Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kabinetsformatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kabinetsformatie

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

De brieven van de formateur verzonden

De leiders van de vijf Kamerfrakties, die door de kabinetsformateur bij de formatie van een kabiaet betrokken zijn, hebben zaterdagavond 4 april per koerier elk nog een door hem toegezegde brief ontvangen. Deze bevat ongeveer tien getypte pagina's on handelt over de kontroversiële punten van het regeringsbeleid.

Daarin heeft Prof. de Quay de fraktieleiders verzocht om hun persoonlijke zienswijze omtrent de algemene lijn van de door hem geformuleerde beleidspunten te willen schrijven.

Ofschoon er geen nieuwe gezichtspunten bijgekomen zijn, heeft deze brief toch aanleiding gegeven, dat er in de bladen over ei}, naar aanleiding van de brieven geschreven is.

Het socialistische blad „Het Vrije Volk" ziet niet veel heü in een soort , .persoonlijke politiek". Dit blad schrijft, dat De Quays brief eigenlijk een program bevat en noemt het vrijwel onmogelijk, dat een fraktievoorzitter zijn persoonlijk oordeel zou willen geven zonder overleg met de leden van zijn fraktie. Een werkelijk en hecht kabinet is volgens „Het Vrije Volk" alleen te formuleren wanneer men in het overleg tussen de fraktievoorzitters komt tot een program, waaraan de frakties gebonden zijn. Doet men het anders, dan huppelt men van de ene hindernis naar de andere, zonder enige zekerheid omtrent de voortzetting van het beleid — aldus „Het Vrije Volk".

In dit artikel wordt dus het bekend© standpunt van de P.v.d.A. gehandhaafd, namelijk dat de Kamerfrakties aan een regeringsprogram gebonden zuUen zijn, waartegen de V.V.D. beslist gekant is en de andere partijen ook min of meer afkerig tegenover staan.

In de kringen en bladen van de K.V.P. blijft men wijzen op de hoge eisen, welke de P.v.d.A. voor deelneming aan de regering stelt, onder meer dat zij een algemene loonronde van 5 procent voorstaat, de huurverhoging tot 1960 uitgesteld wil hebben en het Nieuw-Guineabeleid op losse schroeven gesteld wil hebben.

Het r.k. dagblad , , De Tijd" schrijft in 'n artikel, het niet onmogelijk te achten, dat Mr. Burger in zijn onderhoud met Prof. de Quay de eisen van de P.v.d.A. minder scheip gesteld heeft. Zelfs kan: het mogelijk zijn, dat de P.v.d.A. om de één of andere reden een belangrijk deel van haar eisen heeft laten varen. De voorstelling van het dagblad „De Tijd" berust tenslotte maar op een vermoeden, al is het wel zo, dat de P.v.d.A. er in de laatste tijd op uit geweest is om ons volk te doen weten, dat zij niet elke deelneming aan de regering pertinent van de hand wijst, waarop de verklaring van Mr. Burger van 1 aprü, dat de P.v.d.A. door geen der andere partijen, noch gezamenlijk, noch afzonderlijk, betrokken is inzake de samenstelling van het komend kabinet, ook wijst.

Het antwoord van mr. Burger en van de vier andere Iraktie-leiders

Mr. J. A. W. Burger heeft'maandagmiddag 6 april zijn antwoord over enkele punten voor het toekomstig regeringsbeleid, waar de formateur de vijf fraktieleiders om gevraagd had, aan hem doen toekomen.

Intussen is de houding, welke Mr. Burger heeft aangenomen, goedgekem^d door de partijraad van de Partij van de Arbeid. Op een zaterdag 4 april te Utrecht gehouden vergadering heeft deze partijraad na een inleidende toespraak van de heer Burger haar onverdeelde instemming betuigd met de houding van haar Kamerfraktie bij de kabinetsformatie. De partijraad sprak bovendien nog haar bijzondere goedkeuring uit over de op 1 april door Mr. Burger afgelegde verklaring betreffende het niet betrekken van de P.v.d.A. in enig innerlijk overleg bij de kaibinetsfonnatie. Kenmerkend voor de houding van de socialisitische partijraad is, dat zij spreekt over de gedragswijze van de fraktie en niet over die van de fraktievoorzitter Mr. Burger bij de kabinetsformatie.

Mr. Burgers antwoord is vrij zeker opgesteld in de geest van het door ons aangehaalde artikel van het dagblad „Het Vrije Volk" en van de uitspraak van de partijraad. Daaruit is door de formateur opgemaakt, gelijk uit het verdere verloop van de kabinetsformatie wel blijkt, dat er juist op de gewichtigste punten van het regeringsbeleid geen voldoende aanknopingspunten meer te vinden zijn tussen de Partij van de Arbeid en de andere partijen.

Prof. Oud heeft zijn antwoord iets later bij de formateur ingediend. Uit dat antwoord zou volgens betrouwbare mededelingsn uit de kringen van de V.V.D. niet op te maken zijn, dat een kabinetssamenwerking van ministers uit de K.V.P., de V.V.D., de A.R.P. en de C.H.U. niet mogelijk zou zijn.

Vervolgens heeft Prof. Romme zijn antwoord ingezonden. Ofschoon daarover geen nadere bijzonderheden bekend zijn, kan toch wel met vrij grote zekerheid worden aangenomen, dat daarin ook geen afwijzende houding tegen een kabinet, bestaande uit leden van de K.V.P., de V.V.D., de A.R.P. en de C.H.U. is aangenomen. Nog later heeft Dr. Bruins Slot zijn antwoord ingediend. Dit antwoord is ook niet afwijzend geweest ten aanzien van de formering van een kabinet, bestaande uit vier partijen.

Het allerlaatst heeft Dr. Tüanus zijn antwoord ingediend. Dit wijst er wel op, dat er in de C.H.U.-kringen nog steeds een zekere aarzeling heeft bestaan omtrsnt de samenstelling van het kabinet. Dr. Tilanus'heeft een vrij langdurige samenspreking met een aantal leden van zijn fraktie gehad. Echter behoeft er geen twijfel over te bestaan, dat zijn antwoord bezwaren heeft opgeleverd voor de vorming van een kabinet, bestaande uit leden van de K.V.P., de V.V.D., de A.R.P. en zijn partij. Tot het laatste ogenblik zijn de C.H. leden volgens betrouwbare mededelingen ten aanzien van de vorming van het komende kabinet verdeeld geweest. Er heerste bij sommigen hunner een verzet tegen een kabinet met de liberalen. In brede kringen van de C.H.U. dacht men er echter anders over, ook al omdat men een komende oplossing niet wilde vertragen of zelfs verhinderen.

De formateur fiervat na bezoek bij de Koningin zijn werkzaamheden

De Koningin, die dinsdagavond 7 aprü van haar korte vakantie uit Italië is teruggekeerd, heeft blijkens een mededeling van Haar kabinet de daarop volgen^ de morgen op het paleis Lange Voorhout in Den Haag de formateur Prof. Dr. J. E. de Quay, die ook inmiddels, na het weekeinde bij zijn gezin in Den Bosch te hebben doorgebracht, in Den Haag is teruggekeerd, ontvangen.

De reden omtrent het doel van het beboek werd hierbij niet vermeld. Men mag echter wel voor zeker aarmemen, dat de formateur een zogenaamd interimrapport omtrent de stand van zaken zijner werkzaamheden aan de Koningin uitgebracht heeft.

De formateur heeft uit het antwoord van Mr. Biuger de konklusie getrokken, dat de Partij van de Arbeid niet zal deelnemen aan een door hem te vormen ministerie.

In zijn antwoord op vragen over enkele kontroversiële punten verlangde de leider van de socialistische Kamerfraktie onder meer de verzekering van de formateur, dat een eventueel geaksepteerd regeringsprogram ook zou worden uitgevoerd. Prof. Dr. de Quay is van oordeel, dat Mr. Burgers verlangen inhield, dat er bijzondere afspraken tussen kabinet en frakties en de frakties onderling zouden zijn, waartegen hij zelf overwegende bezwaren heeft.

de bezwaren heeft. Van de woordvoerder van de formateur werd bovendien vernomen, dat de antwoorden van de fraktievoorzitters der K.V.P., Prof. Mr. C. P. Romme, de V.V.D., Prof. Mr. P. J. Oud, de A.R.P., Dr. J. A. H. J. S. Bruins Slot, en van de C.H.U., Dr. H. W. Tilanus, op de brief van de formateur in het algemeen in po. sitieve zin waren gesteld.

Zo is dan de definitieve beslissing gevallen, dat de brede basis met de sociolisten bij de vonning van het door Prof. de Quay samen te stellen ministerie niet tot stand zal komen. Indien nu Prof. de Quay slaagt, dan zal na de beëindiging van de bezetting dit het eerste kabinet zijn, waarin de socialisten niet vertegenwoordigd zullen zijn. Het staat te bezien of dit niaar de zin van de hnks^georiënleerde K.V.P.-ers zal zijn. De rooms-katholieke „Volkskrant" heeft toch kort geleden geschreven, dat het landsbelang het best gediend zou zijn met een kabinet, waarin de socialisten zitting hebben. Prof. de Quay heeft dan de knoop doorgehakt. Daarover en over de wijze waarop dit door hem gedaan is, zal allicht in het parlement nog wel een hartig woordje gesproken worden.

Zoals de stand van zaken thans is, 2al er allicht wel een e.xtra-parlementair kabinet tot stand komen.

De berichten en geruchten, welke er lopen over de personen, die er in opgenomen zullen worden, vermelden tot dusver alleen parlementaire figuren. Wat de personen aangaat, komt tot nu toe het extra-parlementaire karakter in de persoon van de formateur tot uiting.

Op zoek naar ministers

De formateur heeft zijn werk hervat en zoekt naar geschikte ministers. Hij heeft een gesprek gevoerd met de demissionaire ministers. Het eerst met Prof. Dr. J. Zijlstra, die gedoodverfd wordt als de toekomstige minister van Financiën; daarna met mej. Klompé, die, naar men aanneemt, het departement van Maatschappelijk Werk zal blijven bezetten. Ook zijn een dag later de ministers Mr, J. M. L. M. Cals, Mr. G. Ph. Helders, Mr. A. A. M, Struycken, Ir, C, Staf en Mr. J. van Aartsen in een onderhoud door de formateur ontvangen. De ministers Mr. J. M. A. H. Luns en Ir. H. B. J. Witte kon de formateur nog niet in een onderhoud ontvangen, omdat dezen thans in het buitenland vertoeven.

De gesprekken met deze ministers houden begrijpelijkerwijs niet in, dat zij allen weder aangezocht zullen worden voor een portefeuille. Dit zal stellig met Ir. Staf niet het geval zijn, die verklaard heeft niet meer in aanmerking te willen komen voor de toekenning van een ministerportefeuille, terwijl ook zeer wel mogelijk er nog meer demissionaire ministers zijn, die in het kabinet van Prof. de Quay geen zitting zullen hebben.

De ministeriële zetels

De zetelverdeling — zo neemt Prof. de Quay zich voor — zal in overleg met de toekomstige muiisters plaats vinden, gelijk ook door hem tezamen met de aanstaande ministers en niet met de fraktievoorzitters het regeringsprogram zal worden opgesteld.

Het staat op het ogenblik niet vast hoeveel ministers er in het kabinet zuUen zijn. Aanvankelijk werd aangenomen, dat het er 13 zouden zijn, 6 K.V.P.-, 3 V.V.D.-, 2 A.R.P.-en 2 C.H.U.-ministers. Op het ogenblik wordt de voorstelling gegeven, dat het kabinet wel uit 15 ministers zal kunnen bestaan.

De rijksdelen in de West blijken weinig ingenomen te zijn met een eventuele opheffing van de departement voor Overzee; dit in tegenstelling met 1956, toen zij juist bij de formatie van het toenmalige ministerie aangedrongen hebben op de opheffing van het departement vooi Overzee; zodat indien aan het verlangen van de rijksdelen van de West voldaan wordt, het kabinet 14 ministers zal tellen. Ook dit is echter nog niet zeker. Er bestaat zelfs kans op, dat er nog een nieuw departement bijkomt, en wel één van Europese Zaken en Buitenlandse Handel, waarvoor het K.V.P.-Kamerlid Mr. Blaisse wel zal aangezocht worden. Tevens kan thans nog niet met zekerheid gezegd worden hoeveel ministers van de A.R.P-in het kabinet zitting zullen hebben. Volgens sommige berichten zullen het er drie zijn, en wel Prof. Dr. J. Zijlstra als minister van Financiën, Mr. J. van Aartsen als minister van Verkeer en Waterstaat, en Drs. C. P. Hazenbosch als minister van Sociale Zaken.

Eveneens staat het nog niet vast wie in het kabinet als vice-premier zal optreden. Aanvankelijk werd deze funktie aan Drs. H. A. Korthals toegedacht, ook al omdat de V.V.D. een groter aantal Tweede-Kamerleden heeft dan de A.R.P.; nu echter wordt in verschillende bladen Prof. Dr. J. Zijlstra als de toekomstige vice-premier genoemd. Het is niet onmogelijk, dat daartegen verzet opkomt uit de V.V.D., dat de Anti-Revolutionairen drie zetels in het ministerie zullen verkrijgen, terwijl dan nog één hunner de funktie van vice-premier zal bekleden, terwijl dit voor de Christelijk-Historischen wel iets eigenaardigs moet opleveren.

Drs. Korthals, die in tal van bladen als de toekomstige minister van Oorlog en Marine was genoemd, heeft een onderhoud met de formateiur gehad. Naar ette-Hjke bladen mededelen, zou Drs. Korthals de benoeming tot minister van Oorlog en Marine afgewezen hébben. Volgens het ene blad zou hij nu in aanmerking komen voor «en benoeming tot minister van Verkeer en Waterstaat, volgens het andere als minister van Binnenlandse Zaken.

Vrij algemeen wordt aangenomen, dat Mr. Luns, die uit Amerika voor een onderhoud door de formateur is opgeroepen, door deze zal aangezocht worden voor minister van Buitenlandse Zaken, terwijl ook Drs. Hazenbosch uit het buitenland, uit Straatsburg, waar hij thans in verband met het Europese parlement vertoeft, voor een onderhoud door hem is opgeroepen en de portefeuille van Sociale Zaken hem zal worden aangeboden. Vormde de benoeming van—öö twee laatsgenoemden geen enkele verrassing meer, dat is wel het geval ten aanzien van Prof. Dr. P, P. van Berkum, hoogleraar aan de rooms-katholieke Ekonomische School te Tilburg, die ook voor een Onderhoud door de formateur is uitgenodigd; een onderhoud, dat inmiddels reeds plaats gevonden heeft. Naar verluidt, is hem de portefeuille van Ekonomische Zaken aangeboden, welke hem in 1952 ook reeds aangeboden was, maar welk aanbod hij toen van de hand gewezen heeft.

Met de benoeming van een minister van Oorlog en Marine schijnt het niet te vlotten. Nadat Drs. Korthals de benoeming tot minister in deze funktie — naar de bladen vermelden — niet aanvaard heeft, blijken er nog geen andere personen voor deze funktie te zijn gepolst.

Alles verkeert op het ogenblik nog in het Onzekere, zowel wat het aantal zetels betreft, als de benoeming van de ministers, van wie volgens de laatste berichten er nog geen enkele voor een benoeming door de fonnateur is aangezocht, maar alle personen slechts door hem 'gepolst zijn. Prof. Dr. van Berkum moet echter aan de formateur te kennen gegeven hebben, dat hij voor de benoeming tot minister van Ekonomische Zaken niet in aaimierlcing wenst te komen. Inmiddels is Ir. S. Herweyer, die tot de C.H.U.richting gerekend moet worden, door de formateur uit Rome, waar hij aanwezig is bij een konferentie van de F.A.O., telefonisch naar ons land ontboden om hem te polsen voor het ministerschap van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening. Ook is het Kamerlid W. J. Andiiessen door de formateur gepolst voor de portefeuiU© van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid. Naar verluidt, moet deze echter om gezondheidsredenen daarvoor niet in aanmerking willen komen. Aan teleurstellende ervaringen ontbreekt het de formateur derhalve niet. Hierbij komt nog, dat er esn steeds groeiende ontstemming in de V.V.D. ontstaat over het geval, dat de A.R.P. drie ministers zou 'bekomen, van wie één hunner vicepresident in het ministerie zou worden. Mocht de formateur daartoe willen overgaan, dan zullen hem nog meer teleurstellingen wachten, zo wordt uit de kringen van de V.V.D. getuigd.

Hiermede zullen wij ons overzicht over het te vormen ministerie — wat op zichzelf een voor ons volk uiterst gewichtige aangelegenheid is — wil , , De Banier" op tijd verschijnen, moeten besluiten en het verdere verloop dienen af te wachten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1959

De Banier | 8 Pagina's

De kabinetsformatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1959

De Banier | 8 Pagina's