Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXLVI. Het conflict tussen Ds. a Brakel en de Rotterdamse magistraat.

De predikatie over Psalm 2 : 6, door ds a Brakel te Rotterdam op 25 juli 1688 gehouden, heeft heel wat voeten in de aarde gehad. Zij bracht hem in een ernstig conflict met de plaatselijke overheid, omdat hij er scherpe kritiek in geleverd had op het zich mengen in kerkelijke aangelegenheden door genoemde overheid. Deze had zich hiermede volgens Brakel begeven op een tenein, dat het hare niet was. Het zou ons te ver voeren, indien wij te diep op deze predikatie ingingen. Wij zullen ons daarom slechts bij enkele passages er uit bepalen. Ten eerste bij deze, waarin hij verklaart, dat de Heere Jezus alleen Soeverein is over Zijn kerk en dat, indien de overheid meent in de zaken der kerk te moeten ingrijpen, zij dan moet kunnen aantonen daartoe last van Hem te hebben ontvangen. Dit kon de overheid echter niet, omdat de Soeverein Koning Jezus Ghristus aan de overheden zulk een commissie niet gegeven heeft, dewijl er in de Bijbel niets van zulk een commissie te vinden is. De overheid had alzo volgens Brakel niet het minste reoht om een wettig door de gemeente uitgebracht beroep af te keuren, dit beroep te annuleren (vernietigen) en een ander te laten beroepen. Wel 'kende de Dordtse Kerkorde aan de overheid het recht van approbatie (goedkeuring) toe, maar niet zoals Brakel in zijn predikatie opmerkte, zulk een authoritatieve approbatie en veel minder een improbatie (afkeuring). Volgens Brakel behoorde de approbatie slechts betrekking te hebben op het leven en de burgerlijke wandel. Wat toen zijn bijzondere redenen had: ten eerste „om de factie van Lycester met welke vele predikanten te ver ingezeüd waren tot grote prejudicie (nadeel) van de vrijheid des lands en daarna Om de remonstrantse factie, die tegen het huis van Oranje gekant waren". De volgende dag reeds kreeg Brakel bevel om zijn preek bij de magistraat in te leveren. Brakel deed dit, maar hij verklaarde bij het overhandigen nadrukkelijk, dat hij de Edel Groot Achtbaren in deze niet als vechters erkermen kon, weshalve hij de copie van zijn preek overleverde als een leraar aan zijn lidmaten om hun nut er mede te doen. Spoedig hierop werd Brakel door de magistraat aangezegd, dat zij de predikatie dermate aanstotelijk oordeelden, dat zij, voor dat zij een definitieve beslissing konden nemen, het nodig achtten, dat Brakel zich onthield van in

Rotterdam te preken. Bovendien werd zijn traktement ingehouden. Brakel wenste zich echter aan dit bevel niet te onderwerpen, daar het volgens hem niet aan de overheden toekwam een predikant in zijn gemeente over kerkelijke zaken in het prediken te hinderen. Des woensdags 29 juli trad hij dan ook weer voor de gemeente op. Hij deed dit niet, zoals hij zelf in de narede op zijn predikatie schreef, uit onbezonnen drift of stijfhoofdigheid, maar enkel en alleen uit gehoorzaamheid aan de Heere Jezus als Koning over Zijn kerk. Brakels kerkeraad was het in beginsel met hem volkomen eens, maar bevond zich anderzijds in een zeer moeilijke positie. Zeer waarschijnlijk heeft men daarom van de zijde van de kerkeraad Brakel aangeraden om Rotterdam voor enige tijd te verlaten. Hij ging namelijk enige tijd met verlof om rust te nemen, alsook omdat er redenen waren, die hem uit voorzichtigheid deden besluiten zich elders in stilte een weinig te „diverteren", wij zouden thans zeggen, om enige ontspanning te zoeken. Voordat hij Rotterdam verliet, zorgde hij er echter voor, dat zijn predikbeurten door anderen werden waargenomen. Inmiddels werd zijn predikatie door de magistraatspersonen nauwkeurig onderzocht. Het resultaat hiervan was, dat op 9 augustus besloten werd Brakel mede te delen, dat hij binnen vier weken volledige voldoening aan de overheid moest geven. Deed hij dit niet, dan zou hij als een onwaardig burger uit de stad verbannen worden.

Na het vernemen van het bericht van dit besluit begaf Brakel zich direkt naar Rotterdam om zich op zaterdag 21 augustus tot de burgemeesters te wenden, aan wie hij een drietal verzoeken

deed, onder meer dit of hij een afschrift kon krijgen van het magistraatsbesluit van 9 augustus met opgave van de 'gronden, waarop 'het rustte. Voorts wilde hij weten wat men onder het geven van voldoening verstond. Hoewel hem enige toelichting gegeven werd, werd de zaak die dag niet afgedaan. De tijd was daartoe te kort, zo werd hem gezegd. De •vurige wens, dat 'hem zou worden toegestaan des zondags weer te mogen preken, ging zodoende niet in vervulling. Integendeel, men verbood hem nadrukkelijk de preekstoel te beklimmen. Brakel kwam daartegen echter in verzet. In zijn narede merkt hij dienaangaande het volgende op: „Ik antwoordde met nederigheid, dat het geen hoofdigheid of enimensheid was, maar een tederheid der consciëntie, dat ik liever wü'de sterven, en liever Rotterdam verlaten, als op een bevel der overheid nalaten te prediken, alzo zulks streed tegen de heerschappij des Heeren Jezus in Zijn kerk".

De magistraat gaf hierop één der andere predikanten bevel om terstond een vergadering van de kerkeraad te beleggen en de zaken zo te leiden, dat Brakel de

volgende dag niet in de stad zou preken. En zo geschiedde het inderdaad. Er 'had een vergadering van de kerkeraad plaats en deze besloot Brakel niet te laten optreden. Brakel zelf vermeldt hiervan, dat zelfs enigen van 2djn lieve broederen uit liefde overlegden of het niet goed zou zijn hem kerkelijk het prediken te beletten-, omdat zij onvermijdelijke zwarigheden tegemoet zagen, indien hij wederom preekte, terwijl zeer waarschijnlijk een goede uitslag zou verkregen worden, indien hij dit die ene keer niet zou doen. Hoewel Brakel dit kerkeraa'dsbesluit niet goedkeurde, onderwierp hij er zich toch aan, omdat hij zich aan kerkelijke vergaderingen onderwerpen moest.

Twee- of driemaal heeft Brakel daarop schriftelijk de Rotterdamse magistraat geschreven, doch met de inhoud van zijn schrijven werd geen genoegen genomen. Men legde hem toen een stuk voor, dat door hem ondertekend moest worden. Brakel 'had tegen de inhoud van dit stuk op zichzelf niet zo zeer bezwaar, doch alleen het feit, dat het hem door de overheid ter tekening werd voorgelegd, zodat het zou schijnen alsof hij zijn getuigenis in zijn predikatie tegen het recht der overheden in de kerk, gegeven, introk en zichzelf schuldig kende alsof hij tegen het recht der overheden omtrent de kerk en tegen de Kerkorde gepreekt had, wüde hij het stuk niet tekenen. Hij heeft toen zelf een stuk geschreven, waarin hij vrijwillig vrijwel hetzelfde verklaarde, wat de magistraat van hem verlangde. In zijn narede heeft Brakel echter nadrukkelijk verklaard, dat hij niets van wat hij in zijn preek over Psalm 2 : 6 'gezegd had, terugnam. Dit zou hem opnieuw met de magistraat in aanraking hebben gebracht en zelfs zeer waarschijnlijk tot zijn verbanning hebben geleid, indien er niet een ware voedsterheer der 'kerk voor hem in de bres gesprongen was. Die voedsterheer was de stadhouder Wniem III, die van ander hout gesneden bleek te zijn dan de latere koning Willem I. (wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 1958

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 1958

De Banier | 8 Pagina's