Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Algemene politieke beschouwingen over de rijksbegroting 1958

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Algemene politieke beschouwingen over de rijksbegroting 1958

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

REPLIEKREDE VAN Ds ZANDT

De tijd, welke Ds. Zandt was toegemeten bij de algemene politieke beschouwingen was kort, te kort om op verschillende belangrijke onderwerpen breedvoerig in te gaan, tervsdjl ook op zichzelf belangrijke onderwerpen slechts terloops door hem konden worden genoemd en besproken. Nochtans was diens rede ook thans van zeer principiële aard en onderscheidde zich van de redevoeringen van al de andere sprekers, die bij deze gelegenheid het woord voerden, die zich nog meer of minder, al hadden zij daar ook kritiek en aanmerkingen op, konden verenigen met het gevoerde regeringsbeleid. Geen hunner bracht toch het principiële bezwaar naar voren, dat Ds. Zandt naar voren heeft gebracht, namelijk dat hij daarom met het gevoerde regeringsbeleid zich niet kon verenigen, dewijl in het beleid de mens op de troon gezet was, en Gods eisen, Woord en wet genegeerd waren. Uit dat oogpunt bezag hij ook allerlei materiële onderwerpen, waarvan de lezer zowel in zijn rede in eerste termijn, alsook in de repliekrede. kennis kan nemen. Wij achten het niet nodig ter toelichting daar nader op in te gaan, dewijl de rede en ook de repliekrede in duidelijk verstaanbare taal zijn gesproken. Gaven wij in een vorig nummer van „De Banier" de rede, weUce Ds. Zandt in eerste termijn uitsprak, weer, in dit nummer geven wij zijn repliekrede, zoals zij werd uitgesproken en in de Handelingen van de Tweede Kamer is afgedrukt, weer.

Ds. Zandt sprak het navolgende:

Mijnheer de Voorzitter! Hetgeen van achter de regeringstafel ter verdediging van het beleid van dit ministerie is aangevoerd, heeft onze ongerustheid over dat beleid en onze ernstige materiële en principiële bezwaren niet kunnen wegnemen. Wij 2aen ons dan ook gedwongen om hierop bij de replieken nog eens nader in te gaan. Wij gaan daarbij geen persoonlijke bestrijding voeren en willen aan de bekwaamheid van de ministers niets te kort doen. Doch waar in dit beleid de mens 20 zeer op de troon gezet wordt en

de rechten Gods

zozeer genegeerd worden, daar is de nood ons opgelegd om daartegen een principiële strijd aan te binden. Het regeringsbeleid stijft onze zo jammerlijke tijdgeest, waarin vrijwel een ieder de mond vol heeft over zijn rechten en waarin het woord „plicht" bij velen geheel uit hun woordenboek geschrapt is.

Rechten,

hun rechten, dat is het toch, waar zo velen zo druk voor in de weer zijn, die men nimmer van het woord „plichten" hoort reppen en die daarhenen leven, alsof er geen plichten meer bestaan. Het is genot, het zijn de stoffelijke genietingen, zoals die in de wijsbegeerte der Epicureërs als het hoogste doeleinde van het menselijk leven op de voorgrond gesteld en aangeprezen worden, waarvan het najagen door allerlei regeringsmaatregelen bevorderd wordt. Ja, het is het doeleinde van de

Epicureïsche wijsbegeerte,

waarvan de oude christelijke kerk en die der Reformatie niet geschroomd hebben te verklaren, dat zij een vervloekte is, wat lang niet van al de stelsels en wijsbegeerte der beidenen in de oude christelijke lectuur gezegd wordt, welke door de regeringsmaatregelen gediend en zozeer bevorderd wordt.

De subsidies der regenng

aan sport en spel, aan opera en komedie, tot het dansen toe, waarin zij door de overgrote meerderheid, door kerkelijken, tot Anti-Revolutionairen en Christelijk- Historischen toe, gesteund wordt, wijzen dat ontegenzeggelijk uit. Dit beleid werkt er aan mede, dat ons volk hoe langer hoe meer opgaat in lichtzinnigheid, in stoffelijke belangen en genietingen, welke bij een groot deel van ons volk hoofd en hart geheel in beslag nemen, en dat het eeuwig welzijn een zaak geworden is en wordt, waarover men zich in het geheel niet meer bekommert.

De toenemende ontkerstening

toont dit wel heel duidelijk aan. Het getal dergenen, die openlijk met God en Zijn dienst gebroken hebben en breken, neemt niet alleen in onze steden, maar ook in onze dorpen nog steeds hand over hand toe. Men bedenke alleen maar, hoe groot het getal der zodanigen in de hoofdstad van ons land is, terwijl het eveneens benauwend is, hoe velen van ons volk opgaan in hun eigenwillige godsdienst. En niet alleen op dit gebied is een groot verval te constateren, ook oj, dat der zeden.

Het aantal zedendelicten

is tot een onrustbarende hoogte geklommen. Daartoe draagt hetgeen onder toelating van de regering in de bioscopen met hun voorstelhngen van moord- en schietpartijen, overvallen, berovingen ontvoeringen en wat meer van zedenbedervende en sensationele aard wordt Geboden, niet weinig bij. Meer nog; de regering reikt een vrijbrief uit, dat door

bioscoop- en toneelvoorstellingen

het huwelijk ondergraven wordt en dat het heilige omlaag gehaald wordt. Bovendien werkt zij er door haar wetgevine en maatregelen hard aan mede, dat de door God aan de mens gegeven rustdas door arbeid in trein, tram en bus en in allerlei bedrijven tot een werkdag wordt verlaagd en de door Christus' opstandine geheiligde dag des Heeren door sport en spel en nog al zo veel meer van die dading

tot een zondendag bij uitnemendheid

wordt gemaakt. Heerst op dit gebied, waarop een Goddelijke wet de overheid dure verplichtingen oplegt, zoals dat zeer terecht door uitspraken van talrijke synodes van de oude christelijke kerk en die der Reformatie de overheid is voorgehouden, een bandeloze vrijheid, op menig ander gebied brengt de regering de vrijheid om hals. Daarbij is het staatsdwang op staatsdwang en bij velen

nog geen staatsdwang genoeg,

velen, die niet eerder wiUen rustan, alvorens het gehele bedrijfsleven in staatsbemoeienis geklonken is en het leven van de burger van de wieg tot het graf onder staatsbemoeienis is geplaatst. Het is toch het verlangen van de socialisten, dat elJc bedrijf onder staatsvoogdij wordt gebracht. Zelfs heeft één hunner nog korf geleden in de Eerste Kamer gezegd, dat alle grond in handen van de staat behoorde te komen, en van socialistische zijde is ook al betoogd, dat alle huizen staatsbezit dienden te worden. Wat wonder, dat tegen deze staatsdvringelandij verzet bij grote gedeelten van ons volk komt. De mensen willen niet in een soort van slavernij worden gebracht. Zij zijn geen turven, die de staat maat kan leggen waar hij wil. Hierbij komt nog, dat al deze staatsdwang

de ambtenarij en de bureaucratie

op uitermate sterke wijze bevordert. Niet dat wij tegen goede ambtenaren zijn. Wij waarderen hen en achten hen zelfs no dig. Zij kunnen niet worden gemist. Maar aan een heirleger van ambtenaren zijn ernstige bezwaren verbonden. Niet alleen moeten dezen mede uit de belastingpenningen van de belastingphchtigen worden betaald, maar ook zijn zij meermalen een geducht bezwaar voor de bloei van 'n bedrijf, ook al door de rompslomp van de vloed van papieren en paperassen. Zo wordt het op het ogenblik zelfs al in Rusland aangevoeld, waar men maatregelen heeft genomen tot beperking van de ambtenarij en de bureaucratie en waar men ook op het ogenblik meer grond in vrijheid aan particulieren heeft toegekend en de bouw van particulieren is gaan steunen. Dit alles neemt niet weg. Mijnheer de Voorzitter, dat het socialisme hier te lande door dik en door dun alles maar onder de staat en onder staatsbestuur gebracht wil hebben, en dit zelfs al wijst de praktijk uit, dat dit een on houdbaar onuitvoerbaar stelsel Vochtans, Mijnheer de Voorzitter, is het zo gesteld, dat wij als S.G.P. niet t§gen elke overheidsbemoeiing zijn. Integendeel, wij stellen, dat

de overheid als dienaresse Gods

zowel op maatschappelijk als op geestelijk gebied een haar door God opgelegde taak en roeping heeft te vervullen. Ook op rnaatschappelijk gebied, dit te meer, ivaai er thans toch tekenen van een depressie zijn, waarvan de duur, de omvang en de uitwerking op het ogenblik niet te bepalen vallen. De taak, welke de overheid met Gods zegen ook op maatschappelijk gebied heeft te vervullen, jaf ons de vrijmoedigheid om jaar na jaar bij de regering te bepleiten, dat zij

de woningbouw

veel krachtiger ter hand zou nemen dan zij gedaan heeft. Hadden de regeringen aan die aandrang gehoor gegeven, de huurprijzen zouden niet tot zulk 'n hoogte geklommen zijn als thans, waar voor vele gezinnen de huren te hoog zijn om (Je aangeboden woning te kunnen betrekken. Het is van groot belang, dat de woningen niet zo vreselijk duur zijn als thans het geval is geworden, en ook, dat zij niet zo slecht zijn als thans met vele woningen het geval is. Ons zijn gevallen bekend van bewoners, die onder aan de deur latten hebben moeten spijkeren, omdat de woningen door de verschrikke- Hjke tocht niet te bewonen waren. Ook zijn ons gevallen 'bekend, waarin de plafonds gedeeltelijk of geheel naar beneden vielen.

Een degelijke woningvoorraad

is voer ons volk van het grootste gewicht. Het is een zaak, maatschappelijk beschouwd, van de eerste orde. Het is schadelijk op elk gebied, ook uit een zedelijk oogpunt, als iemand niet een hem passende goede woning kan bekomen. Het is uitermate gewenst, dat verloofden niet jaar en dag — zoals thans het geval is — met het sluiten van een huwelijk moeten wachten, omdat zij geen woning kunnen bekomen. Het is ook gewenst, dat er een einde komt aan de toestand, dat mensen, gepakt als haringen in een ton, in een woning neerzitten. Niet minder is het van het grootste gewicht voor ons volk, dat krachtig besnoeid wordt op de

zo hoge staatsuitgaven en dat inflatie

wordt tegengegaan. Het is ook van belang, dat de prijzen niet steeds omhoog gaan. Wat baten toch alle loonsverhogingen en wat baat toch alle bezitsvorming, wanneer de prijzen steeds hoger worden en wanneer de waarde van de gulden steeds daalt? Het wordt niet alleen voor de vergeten groepen, zoals de laaggepensioneerden en de kleine rentetrekkers en vele anderen met hen, die niet over een ruime beurs beschikken, toch wel uiterst moeilijk om in hun levensonderhoud te voorzien. Ook voor de andere groepen van ons volk is het een zaak van het grootste belang, dat de

belasting en de lasten,

welke zo zwaar op tie particulieren en het bedrijfsleven drukken, worden verlicht. Het is daarom hoogst noodzakelijk. dat de regering spaarzaam omgaat met de gelden, welke door de belastingbetalers moeten worden opgebracht, en dat aan alle geldsmijterij een einde wordt gemaakt. De regering en de haar voorafgaande ministeries hebben zich met de nodige ophef

als progressief

aangekondigd. Doch bij al die progressiviteit zijn de hooggespannen verwachtingen, waarmede zij bij ons volk grote indruk hebben gemaakt, niet vervuld. Het is een feit, dat zij vaak alle in 'hun tegendeel zijn uitgekomen. Wat is er geworden van de Haagse Ronde-Tafelconferentie, wat van de Unie met Indonesië, wat van het zelfbeschikkingsrecht van het Indonesische volk, wat van de goede verstandhouding van Nederland en Indonesië? Van dit alles is letterlijk niets terechtgekomen. Hierbij is

het Ambonese volk

verraden en verkocht. Dit geldt ten aan- - zien van vele dingen in ons land. Ten opzichte van het buitenland is dit ook het geval. Wat is er terechtgekomen van de hooggestemde verwachtingen aangaande herstel en vernieuwing? Alles is vaak op een bittere teleurstelling uitgelopen. Men denke alleen maar aan het feit, dat

professor Lieftinck

de rentestand van 3 pet. als blijvend heeft aangekondigd, terwijl de regering op het ogenblik 6 pet. rente moet geven, wil zij aan enig geld komen. Ook de Volkenbond, de Verenigde Naties en de ontwapening geven niets dan teleurstelling op teleurstelling te zien. Sprekende over 'het buitenland, wensen wij nogmaals te bepleiten, dat de regering alles zal aanwenden om de geloofsvervolging en onderdrukking

van de protestanten in Spanje en Columbia,

die daar nog steeds aan de orde zijn, te doen verdwijnen. Ock over een door ons meermalen genoemd feit gaan wij nog een kort woord spreken. Het betreft hier

het vloeken en misbruik maken

van Gods Naam bij onze weermacht. Daarover bereiken ons nog steeds klachten. Men kan zich hier niet afmaken met de bewering, dat de militairen daarvan hebben melding te maken bij hun superieuren, daar toch bij de regering het oppergezag berust en zij wel terdege als degene, die haar gezag hier moet laten gelden, heeft op te treden. Afgezien nog van het feit, dat het hier de eex Gk)ds betreft, heeft de regering er voor te zorgen, dat het leven van vele militairen gedurende hun diensttijd niet vergald wordt. Overigens wensen wij bij de regering nog te bepleiten, dat zij het zo maakt, dat de militairen

op maandagmorgen

met de eerste gelegen'heid naar hun garnizoen kunnen terugkeren. Men heeft ons, als wij onze beginselen stelden, vaak tegengevoerd, dat wij een kleine partij en slechts een klein deel vaii ons volk vertegenwoordigen. Doch al leeft de revolutie bij de tel, de waarheid, de deugdelijkheid en het recht van een zaak worden niet bepaald door het getal.

Warmeer wij de eis stellen, dat de overheid zich als dienaresse Gods heeft te gedragen, dan stellen wij wat Gods Woord stelt. Neen, de waarheid wordt niet door het getal bepaald. Dat wijst de geschiedenis van het christendom wel

uit. De eerste christenen

toch waren een sekte, die overal werd tegengesproken, zelfs voor een pest werden verklaard en als aller afschrapsel behandeld zijn. Doch dit heeft hun niet belet, voor de rechten en eisen Gods op te komen. Dat mag ons ook niet beletten om dit te doen, al zijn wij dan niet geacht bij de grote massa en worden wij meermalen als fanatici, zwartgalligen en ziekelijken, die het veel te zwaar nemen, afgeschilderd. Daarom kunnen en mogen wij niet aflaten ook

de eis Gods

bij de regering voor te staan, dat zij zich als dienaresse Gods zal hebben te gedragen en zich naar Gods Woord zal richten, dewijl dit alleen de zekere waarborg biedt, dat haar beleid ons volk in al zijn geledingen ten zegen 2al zijn. Dewijl Hij, Die de Almachtige en Waarachtige is, stellig Zijn Woord gestand zal doen, dat luidt: „Die Mij eren, zal Ik ersn; maar die Mij versmaden, zullen licht geacht worden".

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1957

De Banier | 8 Pagina's

Algemene politieke beschouwingen over de rijksbegroting 1958

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 oktober 1957

De Banier | 8 Pagina's