Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een melaatse door Jezus gereinigd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een melaatse door Jezus gereinigd

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zie, een melaatse kwam en aanhad Hem, zeggende: Heere, indien CA] wilt. Gij kunt mij reinigen.

En Jezus, de hand uitstrekkende, heeft liem aangeraakt, zeggende: Ik wil, word gereinigd. En terstond werd hij van zijn melaatsheid gereinigd.

Mattheüs 8 : 2-3

II.

„En zie, een melaatse kwam tot Hem", zo lezen we in ons tekstvers. Zijn „onrein, onrein", deed de schare verschrikt uitwijken. Men zal hem zeer zeker met toornige blikken aangezien hebben om zijn overtreding van de wet, die hem immers verbood zich aldus onder het volk te begeven.

Maar hij trotseert de toom van de hem omringende mensen, ja meer, hij trotseert feitelijk Gods wet en dringt door tot JeEus.

„En hij kwam”. Hoe? vraagt ge misschien. Wel, zoals hij was, zo melaats, zo onrein, maar ook zo begerig om genezen te worden. Dit was zijn enige mogelijkheid om genezen te worden. En daarom niets en niemand kan hem afhouden om te komen.

O, zo moogt ge nu ook komen, schuldige ziel, die u zelf ongeneeslijk kent. Komen, al is het, dat alles en een ieder u toeroept, dat ge geen genade zult vinden bij God. Ja komen, al is het, dat de wet u veroordeelt en vervloekt. Maar dan toch komen!

Blijf daarom niet weg van Hem, Die al uw krankheden kent en ze lieflijk kan en wil en zal genezen. De melaatse kwam en was door niets tegen te houden. Maar hij kwam bovenal in het diepe besef van zijn onmacht om zichzelf te genezen. Dat behoefde hem niemand te zeggen. Daarvan was hij diep overtuigd, want dat hadden hem de jaren van strijd en nood wel geleerd.

En daarom komt hij in het geloof aan eigen onmacht. Gelukkig!

Is dat dan gelukkig, vraagt ge, om te weten, dat men onmachtig is om zichzelf te ktmnen helpen? Ja zeker! Want hoeveel duizenden bedriegen zich niet. Omdat ze menen zichzelf met hun goede voornemens of iets dergelijks te kunnen redden. Of anderzijds, hoevelen zijn er niet, die met een dode belijdenis van hun onmacht God heimehjk de schuld geven van hun ongeluk en verderf.

Daarom, gelukkige melaatse, die weet zichzelf niet te kunnen helpen, maar die dan ook met die wetenschap de toevlucht neemt tot Christus, Wiens werk het is om onmachtigen te helpen en te redden.

Zeker, het is een pijnlijke en toch zo noodzakelijke les om te Ieren verstaan. dat al mijn wettische werken en wroeten niets baat. Om er met aUes buiten geplaatst te worden en mezelf ongeneeslijk te zien. En toch.... een rijke weldaad! Want nu pas zal het werk van Christus waarde ktmnen krijgen.

Daarom, als gij dit verstaat, wanhoop niet! De Heere is bezig u een zoveel heerlijker les te leren, namelijk om nu te komen tot Christus, zoals ge zijt. Zó onrein, zó schuldig, zó onmachtig!

Om dan afgewezen te worden? O neon! Zie het aan de melaatse! Hij 'kwam, maar werd door Jezus niet afgewezen, maar geholpen, genezen. En dit leidt ons tot onze tweede gedachte, namelijk

II. Zijn geloof in Gods vrijmacht.

Het blijkt, dat deze melaatse een geloof bezat van het rechte stempel. Immers, zijn geloof richt zich op het enige en volmaakte voorwerp des geloofs, dat is: Jezus! Dat bhjkt wel uit zijn gebed: „Heere, indien Gij - wüt. Gij kunt mij reinigen".

Deze melaatse geloofde veel. Hij geloofde, dat hij ongeneeslijk was, dat hij zichzelf niet helpen kon, en ook, dat Jezus hem helpen kon. Had hij dit alles niet geloofd, dan was hij zeker niet gekomen en had zeker de toom van de hem omringende schare niet getrotseerd. Maar juist, iwaar hij dit alles geloofde, kan niemand hem weerhouden. Dit alles geeft ons zoveel licht over de strijd van zo menige ziel.

Immers, onder Gods kinderen zijn er ook, die meer 'geloof beoefenen dan ze zelf beseffen en weten. Ze vrezen veelal, dat hun geloof niet echt is, omdat ze niet kunnen spreken van uitkomst uit de nood als anderen. Het duurt bij hen zo lang. Ze hebben vaak al zo lang geroepen. En de kwaal wordt al erger. Diep zijn ze er van overtuigd, dat ze alleen door Christus geholpen kimnen worden. Hij is hun daarom enigermate dierbaar en noodzakeHjk geworden. Hij alleen kan het doen.

Veel geloven ze van Hem. Hij kan hen helpen. Maar of Hij het wil? Zo was het ook bij de melaatse. „Gij kunt", zo roept hij het uit. Gij! zie daar ligt al 2djn hoop en geloof in opgesloten. In die ene Naam, onder de hemel gegeven tot verlossing uit de nood. Die Naam is zijn enige hoop en troost.

In die Naam is alles te vinden, wat de melaatse nodig had.

Maar nu was er één moeilijkheid, waar de melaatse niet overheen kon komen en dat was deze: of Jezus het wilde doen! Zie, daar pijnigt hij zijn ziel mee. Dat was het struikelblok op de weg naar Jezus!

„Indien Gij wilt”, met deze woorden werpt hij zich neer voor Jezus' voeten. Het was de noodkreet, die regelrecht uit zijn ziel opwelde. Was dit ongeloof? Ongeloof aan Jezus' gewilligheid? Ek geloof het niet. We hebben het dunkt mij meer zo te zien: de melaatse begaf zich naar Jezus als schommelende tussen hoop en vrees, want hij wist waarschijnlijk, dat het nog niet voorgevaUen was, dat Jezus een melaatse genezen had. Bovendien was er in zijn hart een diep ontzag voor Gods vrijmacht!

Jezus was het immers niet aan hem verplicht om hem te genezen. Wat voor reden kon hij aanvoeren om de Heere er van te doordringen om hem te helpen? Hij kon Jezus immers niets anders aantonen dan zijn vreselijke melaats­ heid? En was de Heere niet vrij in Zijn handelen? Wat kon hij zeggen, wanneer Jezus hem niet hielp? „Indien Gij wilt", dat was geloof in des Heeren vrijmacht.

En toch.... de melaatse miste het rechte inzicht in Jezus' barmhartigheid. Immers, we lezen bij Markus: „En Jezus innerlijk met barmhartigheid bewogen zijnde".

Zie, dat kon deze melaatse niet geloven, dat Jezus bewogen was over hem. Dat Hij dat was over Zijn discipelen en de anderen, dat was haast vanzelfsprekend. Maar over hem?

Geloof in Gods vrijmacht! Een kostelijke weldaad!

Dat beoefent de zondaar, die recht aan zichzelf ontdekt wordt. Die leert verstaan, dat er nooit iets in hem is, waarom hij Gods genade en gunst waardig zou zijn.

Integendeel! De straf, het ongenoegen Gods is hij waard. En daarom, leert zulk een zondaar, dat de Heere niets aan hem verplicht is.

Veenendaal

Ds. J. Keuning

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juni 1959

De Banier | 8 Pagina's

Een melaatse door Jezus gereinigd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juni 1959

De Banier | 8 Pagina's