijkheid dienen te hebben om overal ter wereld onbelemmerd handel te kunnen drijven. Onze scheepvaart om de produkten te kunnen ver­ voeren en onze handel om deze te kunnen kopen en te kunnen verkopen. Dit is een eeuwenoude traditie, welke ons land gehuldigd en in ere gehouden heeft en waarbij ons volk ook welgevaren is. Bij dit stelsel is het mogelijk geweest, daj: er

deviezen

werden aangebracht, welke wij dringend nodig hebben. Bovendien dreigt nog het gevaar, dat waarlijk niet denkbeeldig is, dat door het protectionisme, dat het verdrag drijft, onze verstandhouding, niet alleen met de niet bij het verdrag aangesloten Europese landen, maar zelfs met de Verenigde Staten van Amerika verslechterd wordt. Het is toch het Amerikaanse blad „Fortune", dat onlangs geschreven heeft, dat de mogelijkheid van nieuwe economische strijd geschapen is tussen een Europees economisch blok en een Amerikaans economisch blok, en dat wel door invoering van de Euromarkt, waardoor het gevaar dreigt, dat, wat Nederland betreft, zijn

uitennate gewichtige handelsrelaties

met een zeer groot deel van de wereld worden afgesneden. Dat er daardoor een enorme schade voor ons land zal ontstaan, kan niet tegengesproken worden; 60 pet. van onze export gaat naar landen buiten de gemeenschap van de Euromarkt. Het moge waar zijn, dat opheffing van de douanerechten tussen de zes landen enige stijging van de export naar de landen van de Euromarkt ten gevolge kan hebben, maar dit neemt niet weg, dat de export naar de andei-e landen buiten de Euromarkt voor Nederland van uiterst groot gewicht is en blijft. Ook uit dien hoofde is er alle reden voor

bezorgdheid

welke in industriële kringen en in die van de handel te constateren valt. Dit is stellig iets, dat niet gering aangeslagen moet worden.

De export

is immers voor ons volk van zeer groot belang. Zij staat onder meer ook in zeer nauw verband met onze scheepvaart en onze havens, die een grote bijdrage leveren aan de welvaart van ons land. Het staat toch vast, dat de Nederlandse volkshuishouding met of zonder industrialisatie niet in staat is de benodigde invoer van goederen en export van goederen te financieren. Er is een doorlopend tekort op de handelsbalans, dat, hoewel het ene jaar groter dan het andere, tot nu toe nooit kleiner is geweest dan 12 pet. van de invoer, zelfs meestal aanzienlijk groter. Dit is een tekort, dat slechts kan worden gedekt door dienstverlening aan het buitenland. Alles wat deze dienstverlening

door scheepvaart, havens, handel en export

in gevaar brengt, brengt ook de bestaansmogelijkheid, het maatschappelijk welzijn van geheel ons volk in gevaar. Dit klemt te meer, omdat twee belangrijke factoren, namelijk

de landbouw en het transportwezen

buiten de geleidelijke opheffing van de binnentarieven van de Euromarkt zijn gehouden. Wat er ten aanzien van deze voor ons land zo belangrijke factoren in de toekomst zal geschieden, hangt geheel af van het beleid, dat de instelling van de Europese gemeenschap, waarvan het zwaartepunt bij de Raad van Ministers ligt, zal voeren. Dit beleid ligt nog geheel in het duister, wat voor Nederland allerminst gunstig is. Waar toch onze ex- port naar de vijf landen van de Gemeensohap voor 40 pot. uit landbouwprodukten bestaat, is het op zichzelf wel een heel ernstige schaduwzijde van het verdrag, dat de landbouw en het vervoerswezen buiten de geleidelijke opheffing van de binnentarieven zijn gelaten. , Nog ernstiger is het, dat één van de verdragsmogendheden,

namelijk Frankrijk,

bij protocol heeft weten vast te leggen, dat het zich, althans voorlopig, nog aan de volledige werking van de douaneovereenkomst onttrekt door een stelsel van invoerheffingen en exportsubsidies te liandhaven, totdat de betalingsbalans ten minste een jaar in evenwicht is en de monetaire reserves voldoende zijn. Mijnheer de Voorzitter! Hierbij valt vast te stellen, dat toen dit verdrag opgemaakt werd, er één land was, dat zich niet in staat verklaarde — met name Frankrijk — de verplichtingen, voortvloeiende uit een douaneovereenkomst, op zich te nemen. Het is hierbij dus de grote vraag, of Frankrijk wel ooit de volledige verplichting op zich zal nemen of zal kunnen en willen nemen. Daar is bovendien nog een andere zeer nadelige kant aan het verdrag, en wel in verband met de Benelux. Op het ogenblik bestaan er tussen de Benelux-landen

geen douanerechten.

Wanneer dit verdrag in werking zal zijn en de invoerrechten in de Benelux-landen voor de Franse, Duitse en Italiaanse concurrenten opgeheven zullen zijn, zal het Nederlandse bedrijfsleven van deze concurrenten schade kunnen ondervinden, waarbij voordelen voor ons land in nadelen verkeren. Hierbij komt Nederland op voet van gelijkheid met Duitsland, Frankrijk en Italië te staan, wat, de verklamig van de regering in de Memorie van Antwoord ten spijt, voor ons land grote nadelen kan opleveren. Mijnheer de Voorzitter! Dit alles overwegende, is het zeer wel begrijpelijk, dat

het Nederlandse bedrijfsleven

— om maar enkele takken te noemen: de metaalindustrie, de chemische industrie, de textielindustrie, de conservenindustrie, het vervoerswezen, de land- en tuinbouw, de graanhandel, alsmede de Amsterdamse en Rotterdamse Kamers van Koophandel — ernstige bezwaren en een zeer grote ongerustbeid betreffende de Euromarkt aan de dag heeft gelegd. Mijnheer de Voorzitter! Wij noemden zo straks

de graanhandel.

De bezwaren van deze voor ons land zo gewichtige handelstak hebben zowel betrekking op het gemeenschappelijk buitentarief als ook op de stijging van kosten en prijzen. Bovendien wordt in deze kring gevreesd voor een sterk doorgevoerde overheidsbemoeiing, ook al in verband met de contracten op lange termijn, wat voor de graanhandel hierop neerkomt, dat deze handel niet meer vrij zal zijn en dus enkele grondstoffen niet meer zal kunnen betrekken daar, waar zij het goedkoopst zijn. Het gevolg van deze contracten zal alzo ontaarden in een staatshandel met het daaraan verbonden distributiesysteem. Dat zal dan naar de berekening van de graanhandel voor het Eijk kosten meebrengen, welke in de miljoenen lopen. Daarbij zal

de broodprijs

stellig moeten worden verhoogd en de kwaliteit van het brood minder moeten worden. De bezwaren van de graanhandel zijn door de Memorie van Antwoord in het geheel niet weggenomen. Uit naam van de graanhandel bepleiten vn] bij de regering, dat zij alsnog concrete garanties zal geven, dat bij contracten op lange termijn staatshandel principieel zal worden geweerd. Behalve de door ons genoemde bezwaren van het bedrijfsleven is er nog de vrees — een vrees, welke op hearings werd geuit — dat de bepalingen van de Euromarktverdragen in ons land stipt zuUen worden nagekomen, terwijl daarmede in andere landen de hand zal worden gelicht, zodat Nederland de dupe zal worden. Zó ernstig zijn de bezwaren van het bedrijfsleven, dat er, zoals op de hearings werd gezegd, onder de ondernemers zijn, die overwegen hun bedrijf

naar Denemarken

te verplaatsen. Het verdrag wordt nu wel verdedigd met de bewering, dat dit verdrag ten aanzien van de politiek een nuttig effect zal hebben. Dit valt echter sterk te betwijfelen. Er zijn toch maar zes landen, waaronder drie kleine, bij dit verdrag betrokken. In dit verband valt veel meer te verwachten van het Noordatlantisch pact, waarbij veel meer landen zijn aangesloten. Ten aanzien van het

politieke karakter

kan de Euromarkt niet op goede gronden verdedigd worden. Het is in deze heel kenmerkend, dat de gewichtigste economische bezwaren juist zijn ingebracht door de voorstanders van Europese integratie. Het zijn de leiders van vrijwel geheel ons bedrijfsleven, die zeer gewichtige bezwaren tegen het verdrag hebben ingebracht, personen, die naar hun eigen verklaring, aan welker waarheid en oprechtheid niet te twijfelen valt, voorstanders zijn van Europese integratie, doch in weerwil daarvan niet nagelaten hebben de geweldige schaduwzijden, welke dit verdrag heeft, in het belang van heel ons volk en ook van ons bedrijfsleven met onweersprekelijke feiten in het openbaar aan te tonen. Dit is hun niet in dankafgenomen door personen, die door dik en dun — door revolutionair sentiment gedreven — het verdrag ingevoerd wensen te zien. De sympathie van de leiders van het bedrijfsleven voor de integratie van Europa is zelfs door deze mensen als lippenwerk gekarakteriseerd. Daarom te meer strekt het deze leiders van ons bedrijfsleven tot eer, dat zij het maatschappelijk belang van het bedrijf en daarmede van heel ons volk gesteld hebben boven de lof en de toejuichingen van degenen, die het verdrag met alle macht erdoor gedreven willen hebben en zelfs geen woord van kritiek op het verdrag dulden. Zó zeer worden deze mensen door hun revolutionair sentiment beheerst, dat zij met de werkelijkheid, de historie en onweersprekelijke feiten niet de minste rekening wdllen houden. Dit nu hebben

de leiders van het bedrijfsleven

— en daarover verblijden wij ons — wel terdege gedaan. De bezwaren, die zij naar voren hebben gebracht, zijn gegrond op de werkelijkheid, waarmede illusionisten nooit enige rekening houden. De voorstanders van het verdrag hebben daarbij geheel ongemotiveerd de personen uit het bedrijfsleven ten laste gelegd, dat zij met hun bezwaren achteraan zijn gekomen en deze veel te laat kenbaar hebben gemaakt. Dit raakt echter kant noch wal en houdt in geen enkel opzicht steek. Er heeft toch door toedoen van de regering grote onzekerheid omtrent en onbekendheid met het verdrag bestaan. Een

grote geheimhouding

is daarbij betracht. Er waren wel waarnemers van het bedrijfsleven op de con­ ferentie, die hun mening kenbaar konden maken aan de leden van de Nederlandse onderhandelingsdelegatie, maar deze waarnemers vertegenwoordigden slechts een klein deel van het Nederlandse bedrijfsleven, terwijl hun bovendien nog geheimhouding was opgelegd. Waartoe was toch eigenlijk die geheimhouding nodig? Kon deze zaak geen daglicht zien, dat er zo geheimzinnig mee is gehandeld? Het gevolg was in elk geval, dat

belangrijke delen van het bedrijfsleven

niet op de hoogte konden zijn, terwijl er toch voor geheel het Nederlandse volk zulke uiterst gewichtige belangen bij deze zaak zijn betrokken. Dit herinnert ons in sterke mate aan

de Indische kwestie,

waarbij ons parlement en ons volk ook al zo slecht waren ingelicht. Zonder zich eerst van het standpunt van het bedrijfsleven in zijn geheel op de hoogte te stellen, is er door de regering te Messina, te Brussel, te Venetië en te Rome beslist over uiterst gewichtige zaken, welke geheel ons volk in al zijn geledingen raken. Evenmin als het bedrijfsleven in zijn geheel is ook

het parlement in zijn geheel

gekend in deze zaak. Alles was reeds door de regering in kannen en kruiken gebracht en met kunst- en vliegwerk vervaardigd. Hoe ongegrond het verwijt is, dat het bedrijfsleven zijn bezwaren veel te laat kenbaar heeft gemaakt, blijkt wel onwedersprekelijk duidelijk uit deze door mij geheel naar waarheid vermelde feiten. Het Nederlandse bedrijfsleven, de industrie, de landbouw, het vervoer, de handel en het midden- en kleinbedrijf zijn zo voor een voldongen feit geplaatst, waaraan niets meer valt te veranderen, dewijl in het verdrag geen veranderingen meer kunnen worden aangebracht. Zij hebben

maar te slikken

wat door de regering voor hen en zonder hen is klaargemaakt en thans door haar is opgedist. Zij hebben maar af te wachten wat het verdrag voor hen zal brengen en hoe de uitvoering ervan zal zijn. Dit geldt in gelijke mate voor ons parlement, dat ook voor een voldongen feit wordt geplaatst, in dien zin, dat het geen wijzigingen in het verdrag kan aanbrengen, maar niets overblijft dan het verdrag aan te nemen of te verwerpen, en dat terwijl Frankrijk feitelijk de voorschriften van het verdrag en daarmede het karakter van het verdrag, dat de economische eenheid van Europa beoogt, al teniet heeft gedaan. De regering heeft nu wel in de Memorie van Toelichting opgemerkt onder meer, dat veel zal afhangen van de

ondernemersgeest en het koopmanschap

van hen, die het Nederlandse bedrijfsleven vormen, en dat zij, wat dit betreft, het volste vertrouwen heeft in de activiteiten en de bekwaamheden van de eigen landgenoten, maar wij zijn, ook door hetgeen door de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven is opgemerkt, van oordeel, dat de regering daarmede haar verantwoordelijkheid maar al te veel op het bedrijfsleven heeft afgeschoven en afschuift. Hier komt het revolutionaire sentiment van de regering wel heel sterk tot uiting. Het houdt geen rekening met de feiten. Wij willen aan de bekwaamheden van de bedrijfsondernemers met geen woord te kort doen, doch de tijd is nog niet ver achter ons, waarin deze oad nemers, hoe bekwaam zij ook. waren A

zo diep ingrijpende dep^s,

niet konden keren, met al hun bekwaa heid niet en met alle middelen niet II ze tijd kan weer komen. Sommige v drijfsvertegenwoordigers zeiden bj; hearings, dat zij ook mensen waren i geen ijzer met handen konden breken dat zij met hun hoofd niet door de mn konden lopen. Dit kunnen zij ook m» Mijnheer de Voorzitter! De regering k hier wel het volste vertrouwen uitspn ken, doch wat hebben wij eraan en m heeft het bedrijfsleven er aan? Zij iee ook menigmaal

het volste vertrouwe

in de Indische kwestie uitgesproLa doch wat is daarvan vervuld, wat i daarvan terecht gekomen? Letterlijk to taal niets! Haar vertrouwen is niet ales beschaamd geworden, maar de zaak i precies anders uitgekomen dan zij j haar voorstanders hadden verwacht. In dezen hebben wij bewaarheid gezie wat mr. Groen van Prinsterer heeft ge schreven, namelijk, dat de revolutie m te beloften doet en hooggestemde leo zen aanheft, waarvan niet alleen sea enkele wordt vervuld, maar waarva juist het tegendeel in de praktijk i schouwd wordt. Hierbij worden wij vendien door het allerhoogste gezag ge waarschuwd en bevolen, namelijk God Zelf in Zijn Woord, waarin staat „Vertrouwt niet op prinsen, op des men senkind, bij hetwelk geen heil is". Mijnheer de Voorzitter! Behalve dat IK resultaat, dat de Euromarkt zal opleve ren, veel en veel te veel door de regerini op vertrouwen gegrondvest is, kleeft voor ons nog dit grote bezwaar aan, ( het verdrag

zoveel onzekerhede

bevat. Wij willen ook al om des tijds w — indien wij toch op alle bijzonderte den ingingen, dan zou de ons toegei ten tijd veel te kort zijn — ons tot hoofdzaken beperken, wat wij voldoenè achten om het verdrag in zijn kan te beoordelen. Daartoe wijzen wij op he

vervoersvraag;

Heel dit vraagstuk, dat voor ons volk zi uiterst gewichtig is, hangt nog in i lucht. De regering verklaart in de Mi morie van Antwoord te dezen, dat i een aantal onderwerpen ongeregeld gebleven, omdat ondanks intensieve oi derhandelingen geen overeenstemmiiil kon worden bereikt. De regering va klaart voorts in de Memorie van Ant woord goede hoop te hebben, dat ooi voor dit soort van onderwerpen te i tijd een oplossing zal kunnen wonia gevonden. Zij voegt hieraan echter to^ dat zij uiteraard niet kan garanderen dat een dergelijke oplossing ook altiji voor honderd procent voor ons land 1» vredigend zal zijn. Er ontbreken W zoals ook ten aanzien van het vervoeis vraagstuk,

vaste richtlijM»

zodat de bepalingen van het verdrag i het bijzonder rakende het vervoer, eve» veel nieuwe vragen en onzekerheaei omtrent de aard en grenzen van toepassing bevatten als de antwoorden Voorts zegt de Memorie van Antwoori „dat het vanzelf spreekt, dat de rege ring bij de uitvoering van het verdraj met alle kracht er naar zal streven te te voeren Europese beleid van ds n Nederland gangbare opvatting en doM dringen, respectievelijk daaruit die el^ meuten te weren, die haar voorkome'^ in strijd te zijn met de gezonde ontivi^ keling van de Europese vervoersmarkt Doch, zo vragen wij.

welke vs^aarborg

t^taat er, dat dit pogen een goed resul- (jjt zal hebben? Het berust alles op losse schroeven, het ligt alles in de verre (dekomst, het berust op vertrouwen, wij jjoeten maar hopen, dat het goed gaat, iielijk bij de Indische kwestie. Vederland is maar een klein land, waar- -ge bij het tot stand komen van het itrdrag op tal van punten geen rekejing is gehouden. Wanneer dit nu bij je totstandkoming van het verdrag reeds M geval is en nu reeds de levensbeygen van het Nederlandse volk niet voldoende door de regering konden worden veiliggesteld, zelfs niet in een protocol, zoals andere deelnemende landen oog hebben weten te bereiken, welke ijeui'delijke grond bestaat er dan om aan te nemen, dat dit

nog door haar

2al kunnen worden" bereikt bij de toepassing en de uib/oering van het verdrag, nadat Nederland eenmaal onherloepeÜjk het verdrag zal hebben aanward? b het feit, dat de regering in de Memorie van Antwoord de goedkeuring van het verdrag ten sterkste aanbeveelt, l verklaren wij, dat wij zulks om principiële, alsook om materiële redenen niet zullen kunnen doen. Principieel «ezien missen wij ten enenmale de vrijmoedigheid em er aan mede te werken, dat ons zelfstandig volksbestaan wordt ingekort en ons volk nog al verder afgetrokken zal worden van het rechte .Wament, waarop eenmaal ons oude gemenebest gegrondvest was, en dit te meer, wijl het verdrag een produkt is van het revolutionaire sentiment, dat met de invoering van dit verdrag een eerste stap gezet ziet op de weg naar. een staatkundig en economisch verenigd Europa. Materieel

beschouwd, kunnen wij het verdrag ook niet aanvaarden, omdat de zo gewichtige bezwaren, weUce inzonderheid door geheel het bedrijfsleven in vrijwel al zijn vertakkingen naar voren zijn gebracht, door de officiële stukken der regering, ook de Memorie van Antwoord, niet zijn weggenomen. Afgaande op het Voorlopig Verslag, waarin bezwaar op bewaar, bedenking op bedenking, kritiek op bitiek tegen en op het verdrag zijn uitgebracht, zijn vnj van gevoelen, dat bet verdrag todi met grote meerderheid van stemmen zal worden aangenomen en dat het in dezen zal verlopen als met de soevereiniteitsoverdracht van Indië aan Indonesië, waarbij ook al allerlei bezwaren werden geuit en nochtans de K.V.P., de V.V.D. en ettelijke Christelijlt-Historischen er aan hebben medegewerkt, dat nota bene een propagandastunt van de S.D.A.P.: „Indië los van Nederland", werd uitgevoerd. Ook thans zal het allicht wel zover komen, dat vele K.V.P.-ers, V.V.D.-ers, Anti-Revulutionairen en Christelijk-Historischen hun stem zullen geven aan een verdrag, dat krachtens zijn aard en strekking humanistisch-revolutionair 'S en waarin overeenkomstig onze ongelorige tijdgeest met miskenning van God w Sjn geopenbaard Woord alles van "ie mens, diens inzichten en krachten TOrdt verwacht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 1957

De Banier | 8 Pagina's

Goedkeuring van het verdrag van de Euromarkt en Euratom

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 1957

De Banier | 8 Pagina's