Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Repliekrede

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Repliekrede

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijnheer de Voorzitter! Het antwoord, dat de minister gisteren in zijn rede heeft gegeven op het door mij aan hem gerichte verzoek om bij de Kamer een wetsontwerp in te dienen inzake wijziging van artikel 7 der Zondagswet, heeft ons allerminst kunnen bevredigen. Niet omdat wij de verwachting hadden, dat de minister dit verzoek zou inwüligen. Te dien opzichte heeft de jarenlange ervaring ons wel genoegzaam geleerd, dat er van de regering en van de Kamer met betrekking tot het nemen van maatregelen inzake de eerbiediging van Gods dag, zoals deze naar de

eisen van Gods Woord en wet

genomen dienden te worden, bitter weinig, juister uitgedrukt, niets te verwachten is. Dat hebben wij bij de behandeling van de Zondagswet in 1953 ruimschoots ondervonden. Tal van amendementen zijn toen door ons op het betreffende wetsontwerp ingediend, met het doel dit zodanig gewijzigd te krijgen, dat het aan de door ons zoeven genoemde eisen zou voldoen, maar al deze amendementen werden door de Kamer verworpen. Dit was ook het geval met het amendement, dat wij op artikel 7 van het ontwerp-Zondagswet hadden ingediend, in welk amendement werd voorgesteld artikel 7 zodanig te doen luiden, dat het

beoefenen van sport

en het houden van sportwedstrijden in het openbaar op zondag verboden zou worden. Slechts 3 leden der Kamer stemden vóór dit amendement en 89 er tegen, onder wie ook de christelijkhistorischen en de antirevolutionairen op één na. Ziende op deze ervaring, die wij opgedaan hebben, hebben wij de minister ditmaal niet verzocht artikel 7 te wijzigen, zoals door ons in 1953 bij amendement werd voorgesteld, daar de minister zich dan op de zoeven genoemde uitspraak van de Kamer had kunnen beroepen en op grond daarvan zulk een verzoek had kunnen afwijzen. Wij hebben ons daarom thans bepaald tot het vragen van slechts het aanbrengen van een

zodanige wijziging

van het eerste lid van artikel 7, dat aan de daarin voorkomende woorden „of andere vormen van ontspanning" niet een zodanige interpretatie zou krmnen worden gegeven, dat aan de gemeentebesturen het recht kan worden ontnomen — zoals dit ten aanzien van de gemeenten Ouddorp en Zoutelande door de uitspraken van de Hoge Raad gedaan is — om

konsumptietenten, koffiehuizen,

cafetaria's en dergelijke gelegenheden op zondag gesloten te doen zijn. Wanneer wij bedenken, dat men ook hier in de Kamei- steeds zo hoog opgeeft van de demokratie, dan is hetgeen ten aanzien van de gemeenten Ouddorp en Zoutelande is geschied, hiermede toch wel in flagrante strijd. Aan die gemeenten toch is het recht ontnomen een verordening uit te voeren, die door het wettig bestuur dier gemeente op wettige wijze is vastgesteld en waarop onzes inziens geenszins van toepassing is, dat zij in strijd is met de wet, in 'dit geval artikel 7 van de Zondagswet, daar, zoals wij reeds in eerste termijn hebben verklaard, het bezoeken van een koffiehuis of een konsumptietent geen ontspanning is. Slechts met behulp van

sofistische redeneringen

kan men dit als ontspanning aanmerken, maar feitelijke ontsparming is het niet. Nu echter de Hoge Raad ten aanzien van de betreffende verordeningen inzake Ouddorp en Zoutelande heeft uitgesproken, dat het geopend zijn op zondag van 'cen konsumptietent en een koffiehuis in genoemde gemeenten niet verboden behoort te worden, als zijnde dit in strijd met artikel 7 van de Zondagswet, hebben vvij ons verzoek aan de minister beperkt en alleen gevraagd, inzake artikel 7 een zodanige wdjziging voor te stellen, dat er duidelijk in zal worden aangegeven, dat onder ontspanning niet mag worden verstaan het geopend zijn van konsumptietenten, koffiehuizen en dergelijke inrichtingen op zondag.

De minister heeft dit verzoek echter afgewezen. Het argument, dat de minister daarvoor aanvoerde, is echter wel

uiterst zwak.

De geachte bewindsman zei namelijk, dat het toch wel zeer bezwaarlijk is de Zondagswet nu al te gaan wijzigen, terwijl zij nog niet zo lang bestaat. Zwak, ja ondeugdelijk is dit argument, Mijnheer de Voorzitter, omdat de Zondagswet van 15 oktober 1953 reeds een keer gewijzigd is, namelijk op voorstel van de regering bij een wet van 29 september 1955, dus reeds na ongeveer twee jaar. Dat het toen wel kon, vindt zijn oorzaak in het feit, dat het verzoek tot wijziging van de wet van 1953 destijds niet van

staatkundig-gereformeerde

zijde kwam, maar op aandrang vooral van instanties uit het overwegend

rooms-kathoUeke

zuiden des lands, instanties, die er heftig tegen protesteerden, dat het bij de wet van 1953 verboden was geworden, des zondags optochten met muziek te houden. Toen achtte de regering het dus helemaal geen bezwaar om een wijzi- ging in de Zondagswet voor te stellen, niettegenstaande deze wet nauwelijks twee jaar van kracht was. Toen verklaarde zij, dat het helemaal niet de bedoeling was geweest om het voortzetten van

lang bestaande tradities

onmogelijk te maken. Dat dit toch gebeurd was, was bij het tot stand komen der wet niet voorzien, zo zeide de regering in haar memorie van toelichting, en daarom wilde zij in de wet een vvdjziging aanbrengen, omdat, zoals zij woordelijk verklaarde:

, , het streven bij de voorbereiding der nieuwe Zondagswet er juist op gericht is geweest om in de bestaande situatie zo min mogelijk ingrijpende wijziging te brengen". Op grond van deze verklaring van de regering vragen wij ook nu ten aanzien van gemeenten als

Ouddorp, Zoutelande

en mogelijk nog andere gemeenten aan de regering: laat geen veranderingen worden gebracht in bestaande situaties. Laat de verordeningen in gemeenten, die een sluitingsverbod voor cafe's, konstmiptietenten en dergeUjke op zondag hadden, hun rechtskracht behouden en stel nu ook aan de Kamer voor, artikel 7 der Zondagswet met het oog hierop te wijzigen. Ten overvloede zouden wij er ook nog Op kunnen wijzen, dat de wet, waarbij de

lijkverbranding

wettelijke sanktie verkreeg, van zeer jonge datum is. Zij trad volgens het besluit van 15 maart 1956 op 1 april 1956 in werking en nu reeds is er een wetsontwerp ingediend en in de afdelingen behandeld, waarin betreffende de lijkverbranding een wijziging wordt voorgesteld. Van het door de minister aangevoerde en door mij bestreden argument blijft dus eigenlijk

niets

over. Wij bepleiten dan ook, dat de minister deze aangelegenheid nog eens in ernstige overweging zal nemen. Ten aanzien van het bioskoopkwaad, waarop wij nu niet zullen terugkomen, volstaan wij met te verklaren, dat wij het antwoord van de minister zeer onbevredigend achten, daar er maar al te zeer uit blijkt, dat de regering bij deze voor ons volk zo gewichtige aangelegenheid zich maar al te zeer richt naar het

publiek

en niet naar Gods Woord. Wat tenslotte de motie betreft, die zoeven door de heer Blom is ingediend, wens ik op te merken, dat wij deze motie nog niet voor ons hebben gehad en haar dus nog niet hebben kimnen lezen. Warmeer echter blijkt, dat de inhoud zodanig is, dat daardoor onbillijkheden ten aanzien van de lagere en de middelbare ambtenaren zouden kunnen worden weggenomen, zullen wij niet aarzelen onze stem er aan te geven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 november 1958

De Banier | 8 Pagina's

Repliekrede

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 november 1958

De Banier | 8 Pagina's