Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Begroting van Verkeer en Waterstaat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begroting van Verkeer en Waterstaat

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede van de heer Kodde

De Tweede Kamer kwam op 3 februari weer bijeen om een aanvang te maken met de behandeling van enkele begrotingen, welke nog niet in behandeling hadden kunnen komen.

Het laat zich indenken, dat deze behan^ deling onder het huidige, tijdelijke kabinet een geheel ander karakter droeg dan in normale gevallen, wanneer er ministers aan het bewind zijn, die bij de begrotingsbehandeling een uiteenzet^ ting geven van het door hen te voeren beleid. Nu echter had de minister-president, prof. Beel, bij voorbaat reeds verklaard, dat de regering zich op het standpimt stelt, dat zij geen beleid op lange termijn wenst te voeren. Het doel van de behandeling der resterende begrotingen, waarbij de spreektijd zeer sterk was gerantsoeneerd, was dan ook niet anders dan deze begrotingen niet langer slepende te houden, daar men dan voor het geval zou komen, dat betrekkelijk kort na de behandeling der resterende begrotingen, het door de nieuwe regering te voeren beleid in diskussie zou komen.

De eerste begroting was hoofdstuk XIII, betrekking hebbend op „Zaken Overzee". De behandeling hiervan was al spoedig afgelopen, doordat de voorzitter der Kamerkommissie voor dit hoofdstuk namens deze kommissie verklaarde, dat men gezien de omstandigheden besloten had, van behandeling nu af te zien, doch dat men zich alle rechten voorbehield op een uitvoerige diskussie over Nieuw-Guinea na de verkiezingen.

Alsnu kwam de begroting van Verkeer en Waterstaat aan de orde. Hierbij werd door onderscheidene sprekers het woord gevoerd; door de heer Kodde namens de fraktie der S.G.P. Daar diens rede duidelijk voor zichzelf spreekt, kan nadere toelichting achterwege blijven. De heer Kodde sprak als volgt:

Mijnheer de Voorzitter! Het is niet eenvoudig om, gezien deze wijze van behandeling, in een zo korte tijd iets belangrijks over deze begrotingen te zeggen. Ik heb mij tegen deze werkwijze, gezien de omstandigheden, echter niet willen verzetten. Al ziet het kabinet zich slechts als taak opgelegd de lopende zaken af te doen, toch wil ik er op wijzen, dat het geroepen is om Gods wet te handhaven en maatregelen te nemen, waardoor de openbare middelen van vervoer en de binnenvaart op zondag worden stilgelegd. Ik zal daarop, gezien de omstandigheden, nu niet dieper ingaan, doch ik wil nadrukkelijk vaststellen, dat, hoe de omstandigheden ook zijn, de verantwoordelijkheid voor de overheid blijft bestaan. Daaraan zullen wij ons zeH niet kunnen onttrekken, ook al zijn wij slechts „tijdelijk". Ik wil verder de aandacht vragen voor de tarieven van de provinciale veren over de Westerschelde.

Op de begroting is, voor zover ik dat heb kunnen nagaan, 2 miljoen uitgetrokken als bijdrage in het tekort. De provincie Zeeland rekent, naar ik meen, in haar begroting op een bedrag van on­ geveer 3, 9 miljoen als bijdrage in tet tekort. Nu begrijp ik wel, dat de financiële omstandigheden erg moeilijk zijn, maar ik vraag mij toch af, hoe dit met elkaar in overeenstemming kan worden gebracht, vooral omdat de provincie Zeeland deze raming heeft gemaakt op basis van de tarieven, die er tegenwoordig zijn. Wanneer nu de regering van mening is, dat deze tarieven moeten worden gehandhaafd, dan zal er uiteraard een grotere bijdrage in het tekort moeten worden gegeven. De vraag rijst dan ook, hoe dit moet worden opgelost. Het is mij bekend, dat de minister heeft toegezegd, een bespreking te zullen hebben met Gedeputeerde Staten van Zeeland. In een bespreking kunnen wel veel woorden worden gewisseld, maar aan woorden alleen heeft men niets. Er zal o6k geld op tafel moeten komen. Ik wü er op wijzen, dat daarmede de moeüijldieden nog geenszins zijn opgelost. Zij blijven gelden, ook al zouden zelfs deze tarieven worden gehandhaafd. Indertijd is er namelijk een toezegging gedaan, waarmede de tarieven, die nu worden geheven, niet in overeenstemming zijn.

Verder wil ik er aandacht voor vragen, dat de lasten, welke de tarieven op velen, in het bijzonder op het bedrijf, leggen, enigszins eigenaardig aandoen, want indertijd zijn de tollen afgeschaft en daarvoor in de plaats is een algemene heffing gekomen. Is het nu wel juist om een deel van onze bevolking nog extra lasten op te leggen, aleer het van de wegen gebruik kan maken, "welke wegen door anderen kosteloos ikurmen worden gebruikt? Is het wel juist een deel van de bevolking te laten betalen, terwijl een ander deel kosteloos door timnels rijdt, die het rijk toch ook veel geld hebben gekost? Dit geldt te meer, wanneer, voor zover ik dat heb kimnen nagaan, blijkt, dat de opbrengst van de motorrijtuigenbelasting en de opbrengst van het bijzonder invoerrecht op benzine meer zijn dan de bedragen, die voor het verkeer worden aangewend. Voor zover ik het heb kunnen onderzoeken, vloeit een deel van deze middelen in de openbare kas en wordt het geld ten algemenen nutte gebruikt, maar niet in het bijzonder voor het doel, waarvoor deze belastingen zijn ingesteld. Ec weet wel, dat het Wegenfonds is opgeheven en dat er daardoor misschien enige vrijheid, wettelijk, is gekomen, maar ik meen, dat vvrij er moreel aan zijn gebonden, deze heffingen te bestemmen voor het verkeer. Wanneer het geld daartoe werd aangewend, zou er een mogelijkheid zijn om middelen te vinden om de veren over de Westerschelde vrij te doen zijn. Bovendien blijkt telkens weer, niettegenstaande alle verbeteringen, die zijn aangebracht, waai-i'oor wij in Zeeland dankbaar zijn, dat het toch altijd nog onzeker is om over het water te moeten gaan. Wanneer ik er aan denk, hoeveel malen het al is gebeurd, zoals in de laatste dagen, dat de bootdiensten stü lagen en zelfs Urker vissers hun diensten moesten bewijzen om de mensen over te brengen en wanneer ik denk aan de gevaren, verbonden aan het overvaren, dan blijkt toch, dat deze toestand zo niet kan worden gehandhaafd.

Voor de ekonomisdhe ontwikkeling van Zeeland is verbetering zeer zeker nodig. Ik denk daarbij aan het Sloeplan. Er is een Sloeplan. Er is noodzaak tot ontwikkeling van de industrie in Zeeland. Hoe kan deze tot stand komen, wanneer er niet voldoende verbindingen 2ajn tussen Zeeuws-Vlaanderen en midden-Zeeland, opdat de uit^visseling van arbeidskrachten mogehjk worde?

Ook is mij gebleken, dat er nu zelfs reeds moeilijkheden zijn met het bedienen door de elektriciteitsbedrijven. De centrale voor Zeeland, staande bij Vlissingen, is niet in staat Zeeuws-Vlaanderen te bedienen. Het bedrijf, dat daar aanwezig is, gaat een eigen centrale bouwen, omdat het niet zeker is, dat de stroom door de kabels over de Schelde kan worden gevoerd. Daarom zou het van groot belang zijn, dat werd gestreefd naar vaste verbindingen, waardoor ook dit probleem zou kunnen worden opgelost en waardoor de elektriciteitsvoorziening in Zeeland in haar algemeenheid goedkoper zou kunnen zijn dan nu.

Hetgeen voor de verbindingen van Zeeland geldt, geldt voor verschillende delen van ons land. Het is noodzakelijk, dat wij trachten zoveel mogelijk iedereen de mogelijkheden te bieden, die anderen ook hebben, al weet ik wel, dat het een genoegen kan zijn in een wat afgelegen streek te wonen. Wij dienen de ekonomische ontwikkeling echter ook in het oog te houden. Ik zou ook nog een enkel woord wiUen zeggen over de belangen van de vissers.

Hoe staat het eigenlijk met het Deltaplan? Zijn er voldoende maatregelen genomen om de waarde van de bedrijven, die zeer waarschijnlijk in hun belangen zullen worden geschaad, waimeer het Deltaplan wondt uitgevoerd, vast te stellen? Ik heb hiervoor reeds eerder gepleit, maar ik heb er tot nu toe weinig van bemerkt. De weet wel, dat er een kommissie is ingesteld, maar wat is er aan gedaan? Door één van de vorige sprekers is er reeds op gewezen. Hoe staat het met de plannen? Het is nodig, dat de vissers niet langer in onzekerheid blijven verkeren en dat zij weten, waaraan zij toe zijn. Mijnheer de Voorzitter! Ook wü ik pleiten voor het maken van een regeling met betrekking tot een betere verdeling van de kosten van de hoogwaterkeringen.

Ik weet wel, dat dit een zeer moeilijk punt is. Het is ook niet mijn bedoeling te zeggen, dat dit alles rijkszaak moet worden, maar ik vind het toch onjuist, dat deze kosten, die toch eigenlijk voor het algeheel worden gemaakt, op een kleine gemeenschap blijven drukken, en wel zodanig, dat de gronden in de ver-

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 1959

De Banier | 8 Pagina's

Begroting van Verkeer en Waterstaat

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 1959

De Banier | 8 Pagina's