Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Delta-plan (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Delta-plan (2)

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu zal worden gesteld — en ik vrees daarvoor ook wel — dat de plannen reeds te ver gevorderd zijn. De uitvoering is reeds begonnen.

Nu wil ik nog gaarne de aandacht vragen voor de werken, nodig voor versterking van de dijken langs de Westerschelde en van de zeewering ten noorden van de Waterweg. Het doet wat vreemd aan, dat gesteld is: de „dijken" aan de Westerschelde en de „zeewering" ten noorden van de Waterweg. Het gaat toch langs de Westerschelde niet alleen om dijken. Gaarne erken ik, dat de dijken langer zijn dan de andere zeewering, maar ik meen toch te weten, dat er aan die Westerschelde, althans aan de mond daarvan, ook

duinen

liggen. Moet ik uit het zo gestelde opmaken, dat het de bedoeling van de 'Rijkswaterstaat is om die duinen tot dijk te maken? Het is mij niet onbekend, dat er te dien aanzien plannen zijn, haast zou ik zeggen. Mijnheer de Voorzitter, als u mij dat toestaat, „boze plannen". Door de duinen gelijk te maken en ali het ware in dijken te veranderen, zal Walcheren, dat toqh al zo veel geleden heeft en toch al zo veel van zijn moois heeft verloren, een nog grotere schade gaan lijden. Het is mij bekend, dat daartegen bezwaren zijn ingebracht, en daarom stelt het mij wel teleur, nu weer te moeten lezen „de dijken" langs de Westerschelde. Wel lees ik later over de versterking van de plaatsen, waar geen 2: ware brede diiinen aanwezig zijn, zodat er toch blijkbaar nog wel aan die duinen is gedacht, maar ik kan niet aan de vrees ontkomen, dat toch een dijk boven een duin verkoren wordt, en dat er geen oog is voor dii schoonheid, welke de duinen bieden. Daarbij wil ik wel opmerken, dat mij gebleken is, dat gedacht wordt, dat die duinen zich dan weer wel zullen vormen. Dus, eerst zorgen voor de veiligheid, en daarvoor de duinen in dijken veranderen, en dan komt later de schoonheid wel weer.

Mijnheer de Voorzitter! Ik hoop het niet goed te zien, maar mijn ervaring is, dat een duin zich niet vormt op een vlak liggende dijk. De ervaring is, dat het zand wel wordt vastgehouden op duintoppen of achter duintoppen, maar niet in dalen of op gelijkliggende delen. Zie, ook daarover had ik gaarne tevoren overleg gezien. Nu ik toch over Walcheren heb gesproken, wil ik ook

Veere

niet vergeten, het oude Veere, dat door velen terecht wordt geprezen om de schoonheid, het Veere, dat ernstig bedreigd wordt. Het wordt reeds vlug bedreigd door de uitvoering van het Drieeilandenplan. Op blz. 19 van de Memorie van Antwoord is vermeld, dat de provinciale commissie de problemen van Veere nog in studie heeft. Maar uit hetgeen ons is bekend geworden, vrezen vwj, dat de schutsluis in de dam in het Veerse Gat niet wordt aangebracht. De meen die zaak niet beter te kunnen bepleiten dan in een nota van de direkteur van het Economisch-Technologisch Instituut voor Zeeland is gedaan, op de volgende wijze:

„Betreft sluis in Veerse Gat-dam: 1. Aanvankelijk werd als argument tegen het oesterinlaatwerk en de sluis ingebracht, dat de zaak zou verzanden. Dit bleek niet houdbaar, naar ook blijkt uit de toestemming voor de oesterproef, 2. Een nieuw argument vormen do kosten. Volgens de laatste gegevens is met de sluisbouw ƒ 7 miloen meer gemoeid don met de bouw van het inlaatwerk alleen. 3. Over de jaren 1952 tot en met 1956 bedraagt het gemiddeld nettoprovenu van de gamalenopbrengsten te Veere ƒ 300.000.- per jaar, of gekapitaliseerd ƒ 7, 5 miljoen. 4. De totale kosten van de overplaatsing van de visserij naar Colijnsplaat bedragen ongeveer ƒ 2 miloen. 5. Deze oplossing lijkt dus voordeliger dan sluisbouw. Zij kan echter slechts 20 jaar dienen, namelijk tot de Oosterschelde is afgesloten. Vanuit Veere kan men bhjven doorvissen, tenzij men aantoont, dat het Deltaplan de garnalen in de monding uitroeit. Voor dit laatste durft geen enkele bioloog in te staan. Het sluiswerk zal men dus wellicht in 40 jaar kuimen afschrijven. 6. De voorkeur voor de oplossing \fOor 20 jaar berust mede op een lage waardering van de garnalenvisserij door enkele Haagse visserijdeskundigen. Wij geven toe, dat de kleine man, die de visser is, niet altijd economisch genoeg zal werken. Daar staat tegenover, dat wij als Nederlanders op de visserij in ons beroepsbeeld zeer zuinig moeten zijn, ook om redenen van sociale en morele aard. 7. Door een sluis bhjft de Oosterschelde ook voor andere schepen toegankelijk via de Zandkreek. Dit is voor de daar gelegen havens en misschien ook voor de marine interessant. De marine krijgt in de afsluitdijken niet al te veel uitgangen.

8. Ook voor de entree der zeejachten is de sluis van belang. 9. Een sluis doet de unieke aanblik van Veere handhaven, een belang, dat niet steeds door economistische waarheden verdoezeld mag worden. 10. Het Deltaplan heeft zijn eigen wetmatige gang. Het kan niet opgehouden worden, al is het parlementair nog niet behandeld. Meestal is dit geen bezwaar, daar de vraagpunten toch technisch zijn. In casu wordt hier echter over de beroepstoekomst van een groep mensen beslist. Hierover dient het parlement zich eerst een oordeel uit te spreken". ijnheer de Voorzitter! Dit heeft de diektem' van het

Economisch-Technologisch Instituut

voor Zeeland geschreven aan mijn coUega van Veere. Wij dienen wel te overwegen wat gedaan dient te worden, opdat de zuinigheid hier de wijsheid niet bedriegt. Het is daarbij ook nog de vraag, of die kosten wel zoveel hoger zullen zijn. Er zal nu een inlaat moeten worden gemaakt in die dam voor de proef betreffende de oestercultuur. Ook dit zal geld kosten. Dan zullen de vissers van Veere tijdelijk naar CoHjnsplaat verplaatst moeten worden. Ook dat zal geld eisen. En als de Oosterschelde afgesloten vrardt, zal er weer wal gedaan moeten worden. Wanneer een schutsluis zou worden gemaakt, zouden die kosten niet nodig zijn, kon Veere blijven en konden de vissers van Amemuiden ook hun bezigheden voortzetten. De garnalenvisserij levert een gekapitaliseerd bedrag van ƒ 7, 5 miljoen op. Het is dan ook dringend nodig ernstig te overwegen of die sluis niet alsnog behoort te worden aangebracht. Het is bekend, dat er ook wel technische vraagstukken aan verbonden zijn, alsook dat verzanding gevreesd wordt, maar ik meen, dat onze technici toch wel moeilijker vraagstukken hebben opgelost en tot een goed einde gebracht. Mijnheer de Voorzitterl Het is niet mogeUjk alle punten te bespreken. Dan zou ik te veel van uw tijd en van de tijd van de regering en de Kamer vragen. Toch wil ik nog een paar punten aanroeren. In de eerst© plaats nog de

Daarbij wil ik er wel rekening mede houden, dat is toegezegd, dat de regeling van de schadevergoeding later aan de orde zal komen. Daarom zal ik mij nu tot de hoofdzaken bepalen, alhoewel ik het betreur, dat viaj niet nu, tegelijk met de behandeling van dit voorstel, waarin de beginselen van de vergoedingen en de verdeling van de kosten zijn neergelegd, ook over de regelingen zelf kunnen handelen.

Ik vrees namehjk, dat wij principiële beslissingen zullen nemen, die van invloed zullen zijn op de latere regelingen. Daarbij denk ik aan het in artikel 5 voorgestelde. Het gestelde in hoofdstuk VI, paragraaf 3, van de Memorie van Toehchting, heeft in Zeeland ongerustheid verwekt. Er kan worden gesteld, dat de polders dadelijk belang hebben bij het verhogen van de veiligheid. Dit wü ik niet ontkennen, maar er zal ook rekening moeten worden gehouden met de mogelijkheid, dat de kosten, ook al wordt er maar een bijdrage gevraagd of verhaald, te hoog komen te hggen. Er zal ernstig mede moeten worden gerekend, dat vele polders reeds zeer zwaar belast zijn. Zal samenvoeging de moeilijkheden kunnen opheffen? De lasten zullen dan over een groot aantal hectaren verdeeld worden. De druk zal kleiner kunnen zijn dan wanneer het kleine pwlders betreft. Echter, ook de grote polders hebben nu reeds

zware lasten.

Walcheren is toch ook geen kleine polder en het is schier niet mogelijk de lasten daar nog op te voeren. De dijklasten in die polder bedragen nu al ongeveer ƒ 60 per hectare. Een verhoging hiervan werd door het dagelijks bestuur nodig gedacht, maar een voorstel daartoe werd door het bestuur niet aanvaard. Dus er is nu reeds aanleiding tot verhoging.

De grondlasten zijn ongeveer ƒ 10 per hectare. Daar komt nog de straatbelasting bij. Als dan nog in aanmerking genomen wordt, dat straks ook nog een herverkavehngsrente moet worden opgebracht, en dat die rente, alhoewel die verschillend is, naar gelang de grond door die verkaveling een meer of minder hoge meerwaarde heeft verkregen, in sommige gevallen wel ƒ 50.— per ha. zal bedragen, terwijl op een gemiddelde van ƒ 28.— a ƒ 30.— is gerekend, dan is het toch wel duidelijk, dat de mogelijkheden ook voor een grote polder beperkt zijn. Worden de lasten zo hoog, dan is de waarde van de grond minder dan nihil geworden. De

daling van die waarde

zal ook weer van invloed zijn op inkomsten voor 's Rijks kas. De inkomsten uit de vermogensbelasting en uit iedere andere belasting, die met de waarde van de grond samenhangt, zullen dalen. Het is dus niet alles wrinst, wat nu bespaard kan worden, als de bijdrage van de polders wordt gehandhaafd. Ik zal hierop nu niet verder ingaan, want er zal gelegenheid zijn dat bij de behandeling van de in uitzicht gestelde wetsontwerpen te doen. Toch is het nodig reeds nu de aandacht hiervoor te vragen, want het is niet uitgesloten, dat uit het stilzwijgen zou worden geconcludeerd: Wie zwijgt, stemt toe. Toestemmen doe ik dus niet, integendeel. Ik meen tolk te zijn van hen, die over die regeling in ongerustheid verke­ ren, en ik acht het van belang, dat nu wordt toegezegd, dat met die b^ gen ernstig rekening zal worden geÜ den. I De verzwaring van de zeeweringen ! van groot belang voor het gehele vè Dus dient ook het gehele voUc daara) bij te dragen, en dient te worden TO komen, dat een deel daardoor onder^ ten komt, door welke toestanden W nen ontstaan, die niet te verantwooi^ zijn. I Er is toch een begrenzing van de aJ lijkheden. De oogstuitkomsten vam jaar wijzen er ons toch heen, dat, toe ijver van de landbouwers ook geweest zij toch wel zeer afhankelijk zijn. (y mochten zij en wij die afhankelijklK maar meer gevoelen en beleven. | Een spoedige behandeling van de in J zicht gestelde wetsontwerpen is dan öf zeer gewenst. Toch hoop ik, dat er d voldoende gelegenheid zal zijn totke nisneming hiervan en tijd voor het lev ren van commentaar. Wij mogen niet leen op de landerijen zien, want in v schillende polders is ook het gebouwi reeds zwaar belast. Er kan ook worden gesteld, dat niet leen de eigenaren van de landerijen h hebben bij een goede zeewering en 1 een grotere veihgheid, maar ook ani ren. Maar dan kan ik ook stellen: het

gehele volk, geheel Nederlan

Met bezorgdheid heb ik kennis genon» van wat op blz. 24 van de Memorie vi Antwoord is gesteld over de concentral van de polders. Wil de regering hier dwingend optreda Kan dat lüet aan de Staten van de pi vincies worden overgelaten? Naar meen zijn die toch daarin bevoegd, Reeds heb ik getracht aan te tonen, d ook grotere waterschappen niet in sta zullen zijn de kosten te dragen. En i die de technische 2a.ken beter aan w den kunnen, durf ik ook niet altijd« derschrijven. Of zijn het misschien andere dan fta ciële overwegingen, die samenvoegi voorstaan? De polders zijn, althans voor een gra deel, door het particuher initiatief oi staan.

Al erken ik, dat er noodzaak kan zij dat de lasten van de particulieren m den overgenomen en dat die ook m door anderen worden gedragen, t« acht ik samenvoeging van de polders > waterschappen daartoe niet het midi Er is een streven om aUes in groter ïf banden te brengen, maar daarvan i wij geen voorstanders. Als het nodig de lasten ook op anderen te leggen, dl kan dat mijn instemming hebben, dM ik acht samenvoeging daartoe nietk aangewezen middel. Beter zou ik ii achten, als er een regeling kwam, waa bij de taken werden afgebakend, en di zo nodig, sommige voorzieningen, wa onder wel te stellen het beschermen Is gen hoge vloeden, tot taak van het K hele voDc werden gerekend. Daarmeij wil ik nog niet stellen, dat het Bijl» alles, wat daarop betrekking heeft, n' zou moeten overnemen. Er rijn nu personen met de zeeweni belast, die als het ware iedere steen !i«| nen, en het zou te betreuren zijn, als» en ook de personen, die met het toezi» belast zijn en zich daaraan geven B hun voUe persoonlijkheid, dat werd in^ nomen. Zij zijn daarmede als het Wj opgegroeid. Zij zijn er dichtbij. Zi)'" ben

praktische k*

. • 1 en hoe hoog ik ook de theorie acht, t* kan de praktijk niet worden gemist. I tk wil mij daarover nu niet geheel' spreken, maar wel aangeven, d«t \ i moeten overwegen wat te doen, Ni g^an vvij de lasten op een groter ' 'Mm i T.-„„„ leggen „f of op een —^ groter aantal *„i usonen.

laar ook al zou de wering van de hoge Qen, dus de direkte zeewering, rijks- {^^ gorden, dan acht ik het nog niet u ^t alles bijeenkomt. Er zijn toch f ^óg andere taken, en die taken kuni (och wel het beste door de tegen- U^ge bestuurders worden uitgeifend. & r zou ik bij willen opmerken, dat wij iening moeten houden met „Het oog meesters maakt het paard vet". Wie j ie zaken beter behartigen dan de ijk belanghebbenden? Reeds heb ik blijken, dat ik bevreesd ben nu al •n principiële beslissing te nemen. jt in artikel 8 gestelde zou ook wel in ie richting kunnen wajzen. Immers, daar gesteld

„tegemoetkoming".

[a erken ik, dat het moeilijk kan zijn nu Is een verder gaande uitspraak te oen, maar ik vn\ er dan toch op wijzen, it wij, mijn fractiegenoten en ik, ons Ie vrijheid voorbehouden en ons niet in achten aan dat, wat misschien 8 „tegemoetkoming" kan worden gele- [et is mogelijk, dat ik het wat donker ie, Gaarne hoop ik dat. Is het zo, dan erwacht ik wel, dat de regering ons zal lededelen, dat de beslissing nog niet u valt, maar dat de Kamer volkomen lij blijft. 'erder vind ik op blz. 24 en volgende m de Memorie van Antwoord nog een aak, die mij verontrust. mij niet begeven in rechtsvragen, laar strijd met de grondwet en andere wetten is voor mij wel een signaal, dat hoge onveiligheid aangeeft. Maar, geen rechtsgeleerde zijnde, zal ik mij niet op dat terrein begeven.

Er is door wijziging reeds gedeeltelijk aan die bezwaren tegemoet gekomen, maar waarom dan niet geheel? Waarom heeft men niet alles onder Gedeputeerde Staten gebracht, zodat die met het toezicht zouden blijven belast? Is het niet goed, de zorgen toe te vertrouwen aan hen, die daarbij nauw zijn betrokken? Hebben de Gedeputeerde Staten hun taak niet goed volbracht? Hebben zij het toezicht niet goed uitgeoefend? Wat is toch wel de reden, waarom nu naar verandering wordt gestreefd? Denkende aan de ervaring in de Staten van Zeeland, meen ik toch, dat niet gesteld kan worden, dat

Gedeputeerde Staten

hun taak niet goed hebben volbracht. Wie zal er meer kennis van zaken hebben dan zij? Het is mij gebleken, dat zij grote liefde voor en grote kennis van de polderzaken hebben. Waarom hen dan voor een deel er buiten gehouden? Moet ik daaruit tot de conclusie komen, dat alles maar weer in handen moet komen van de technische deskundigen? Hoe hoog ik ook hun kermis en ervaring acht, toch meen ik, dat het onjuist is, die taak van het bestuurlijke naar het ambtelijke over te brengen. Nu kan worden gesteld, dat, als het Rijk veel betaalt, dat ook grote invloed moet houden en dat niet alles uit handen is te geven. Er kan worden gesteld, dat het over technische zaken gaat, en wel van zo'n omvang, dat met het verleden geen vergelijking is te maken, maar ik wü ook onderscheid maljen tussen de dadehjke uitvoering, die zeker alleen technisch is, en alles, wat er aan het Deltaplan vastzit. Ik begrijp, dat niet alles uit handen kan worden gegeven, en ik wü ook niet alles uit handen nemen, maar wel wil ik nogmaals een pleidooi houden voor tijdig en grondig overleg met de streek en met de vertegenwoordigers van de streek en voor het doen regelen door hen, die met grote liefde en opoffering dat steeds goed hebben gedaan. Gaarne zie ik plaats hebben overleg over de plannen, de uitvoering en alles, wat met het Deltaplan verband houdt, maar dan ook gauw, dan met de bestiuen, en zo, dat er nog veranderingen mogelijk zullen zijn en het overleg iets anders is dan een mededehng van toch reeds vaststaande feiten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 1957

De Banier | 8 Pagina's

Het Delta-plan (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 november 1957

De Banier | 8 Pagina's