Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor oud en Jang

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor oud en Jang

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

CLXXV.

Over het onderwijs in het door Groen opgestelde adres aan de Synode en in dat aan de Hervormde gemeenten.

De lezer zal zich wellicht nog herinneren, dat in deze serie artikelen enige tijd geleden de aandacht is bepaald bij een adres van een aantal aanzienlijke Haagse personen aan de Synode der Nederlandse Hervormde Kerk. Zij worden gewoonlijk aangeduid als de „zeven Haagse heren", terwijl him tegenstanders hen spottenderwijs de „zeven Haagse wijzen' noemden. Het waren de heren van Hogendorp, Gevers, Capadose. Groen van Prinsterer, Elout, Singendonck en van der Kemp. Zij waren merendeels leerlingen van Büderdijk en op één hunner na, allen rechtsgeleerden. Onder hen nam Mr. Groen van Prinsterer een zeer belangrijke plaats in, wat wel hieruit bhjkt, dat hij de steiler was van het bovengenoemde adres^ dat op 31 januari 1843 de Synode werd aangeboden. In dit adres werd niet alleen de aandacht gevestigd op het gezag der Formulieren, op de akademische opleiding der predikanten en op de wijziging van het kerkbestuur^ maar ook op het verband tussen het lager onderwijs en de kerk.

De adressanten verklaarden onder meer, dat de Hervormde Kerk het niet lijdelijk mocht aanzien, wanneer een groot deel der kinderen, voor wier opvoeding zij aan meer dan aardse machten verantwoordelijk was, op scholen werd gebracht, waar een christelijk gebed een aanstotelijkheid werd geacht, waar de Bijbel een verboden boek en het eerbiedig noemen van de Zaligmaker de meest ergerlijke uitdrukking was. De kerk zelf moest volgens de adressanten de scholen oprichten, waar ook zonder daartoe verlof van roomse priesters verkregen te hebben, naar kinderlijke bevatting in de naam van de Heere Jezixs Gods zegen werd afgesmeekt, Gods lof gezongen, Gods Woord uitgelegd, Gods

wet ingescherpt, Gods leiding met het vaderland en met de vaderlandse kerk aangetoond werd. En waar de oprichting van bijzondere scholen afhankelijk was gemaakt van plaatsehjke ezi provinciale overheden, was het volgens de zeven Haagse heren allereerst de taak van de Synode, zich hiertegen te verklaren en dat niet slechts ten behoeve van de gemeenten, maar van elk lid der kerk. Zij behoorden dit te doen naet de bescheidenheid, welke de onderdaan; met de vrijmoedigheid, welke de christen; met de aandrang, welke aan de woordvoerders der erkende gezindheden paste. En wat het Koninklijk Besluit van 2 januari 1842 betreft, waarbij aan de onderwijzers der jeugd ten strengste verboden was enige uitlegging te geven of uitdrukking te bezigen, die voor andersdenkenden aanstotelijk zou kunnen zijn, verlangden de adressanten een protest der Synode tegen deze verordening, als zijnde onverenigbaar met een christelijke opvoeding naar de leer der Nederlands Hervormde Kerk.

Het antwoord der Synode aan het zevental genoemde heren was teleurstellend. Het hield onder meer in, dat zij in het Koninklijk Besluit van 2 januari 1842 geen aanleidiag had gevonden om te protesteren tegen de sedert 1806 bestaande verordeningen op het lager onderwijs en dat, gehjk zij de zaak van het godsdienstig onderwijs, van het begin harer instelling af, met bijzondere zorg behartigd had, zij uit het zoeven vermelde Besluit van Zajne Majesteit reeds aanleiding had ontleend, om te doen, hetgeen ten deze de kerk betaamt.

Het onbevredigende antwoord van v"j Synode deed Mr. Groen van Prinsterer en zijn mede-adressanten dan ook besluiten om zich niet opnieuw tot de Synode, maar nu rechtstreeks tot de gemeenten te wenden. Zij deden dit in een geschrift, dat in februari 1843 aan alle kerkeraden werd toegezonden en dat tot titel heeft: „Adres aan de Hervormde gemeenten in Nederland". De opstelling er van was ook nu weer aan Groen toevertrouwd. Het was een lijvige broohmre van 164 bladzijden, waarin met tal van voorbeelden de ongeoorloofde taktiek der Synode aangewezen en het kerkelijk bewustzijn der gemeenten wakker geroepen werd. Behalve de kerkelijke toestanden werd er ook over het onderwijs in gehandeld. Wat, zo leest men in dit Adres, wat zou door de Hervormde Kerk, indien zij getrouw was, verricht, wat zou tenminste door haar moeten worden beproefd? In het antwoord, dat Groen en zijn geestverwanten op deze vraag geven, komt duidelijk uit, dat de Synode volgens hen het niet enkel bij het oprichten van diakonie-scholen had moeten laten, alsof opleiding naar Gods Woord alleen voor bedeelden werd vereist, maar dat zij alles in het w^erk had behoren te stellen om gemeentescholen op te richten, welken ingericht zouden zijn naar de behoeften der onderscheidene standen van de maatschappij. Hierbij werd door hen ook gedacht aan het in het leven roepen van een normaalschool, waarin de kwekelingen zouden worden opgevoed naar de belijdenis der kerk. En waar nu de kerk te dezer zake in gebreke bleef, vroegen de zeven adressanten of hier niet een taak lag voor de leden der gemeenten.

Zij wekten alzo de gemeenten op om zelf te handelen en te doen, wat de Synode weigerde te doen. Ook brachten zij het Koninklijk Besluit van 2 januari 1842 ter sprake, dat er volgens hen op gericht was om al wat godsdienstig is uit de volksschool te bannen en dat zogenaamd vrijheid voor het bijzonder. Christelijk onderwijs gaf, doch wat in werkelijkheid een vrijheid was afhankelijk van stedelijke en provinciale besturen, zodat er van echte vrijheid geen sprake was.

Voorheen, toen wij de strijd van Mr. Groen van Prinsterer ten aanzien van de kerk behandelden en daarbij ook reeds op het „Adres van Hervormde gemeenten in Nederland" wezen, hebben wij reeds stilgestaan bij de felle bestrijding, welke Groen en zijn vrienden van de zijde der aanhangers van de Groninger school onder aanvoering van professor Hofstede de Groot naar aanleiding van dit Adres te verduren kregen. Onder die bestrijders bevonden zioh ook, zoals te begrijpen is, vertegenwoordigers van het onder\vijs. Zo verscheen er in het „Tijdschrift voor onderwijzers" een artikel over de vraag of het lager onderwijs een beletsel voor christelijke opvoeding was. Door Groen en de zijnen was deze vraag bevestigend beantwoord, maar ia het zoeven genoemde tijdschrift werden zij daarin bestreden. Dit kon ook welhaast niet anders verwacht worden van voorstanders der openbare school, die in Hofstede de Groot him leidsman hadden niet alleen op kerkelijk, godsdienstig terrein, maar ook op dat van het onderwijs, waar deze Hofstede de Groot niet alleen hoogleraar was, maar ook een invloedrijk schoolopziener en tevens voorzitter van het Nederlands Onderwijzersgenootschap, zodat hij op de onderwijzers en door hen ook op het onderwijs een grote invloed uitoefende.

renties aan de orde van de dag waren, zijn er tot dusver niet gehoord. Wat er nog kort geleden in Tibet is voorgevallen en in een vroeger jaar in Hongarije, daarover is met geen woord gerept. Evenmin zijn de westelijke mogendheden als imperialistische, kapitalistische rijken, die belust zijn op macht en geld en nog eens op macht en geld, van Russische zijde afgeschilderd, gelijk zij van die kant meermalen zelfs op de konferenties zijn genoemd. Boveridien nog worden er beurtelings door de ministers kostbare diners aan hun kollega's en medevertegenwoordigers aangeboden, waarbij zij bij gebruik van uitgezochte spijzen en dranken dan tezamen genoegelijk beraadslaagden.

2k) is het tot dusver in Geneve toegegaan.

Nochtans is het te Geneve niet alles pais en vrede wat de klok slaat.

Nog vóór Pinksteren zijn de vier ministers en de twee Duitse adviseurs met hun delegaties op zaterdag in openbare vergadering bijeengekomen.

Op deze vergadering voerde de Russische minister Gromyko het woord. Hij sprak op een voor zijn doen zeer gematigde toon, waarbij hij geen nieuwe voorstellen ter sprake bracht, maar de reeds lang bekende voorstellen van Chroestsjef repeteerde. Deze houden in een onverwijlde terugtrekking van de Amerikaanse, Engelse en Franse troepen uit West-Berlijn, welks gebied vervolgens met Oost-Berlijn tot een vrij gebied moet worden verenigd, wat gevolgd moet worden met het sluiten van een vredesverdrag met dp beide Duitse gebiedsdelen. Hij verklaarde, dat zijn regering met het laatste punt geen bijzondere haast wilde maken en gaf de regeringen der westelijke mogendheden zelfs minstens een jaar tijd om zich daarover te beraden, met de hoop, dat zij dan bereid zouden zijn om het Russische voorstel te aanvaarden.

Hieraan voegde Gromyko nog een ernstig waarschuwend woord aan alle Europese volken toe voor het grote risiko, dat besloten lag in een overeenkomstig het voorstel van de regeringen der westehjke mogendheden verenigd Duitsland, dat dan lid zou worden van het Noord-Atlantische pakt. Hierbij wees hij op het gevaar van kazernes vol met jeugdige soldaten, alsook op het aanleggen van talrijke vliegbases op het gebied van de Duitse bondsrepubliek.

Tevens beklaagde hij er zich over, dat de regeringen der westelijke mogendheden zo weinig ingenomenheid met het Oostduitse rijk betoonden.

De westelijke voorstellen tot hereniging van Berlijn kon hij niet aanvaarden, omdat zij, gepaard gaande met vrije verkiezingen, niets meer of minder inhielden, volgens Gromyko, dan een aanslag op de soevereiniteit van Oost-Duitsland; terwijl hij het voorstel van de hereniging van Duitsland vóór vredesonderhandelingen zelfs niet in overweging wenste te nemen.

De Engelse en de Franse ministers lieten de rede van minister Gromyko niet onbeantwoord.

Met alle beslistheid nam zowel de Engelse minister Sellwyn Lloyd als de Franse minister Couve de MurviUe het voor het voorstel van de westelijke regeringen op, verklarende, dat een vredesverdrag met Duitsland niet met twee kunstmatig gescheiden gebiedsdelen kon worden afgesloten, dewijl dit de splitsing van Duitsland formeel zou betekenen.

Ook de Amerikaanse minister Herter, die de leiding heeft bij de besprekingen en daarin met instemming van de andere westerse ministers een vrij krachtige houding tegenover Gromyko aanneemt, wees Gromyko's voorstel beslist van de hand. Minister Gromyko, die het ingediende vredespakket van de westelijken onaan­ vaardbaar in zijn huidige vorm had genoemd, maar daarbij tevens verklaarde, dat hij er wel voor was om met de westelijke ministers over sommige punten er van, zoals de uitdunning van de westelijke troepen, nader te onderhandelen, kreeg van minister Herter te horen, dat het westelijke vredesplan, zoals het was itigediend, in zijn geheel behoorde behandeld te worden.

Zelfs liet minister Herter na afloop van de vergadering, die geruime tijd had geduurd en waarin gebleken was dat er fundamentele verschillen tussen de regeringen van de westelijke en de oostelijke mogendheden bestaan, op persoonlijk initiatief een verklaring uitgeven, waarin in veel krachtiger bewoordingen dan in de konferentiezaal geuit waren, de Russische oogmerken betreffende Berlijn en Duitsland werden veroordeeld.

Ook in de vergaderingen, welke na Pinksteren in Geneve zijn gehouden, is er van enige toenadering tussen de westelijke en de oostelijke ministers geen sprake. De westelijke en de oostelijke voorstellen bleven lijnrecht tegenover elkander staan.

Alle drie de westelijke ministers hebben de reeds meermalen genoemde argumenten ter ondersteuning en verdediging van hun voorstellen herhaald. Minister Herter verklaarde daarbij in een nog al scherpe redevoering, dat zijn regering in geen geval aan een topkonferentie zal deelnemen wanneer op de ministerskonferentie geen resultaten worden verkregen, terwijl Gromyko bleef staan op het Russische standpunt, dat er vredesonderhandelingen met de twee Duitse rijken moeten worden gevoerd.

De rede, weUce Gromyko hield en welke een uur duurde, was volgens waarnemers daarom niet van alle belang ontbloot, omdat de Russen het overleg op hun plan voor een vredesverdrag met de twee Duitse landen willen voortzetten, maar dat zij bereid zijn westelijke amendementen op dit plan te bespreken. Zo is minister Gromyko bijvoorbeeld bereid in het Russische vredesverdrag een klausule op te nemen, die beide Duitse staten toestaat nog een zekere tijd deel te nemen aan bestaande veiligheidsregelingen, zoals het Noord-Atlantische pakt en het pakt van Warschau.

Aan een diner, waaraan de vier ministers gezamenlijk aanzaten, moet volgens betrouwbare bronnen minister Gromyko verklaard hebben, de kwestie van de toelating tot de konferentie van Polen en Tsjecho-Slowakije binnenkort weer ter sprake te zullen brengen. Ook zou Gromyko hebben gezegd, dat er in het westerse vredesplan vier punten waren, waarover volgens hem vruchtbaar overleg mogelijk was. Hij zou hiermede het oog hebben gehad op de kwestie Berlijn, zoals deze in het westelijke voorstel is behandeld, ten tweede op de gemengde West-en Oostduitse kommissie, die volgens het westelijke plan de hereniging van Duitsland moet bewerkstelligen, ten derde op het denkbeeld van een ontwapeningszone, en ten vierde op het voorstel, een gemeenschappelijke verklaring af te leggen, waarin afgezien wordt van elke vorm van geweld bij het oplossen van internationale geschillen.

In weerwil dat er op de Geneefse konferentie niets is gebleken van enige onenigheid tussen de westelijke regeringen, duiken er nog steeds geruchten op, dat deze wel terdege bestaat en op de één of andere dag wel aan het licht zal komen. Het bezoek van MacmUlan heeft die geruchten in de wereld gebracht en nog zijn zij niet geheel verstomd. Zij worden nog versterkt door de veelvuldige bezoeken, welke de Engelse minister Selwyn Lloyd aan minister Gromyko te Geneve brengt.

Daartegenover staat echter, dat juist op dit ogenblik een Engelse handelsdelega­ tie in Moskou met de Russen onderhandelingen voert over de handelsbetrekkingen tussen Engeland en Rusland, welke allesbehalve vlot verlopen. De ernstige moeilijkheden, welke bij deze handelsbesprekingen zijn gerezen, kunnen allicht in Geneve deze uitwerking hebben, dat de andere westelijke mogendheden volkomen vertrouwen in de houding Van de Engelse regering gaan stellen.

In elk geval is de Amerikaanse regering wel op haar hoede, zó zelfs, dat haar minister van defensie verklaard heeft, dat er militaire maatregelen genomen zijn, zodat men er op voorbereid is als de Russische regering haar dreigement op 27 mei toch zal uitvoeren en op die datum Oost-Berlijn en de toegang tot West-Berlijn zal overdragen aan de Oostduitse regering. De Amerikaanse minister geloofde echter niet, dat de Russische regering haar eens geuit dreigement op 27 mei ten uitvoer zal brengen en verkeerde in de stellige overtuiging, dat er op 27 mei dan ook geen moeilijkheden zullen rijzen.

Niet alleen een Amerikaanse minister heeft zich ingelaten, zij het dan zijdelings, met de Geneefse konferentie, maar ook niemand minder dan de Russische minister-president Chroestsjef laat zich daarmede openlijk in. En dit wel bij voortduring. Dezer dagen nog bracht hij die konferentie in een rede voor een groep van 45 Amerikaanse zakenlieden, die Moskou bezochten, ter sprake. Hij verklaarde aan hen, dat hij vast gelooft, dat het overleg te Geneve een sukses zal zijn. Wel achtte hij het westerse vredesplan een produkt van onrealistisch denken, vooral omdat het, indien het tot uitvoering werd gebracht, er toe zou leiden dat Oost-jDuitsland zijn hoofdstad Oost-Berlijn zou moeten prijsgeven, maar hij zeide tevens, dat hij niet dacht, dat Amerika en Rusland ooit met de wapens in de hand tegenover elkander zouden komen te staan.

', 'Bij de deelnemers aan de konferentie te Geneve heeft het enig opzien en opschudding verwekt, dat Chroestsjef aangekondigd heeft, dat hij een bezoek aan Albanië zal brengen. Grotewohl is op het ogenblik ook in Albanië. Gaat hij naar Albanië, zo vraagt men in de kring der deelnemers, om met hem nader te raadplegen? En ook vraagt men zich af of daar misschien nog meer kommunistische regeringsautoriteiten heen zullen gaan om gezamenlijk te overleggen. Ook brengt men Chroestsjefs bezoek er mede in verband, dat Albanië het enige kommunistische land is, dat aan de Middellandse Zee is gelegen en waarin Rusland een marinebasis heeft.

Het ziet er wel naar uit, dat de Geneefse konferentie niet zo heel spoedig zal zijn afgelopen. Resultaten zijn er tot dusver niet op behaald. Toch verkeert men er in de vrij algemene verwachting, dat er nog wel enig schijnbaar resultaat zal verkregen worden, waardoor een topkonferentie zal kunnen worden gehouden, want de Russische minister-president Chroestsjef heeft verklaard, dat hij dan alreeds tevreden zou zijn, als deze konferentie het resultaat opleverde, dat er een topkonferentie op zou volgen.

Daar ziet het op het ogenblik echter niet naar uit. Nadat er twee weken heengegaan zijn met onderhandelingen, is er nog niet de minste toenadering tussen de westelijke en de oostehjke delegaties gekomen. Dit heeft de Russische ministerpresident Chroestsjef aanleiding gegeven om te verklaren, dat er een Russisch-Oostduits vredesverdrag zal komen als de konferentie te Geneve niets oplevert.

Op zondagmorgen overleed in de vroege morgenuren in Amerika de oud-minister van buitenlandse zaken John Foster Dulles, die in verband met de ernstige ziekte, waaraan hij leed, in de vorige maand zijn ambt had neergelegd en was opgevolg door minister Herter. De verslagenheid in Amerika was groot, alsmede in alle westelijke landen. Ook zal de konferentie te Geneve enkele dagen worden onderbroken, daar al de ministers van buitenlandse zaken der grote vier (dus ook Gromyko) zich naar Amerika zullen begeven ter bijwoning van de begrafenis. Ook de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, Mr. Luns, zal deze bijwonen, en zelfs Ds. Adenauer, de Westduitse bondskanselier, zal zich daartoe naar Amerika begeven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 mei 1959

De Banier | 8 Pagina's

Voor oud en Jang

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 mei 1959

De Banier | 8 Pagina's