Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hemelvaart

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hemelvaart

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in de hemel, zal alzo komen, gelijkervoijs gij hem naar de hemel hebt zien henenvaren. Handelingen 1 : 11

Opgenomen is de Heere in de hemel, nadat Hij nog veertig dagen sinds Hij uit de doden opstond bij Zijn 'discipelen vertoefd had. Immers dit is het kenmerkend onderscheid tussen Zijn verbhjf of aarde vóór en na Zijn verrijzen uit de dood, dat Hij na Zijn opstanding Zioh niet meer, gelijk vóór die, aan de wereld, doch alleen aan Zijn discipelen openbaarde. En ook die openbaringen droegen een heel ander karakter. Zij waren er op gericht de discipelen te bereiden voor het niet meer kennen naar den vlese. Zo wandelde de Heere dan niet meer van dag tot dag met hen, doch Hij openbaarde Zich aan hen voor slechts korte tijd en met grote tussenpozen. En dan sprak Hij van de dingen, die het Koninkrijk Gods aangaan, de Schriften openend. Zo werden veertig dagen vervuld en toen is de Heere „opgenomen in de hemel". De jongeren hebben Hem zien henenvaren. Hij heeft hen getuige willen maken van Zijn verlaten van de aarde. Zijn opstanding volbracht Hij zonder enig menselijk getuige, maar toen Hij van de aarde opvoer, nam Hij Zijn discipelen met Zich. Hij vergaderde hen; „en Hij leidde hen buiten tot aan Bethanië"; en als Hij hun de belofte van de Heilige Geest herhaald en hen als Zijn getuigen bevolen en hen gezegend had, „werd Hij opgenomen daar zij het zagen". Voor hun ogen rees naar Zijn menselijke natuur de Messias omhoog, hoger en hoger, tot een wolk Hem wegnam voor hun ogen.

Wat moet dat voor de discipelen geweest zijn! Te zien, dat Christus ten hemel voer! Want Hij voer hoger op dan de wolken. Door de wolken heen bracht Hij onze menselijke natuur, onze ziel en ons lichaam, ten derden hemel in. Ook die derde hemel is geschapen, door Gods alvermogen voortgebracht, om te Wezen Zijn troon, de plaats waar God Zijn heerlijkheid meer openbaart dan «gens anders. ^'aar die plaats voer de Heere op van de berg, die Hij Zijn jongeren bescheiden had, buiten Jeruzalem. Hoe diep te betreuren blijft de dwaling van Luther in dit stuk, als zou die menselijke natuur van Christus alomtegenwoordig zijn geworden. Wat onmogelijke stelling! Zij doet een eigenschap Gods "vprjaan op de mens. Zij maakt de mens tot God. Gans verwerpelijke dwaling, die ook gans troostbenemend is voor de kerk. Want toch als Luther — wat nimmer waar kan zijn — het recht had, dan was het feit van de hemelvaart teniet gedaan; dan was onze eigen menselijke natuur, die door Hem uit Maria is aangenomen, niet in de hemel der hemelen ingebracht. En daarop kwam het juist aan. Dat maakt de hemelvaart van Christus tot zulk een ontzaglijk feit. Die hemelen waren gesloten, voor eeuwig toegesloten door de zonde; nooit meer door enig schepsel te openen. Van ingaan in heerlijkheid was voor Adams zonen en dochteren geen sprake meer. Maar God de Vader beschikte in Zijn vrijmachtig welbehagen voor Zijn uitverkorenen die volle zaligheid in Christus, dat zij naar ziel en lichaam verkrijgen zouden een eeuwig wonen in de hemelen.

„In het huis Mijns Vaders — zo sprak Christus — zijn vele woningen. Ik ga heen om u plaats te bereiden". Die plaats bereidde Hij door de gesloten hemelen te openen. Hij brak er door toen Hij onze eigen ziel en ons eigen mensehjk lichaam in de hemel inbradht. Hij is waarlijk opgevaren en zichtbaar en plaatselijk, opdat Zijn volk, gekocht door Zijn bloed, eenmaal odk zijn mag waar Hij is. De discipelen hebben die opvaart gezien. Alleenlijk in de hemel zelf konden zij met het natuurlijk oog niet zien; dat is bewaard voor de dag der eeuwigheid. Dan „zal ik uit mijn vlees God aanschouwen; Dewelke ik voor mij aanschouwen zal en niet een vreemde; mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot". Maar in deze bedeling vermogen wij de eeuwige heerlijkheid niet in te blikken met het natuurlijk oog. Ons lichaam zou daarvoor niet bestand zijn. Wat Gods volk er van smaakt, is door het geloof. En waar dat gelovig zien en genieten reeds zo onuitsprekelijk is, o, wat moet het dan toch wezen, eens te zijn daar, waar geloof verwisseld zijn zal in aanschouwen. Een wolk bedekte de ingang in de heerlijkheid. Gelijk zo vele wolken hier blijven. Want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht; nu ken ik ten dele, maar alsdan zal ik kennen gelijk ook ik gekend ben. Was het wonder, dat de discipelen van deze plaats niet weg konden? De overv/eldigende kracht, die van de hemel­ vaart van Christus op hen uitging, had hen aan de plaats genageld. Hun ogen bleven hemelwaarts gericht; hun harten vol van verwondering over Christus' volheerlijk heengaan. Als God ons in Zijn genade delen doet, gaat van het wefk van Christus steeds een zielsinnemende, allesoverweldigende kracht uit in onze harten.

Maar zo kan het niet blijven. Voor de discipelen is iets anders weggelegd. Meer nog zullen 'zij ontvangen. De vervulling van de belofte des Vaders staat te geschieden. En ook de jongeren hebben een roeping te vervullen. De weldaden, die de Heere Zijn kerk deelachtig maakt, moeten beleefd; zij zijn nimmer vergeefs geschonken. Eeuwige heerlijkheid, volkomen delen in de zaligheid, toeft tot Christus wederkomt. Hoe gepast is dan ook het woord van de engelen, die aan de discipelen verschenen. Want die twee mannen, die zo plots, zo onverwacht bij de jongeren stonden, waren hemelboden. Him witte kleding getuigt van vlekkeloze heiligheid. Zij zijn dienaren voor de troon; gedienstige geesten, dit tot dienst uitgezonden worden om dergenen wil, die de zaligheid beërven zullen. Ook nu hebben zij hun dienst aan de van God verkorenen. Gods Woord brengen zij aan de toevende discipelen. En dat Woord Gods, aam Zijn volk gebracht, is altijd gepast. God spreekt tot de Zijnen niet in raadselen. „Gij zult de waarheid verstaan en de waarheid zal u vrijmaken". Bovendien, de Heere verspilt Zijn genade niet. Hij bereidt de harten van Zijn volk om Zijn woorden te ontvangen; en Hij spreekt overeenkomstig de toestand waarin zij verkeren. Het Woord, dat God tot Zijn volk spreekt, gehjk Hij het hier door de engelen bracht, is zeer gepast. En hoe rijk is die hemelse onderrichting!

Wijlen Ds. G. H. Kersten

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 mei 1958

De Banier | 8 Pagina's

Hemelvaart

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 mei 1958

De Banier | 8 Pagina's