Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VOOR DE JEUGD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VOOR DE JEUGD

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

OOM KOOI

Beste neven en nichten!

Door bijzondere omstandigheden zijn de oplossingen van de raadsels der opgaven 581 tot en met 584 dit keer niet vermeld geworden. Daar de namen van hen, die met de oplossingen dezer raadsels een prijs verkregen hebben, reeds vermeld zijn, zullen we er van afzien, om die oplossingen alsnog te vermelden.

Wij gaan dus nu direkt over op de nieuwe raadsels van

OPGAVE 589

Jongeren:1. Zoek uit elk der navolgende zinnen een woord, zó, dat de woorden tezamen een tekstgedeelte vormen, dat voorkomt in het 17e hoofdstuk van het eerste boek der Kronieken. a. Die Mij eren, zal Ik eren. b. Het zal een grote schare worden. c. Mij, de Springader des levenden •waters hebben zij verlaten. d. Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. e. Gij zult zalig worden, gij en uw huis. f. Er was geen mens geweest om de aardbodem te bouwen.

2. Noem de naam van: a. de zoon en opvolger van koning Josafat. b. de slaaf, die wegliep en onder Paulus tot bekering kwam (Füémon). c. de stadhouder over Syrië, onder wie de eerste beschrijving der wereld plaats vond. d. de koning, die cederhout aan Salomo leverde. e. de man, die Rebekka tot Izak bracht. f. de schrijver van de profeet Jeremia. g. Jozefs tweede zoon, h. Jozefs zuster. Welke naam vormen de eerste letters van de gevraagde namen?

3. Een tekstgedeelte uit het boek Job bestaat uit 57 letters. Welk tekstgedeelte wordt bedoeld als het volgende gegeven is:7 31 5 44 14 35 was Rachels tweede zoon. Na Sara's dood nam Abraham 11 19 45 6 29 51 tot vrouw. Hanna's zoon heette 15 3 1 41 33 24. De vrouw van Pinehas gaf aan haar laatste zoon de naam van 10 36 2 37 28 57. 12 55 9 30 19 18 57 is een door tien deelbaar getal. Gij eet de huizen der 27 8 31 13 53 23 39 op. Looft Hem met 21 32 17 56 46 48 15 22 47 50 en orgel. Want gij zijt tot vrijheid 25 26 4 54 38 52 8 42. 16 20 zijn twee gelijke letters, die men moet raden.

Maar als ik 40 35 34 49 43 31 waren zij verblijd (Psalm 35).

Ouderen:1. Maak uit: ORIANASURTHRA drie namen, voorkomend in het eerste hoofdstuk van het eerste boek der Kronieken.

2. Zoek uit elk der volgende zinnen een woord, zó, dat de woorden tezamen een gedeelte vormen uit één der Psalmen tussen de Psalmen 67 en 70. a. Alle heidenen, Heere, die Gij gemaakt hebt. b. Heere, Gij weet, dat ik u liefheb. c. Hij zal Zjjn engelen van u bevelen. d. Mijn zonden zijn steeds voor mij. e. De - wijsheid der wereld is dwaasheid bij God.

3. Een tekstgedeelte uit één der Psalmen bestaat uit 63 letters. Zoek dit tekstgedeelte met behulp van de volgende gegevens:8 43 31 60 41 25 36 51 12 is een bruine stof, welke zich op een zeker metaal vormt. Die heeft verzegeld, dat God 58 4 54 60 28 52 37 17 44 20 is. Berookt met mirre en wierook en met allerlei 26 21 47 1 10 41 des kruideniers. Joas nu, de zoon vati Joahaz, nam de steden weder in, uit de hand van 49 24 6 53 38 23 55 27 (2 Kon.). Niet geneigd tot de wijn, geen 42 7 34 32 45 60. 56 2 30 5 33 33 15 61 is een door miljoenen vereerde valse profeet. Daar zullen ook grote 39 3 14 40 46 13 48 van de hemel geschieden. 57 9 19 63 18 11 zijn een bepaald soort bomen. 16 62 59 betekent: ieuw (latijn). 22 50 35 is een klein getal.

De oplossingen dezer raadsels mogen nog niet ingezonden worden.

Nu volgt nog een stukje van het verhaal over

JOHAN RAMAWARMA

11.

Al kwam het bij de broer van Ramawarma niet zo ver, dat hij zijn voornemen om Ramawarma met een dolk van het leven te beroven, ten uitvoer bracht, de haat en de vijandsohap tegen hem bleven in zijn hart. Dit blijkt wel hieruit, dat hij door hem werd dood verklaard, wat symbolisch voorgesteld werd door met vrienden van hem de beeltenis van Ramawarma, van bladeren gemaakt, als aan een lijk, al de bij de Brahminen in zwang zijnde begrafenisplechtigheden te verrichten!

Hoe pijnlijk dit alles ook voor Johan — deze naam had hij bij zijn doop gekregen — mocht zijn, daar hem dit door zijn allernaaste verwanten werd aangedaan, toch verdroeg hij de hem aangedane verguizing met de moed des geloof s.

Van veel gevaarlijker aard waren de ontmoetingen die hij in zijn omgeving had met jongelieden, die aan dezelfde school verbonden waren of deze be­ zochten en die in naam christen waren, maar in werkelijkheid met heidenen gelijk stonden. Eén van hen was afkomstig uit een groep, die zich Syrische christenen noemde en zich er op het voorstaan hun oorsprong te hebben in de prediking van de apostel Thomas. Zij hadden hun kerkehjk middelpimt in Antiochië, vanwaar zij ook hun bisschoppen bekwamen. Tot deze groep nu behoorde de jongeman, waarmede Johan Ramawarma in kennis kwam. Hij heette David en was taaionderwijzer aan de school van mr. Ridsdale. Toen Ramawarma gedoopt werd, was hij afwezig, maar niet zodra had hij vernomen wat er met Ramawarma was gebeurd, of hij stelde allerlei pogingen in het werk om hem van het geloof te doen afvallen. Het eerste wat hij tegen hem zeide was: O, gij bedrogene, hoe zijt gij toch tot deze godsdienst gekomen? Kondet gij in uw eigen godsdienst niet zalig worden? Ik ben thans al veertien jaar taaionderwijzer op de school der christenen en ga ook wel naar hun kerk, maar daarmede laat ik mijn inzichten niet varen. Dwaas, die gij zijt!"

Het is te begrijpen, dat Johan Ramawarma door dergelijke taal zeer geschokt werd. Hij leefde toch in de vaste mening, dat allen, die de school van mr. Ridsdale bezochten en daar zelfs onderwijs gaven, overtuigde christenen waren. En nu zulke taal te horen uit de mond van één der taaionderwijzers, was voor hem een zeer grote teleurstelling. De Heere waakte echter over hem, zodat hij door de inblazingen van de onderwijzer niet tot het verloochenen van zijn belijdenis werd gebracht. Dit was helaas wel het geval met een andere jongeman, die ook de school van mr. Ridsdale bezocht en tegelijk met Ramawarma gedoopt was. Deze liet zich door de woorden van de onderwijzer zo zeer beïnvloeden, dat hij hem gelijk gaf en daarin ook bleef volharden. Had hem dit nu maar tot oprecht berouw en tot droefheid over zijn zonde gebracht, dan zou er voor hem nog hoop zijn geweest. Dit gebeurde echter niet. En nu is het zo, dat wie van de Heere afvvdjkt en Hem verloochent, al verder en verder op dit heilloze pad wordt voortgedreven om, als God het niet verhoedt, in eeuwige verwoesting neer te storten. Het is dan ook met deze jongeman dieptreurig afgelopen. Eerst sloot hij zich aan bij de groep van de zogenaamde Syrische christenen, waartoe ook de bovengenoemde taaionderwijzer behoorde, wat wel zo ongeveer gelijk stond met terugkeer tot het heidendom, daar er tussen de levenswijze van de Syrische christenen en die van de heidenen maar weinig verschil was, al hebben zij naar de vorm nog wel één en ander van het christendom behouden. De betreffende jongeman nu kwam in dienst van de metropolitaan, dat is de aartsbisschop, der Syrische christenen en stierf na enige tijd als een goddeloze, als iemand dus zonder God en zonder Christus. Ramawarma bleef voor deze afval van

het geloof gespaard. Desniettemin had •hij dringend nodig om in de waarhedea van de christelijke godsdienst verder onderwezen te worden, want het ontbrak hem nog aan genoegzame kermis om het christendom tegen de heidenen te kunnen verdedigen. Dat bemerkte hij telkens weer als hij met andere hulpzendelingen meeging om in de omgeving de heidenen met het Evangelie be. kend te maken. Er werden dan menigmaal aan Ramawarma vragen gesteld die hij niet kon beantwoorden, wat hem zeer temeerdrukte. Ook had men Ramawarma te zeer gebonden aan het formulier gebedenboek der Engelse (Angli. kaanse) kerk, waardoor het bidden te werktuigelijk werd en er niet voldoende rekening mede werd gehouden, dat het rechte bidden een werk des harten behoort te zijn.

OOM KOOS

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juli 1959

De Banier | 8 Pagina's

VOOR DE JEUGD

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juli 1959

De Banier | 8 Pagina's