Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

CUX.

De S.G.P. en herstel van het onrecht door de Overheid begaan tegen de Herv. Kerk. Dit herstel reeds door Ds. Kersten bepleit.

Uit wat voorafging is overduidelijk gebleken, dat Mr. Groen van Prinsterer bij herhaling op intrekking der KoninMijke Besluiten van 7 januari 1816 en 23 maart 1852 bij de regering heeft aangedrongen, met het doel op die manier te komen tot het door hem zo vurig verlangde herstel der Hervormde Kerk. Wanneer de Kamerleden der S.G.P. ditzelfde deden, handelden zij daarmede alzo geheel in de geest van Mr. Groen van Prinsterer. Dat zij dit gedaan hebben, zal onder onze lezers nog wel bekend zijn. Voor de jongeren kan het echter van belang zijn om daarop^ nog eens de aandacht te vestigen. Onlangs hebben wij er reeds iets van vermeld door te wijzen op redevoeringen van Ds. Kersten, door hem in 1924 in de Tweede Kamer gehouden, toen hij dus ongeveer een jaar als lid dezer Kamer zitting had. Ds. Kersten heeft toen de Koninklijke Besluiten van 1816 en 1852 wel niet uitdrukkehjk genoemd, maar de zaak, welke met de intrekking dezer Besluiten werd beoogd, heeft hij zeer duidelijk aangesneden.

Het eerst deed Ds. Kersten dit in de vergadering van 14 februari 1924, in een rede gehouden bij de Algemene Beschouwingen over de Staatsbegroting voor 1924, waarin hij de regering nadrukkehjk verzocht te verklaren haar bereidheid te tonen om één schrede te zetten op de weg, die zou kunnen leiden tot vrijmaking der Ned. Herv. Kerk van het haar onwettig opgelegde juk der synodale organisatie. Van de organisatie, waardoor de plaatseHjke kerk van haar naar het aloud gereformeerd recht toekomende zelfstandigheid was beroofd, waarop Ds. Kersten als volgt voortging: „De regering nam ten vorigen jare het standpunt in, dat de kerk vrij is haar interne aangelegenheden zelf te regelen en de tegenwoordige Minister van Financiën liet zich bij de begrotingsdebatten uit in een zin, die mij mag doen verwachten, dat hij niet wenst mede te helpen aan het voortbestaan van onrechtvaardig aangelegde banden. Een kleine stap in de goede richting zou mijns inziens worden gezet, zo de regering van de erkenning der plaatseHjke kerk bhjken deed door haar rechtstreeks de haar toekomende toelagen te doen geworden met terzijdesteUing van het synodaal bestuur. Bc heb hoop op een herleving van onze oude Nederlandse Kerk, als haar kluisters wegvallen en die herleving acht ik voor geheel ons volk en voor de doorwerking der ware beginselen van het grootste belang". Kort na de Algemene Beschouwingen over de begroting voor 1924 kwam hoofdstuk VII B van deze begroting (De­

partement van Financiën) aan de orde. Andermaal werd toen door Ds. Kersten een lans gebroken ten behoeve van het voor heel ons volk zo belangrijke kerkelijk vraagstuk. Dienaangaande sprak Ds. Kersten onder meer het volgende:

„Wanneer ik op dat kerkehjk vraagstuk de aandacht vestig, dan is dat, ik erken •het openlijk, met de speciale bedoeling, dat ik het belang beoog van de Ned. Herv. Kerk. De ellende, die in het midden van haar heerst, een ellende, die zich verspreid heeft over heel het kerkehjk leven in ons vaderland, is mijns inziens niet los te maken van het synodale juk, dat onrechtmatig haar is opgelegd, dat haar kracht brak en haar groei belemmert. Het is niet alleen om die kerk op zichzelf, dat ik zo over dit vraagstuk spreek, maar om de grote waarde, die ik aan de kerk toeken, ook voor heel het nationale leven. Nu wüde ik van de regering vragen, om niet te bevorderen, dat deze anti-gereformeerde dwang blijve. Wij hebben het voorrecht een Minister van Financiën te hebben, wie het gereformeerde kerkrecht niet vreemd is. Op de kwestie in haar brede omvang wil ik niet ingaan, alleen dit moge ik ter verduidelijking er bij voegen, dat flc niet behoor tot degenen, die het toneel zouden willen subsidiëren en de kerk in de koude laten staan en dat ik met belangstelling heb kennis genomen van de verklaring in de Memorie van Antwoord, dat geen grondwettehjke, maar alleen kerkeUjke bezwaren in de weg staan aan de oplossing van de vraagstukken, die aan de orde zijn gesteld. Met bhjdschap las ik, dat de Minister tracht het verbroken contact met de kerken weer tot stand te brengen. Alleen wenste ik de Minister deze vraag te stellen of hij een enkele stap wil trachten te doen in de richting van het gereformeerd kerkrecht, dat uitgaat van de plaatseHjke kerk, zoals ik bij de Algemene Beschouwingen onlangs breder heb aangetoond, door te bevorderen, dat de uitkeringen plaats

hebben aan de plaatseHjke kerken, met voorbijgang van geheel het synodale bestuur".

Het verging Ds. Kersten toen echter al precies als het in de vorige eeuw Mr. Groen van Prinsterer vergaan is. Evenals laatstgenoemde steeds nul op het request kreeg en zijn pogingen tot kerkherstel niets baatten, zo ervoer ook Ds. Kersten het.

Allereerst was het de ChristeHjk-Historische afgevaardigde, de heer Scholddng, die hij tegen kreeg. Alhoewel hij verklaarde geen bepaald voorstander te zijn van de bestaande organisatie, toch ontraadde hij de regering sterk om zich met deze aangelegenheid in te laten. De heer Schokking zei woordelijk, dat het meer dan ooit nodig was, dat de regering zich niet mengde in zaken van kerkeHjke aard, wat zij doen zou, wanneer zij aan de wens van Ds. Kersten zou voldoen. Er bestonden reeds verschülen genoeg, zodat er naar het oordeel van de heer Schokking waarHjk geen behoefte bestond die te vermeerderen. De verandering van de door Ds. Kersten ter sprake gebrachte organisatie behoorde volgens hem binnen de kring van het kerkehjk leven tot stand te worden gebracht.

Van de toenmalige Minister van Financiën, Dr. Cohjn, kreeg Ds. Kersten op zijn vraag of de Minister bereid was te bevorderen, dat voortaan de predikantstraktementen aan de plaatseHjke kerken zouden worden uitgekeerd, ook al geen bemoedigend ant\voord. Dr. Colijn toch beriep zich op de jarenlange gevolgde praktijk. Ds. Kersten diende hierop de heer Schokking en Minister Cohjn als volgt van antwoord:

„Een enkel woord naar aanleiding van de opmerkingen van de heer Schokking. Deze geachte afgevaardigde heeft, hoewel hij vol vertrouwen herft in hetgeen ik getuigd heb, enige bevreemding uitgesproken, dat ik op het oog heb de belangen van de Hervormde Kerk. Ik moge ter toelichting er op wijzen, dat een wederopleving van de Hervormde Kerk in de zin, zoals ik het alleen noemen kan, d.w.z. een krachtig worden van het Gereformeerd beginsel, het gehele Calvinistische beginsel in ons volk ten zeerste zal versterken. Afgezien van het kerkelijk vraagstuk, heeft de gereformeerde beweging in de Hervormde Kerk mijn grootste belangsteUing. Ik acht, dat die gereformeerde beweging zich ontplooien kan juist door de losmaking van het synodale juk, dat aan die kerk is opgelegd geworden.

Nu heb ik met groot genoegen vernomen en er nota van genomen, dat de heer Schokking verklaarde, ook niet zonder meer voor de bestaande organisatie te pleiten. Ik onderschrijf ten volle, dat de regering zich niet direkt mengen moet in geschillen van kerkehjke aard, maar het wil mij voorkomen, dat juist door de houding, die de regering aanneemt, zolang zij niet het hare doet om te breken met het onwettig organisme, gehandhaafd wordt datgene, wat de positie van de gereformeenlen benauwt in de Hervormde Kerk".

Terecht wees Ds. Kersten op de noodzakeHjkheid van het verbreken van het door de overheid opgelegde synodale juk. Hiermede handelde hij geheel in de geest van Mr. Groen van Prinsterer, die wel een heel ander geluid ten aanzien van deze zo gewichtige aangelegenheid deed horen dan de bovengenoemde vertegenwoordiger der ChristeHjk-Historische Unie, wijlen Mr. Schokking, die in plaats van de regering op haar dure roeping te wijzen om begaan onrecht te hersteUen, haar daarvan juist terughield. (wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 september 1958

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 september 1958

De Banier | 8 Pagina's