Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Davids vertrouwen en uitzien onder de verstrooiing van de Kerk Gods

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Davids vertrouwen en uitzien onder de verstrooiing van de Kerk Gods

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

of: Het sterkste wapen in de geestelijke strijd

Doch op U zijn mijn ogen, Heere, Heere! op U betrouw ik; ontbloot mijn ziel niet. Psalm 141 : 8

III.

In Christus en in Hem alleen ligt de grondslag en de vastigheid hunner zaligheid. God brengt Zijn volk in diepten en engten^ opdat zij steeds meer gewaar worden, dat hun leven gewaarborgd ligt in de levende Christus, en dat Hij alleen het schild is, dat hen bevrijd; mijn eer, mijn vast betrouvi^en (Ps. 3 : 2). Onbloot mijn ziel niet. Geef mijn ziel niet over aan de begeerte mijner tegen^partijders. Red mijn zie], bescherm mijn ziel, bewaar mijn ziel.

Christus heeft Zijn ziel uitgestort in de dood. Hij heeft met Zijn 'bloed Zijn volk gekocht naar ziel en lichaam beide. Ziel en lichaam worden ook door Hem verlost. Die ziel van da't volk wordt 'bekleed met de gerechtigheid van Christus en versierd met Zijn heiligheid, om eenmaal verhoogd te worden in heerlijkheid.

Neen, die ziel zal niet ontbloot, niet vernietigd wonden. Wij lezen in Jesaja 53 van die lijdende Borg: Om de arbeid Zijner ziel zal Hij het zien en verzadigd worden". Niet één van 'degenen, die de Vader hem eenmaal schonk in de raad des vredes, zal Hij verliezen. Die dierbare Borg is er borg voor, dat him, ziel niet ontbloot zal worden. Hij zal de zielen der nooddruftigen verlossen. Hij zal hun ziel van list en geweld bevrijden, en hun bloed zal dierbaar zijn in Zijn ogen (Ps. 72 : 13, 14).

liet leven Gods kan soms ver wegzinken. Wat gevoelen zij zich soms verstrooid als beer-'^ren aan de mond des grafs. De vrb vordt wel eens gedaan: Wat r-. ik er van denken? Zou er nog een l i, uneltje van dat ware werk Gods zijn?

Wat is soms de moedeloosheid 'groot, en dan soms tijden, dat zij zo lusteloos, behoefteloos en indrukloos over de aarde gaan. Niet meer bedroefd, niet meer verblijd. Geen gebed, geen zucht meer, geen uitgangen. Wie het vatten kan, die vatte het; dan zitten zij soms zo maar f> p de aarde; nergens enige gedachten meer over. O, dat weggezonken leven! Is mijn ziel nu van alles ontbloot?

Neen, de rechterhand des Heeren verandert. God haalt Zijn eigen werk op. De Heere Jezus zegt: „Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude". En als dat geloof (de moeder, gelijk die oude Have leraar Watson het uitdrukte) weer sterk wordt, dan wordt de dochter (de hoop) ook weer levendig.

En als dan die liefde weer wakker gemaakt wordt, uit de eeuiwige ingewanden van Gods liefde, dan spreken zij de eigen ziel aan en zeggen (Ps. 42 : 3):

Voed het oud vertrouwen weder; Zoek in 's Hoogsten lof uw lust.

God zaï nooit laten varen het werk Zijner handen. En als de Heere dan overkomt, dat wordt het gelaat des aardrijks vernieuwd.

Staat die 'grote Herder der schapen op, dan brengt Hij Zijn schapen weer bij elkander en terecht. Dan gaan ze een plaats zoeken waar ze weer bij elkander kruipen. En openbaart 'Christus Zich, dan ontvangen zij vrede in 'hun hart en worden in een rechte weg verenigd.

O, al de paden des Heeren zijn goedertierenheid en waarheid. Wat is Gods liefde. Zijn trouw en ontferming groot over degenen, die Hem vrezen. Zij zijn opgenomen en overgenomen in dat eenwig verbond, waarvan Christus de Verbondsmiddelaar is, die de Zijnen op grond van Zijn bloed redt en verlos't.

Komt Petrus dan uit de gevangenis, dan is dat dienstmeisje Rihodé (Hand. 12) zo blij bij het vernemen van Petnis' stem, dat zij de voorpoort niet open doet, maar aan de vergaderde kefk eerst meedeelt, dat Gods knecht daar staat.

O, geliefden, wanneer er inkomsten zijn, dan zijn er ook uitgaven. Wat is dat een aangenaam leven. Dat is een leven waarin God verheerlijkt wordt, een leven waardoor de vijand beschaamd wordt. De duivel zou wel willen, dat Gods kinderen nooit meer bij elkander kwamen. Het is ook een leven •waar stichting van uitgaat voor en onder elkander. Neen, dan is er geen vrees, dat hun iziel ontbloot wordt, want dan is hun ziel vervuld met de liefde Gods. En de volmaakte liefde drijft de vrees naar buiten. Dan wordt de ziel met smeer en vettigheid verzadigd, en hun-mond roemt dan de Heere met vrolijk zingende lippen.

Wat is het zalig als God no'g eens aan Zijn eer komt, en de duivel, de wereld en ons vlees er niet tussen kan komen. Dat die tijd voor Gods kerk in het gemeen en voor Zijn volk in het bijzonder nO'g eens mocht aanbreken.

De Heere geve Zijn volk en knechten dezelfde gestalte, dezelfde behoefte, de^ zelfde nood en 't zelfde leven als David, waarvan wij nu iets mochten vernemen. Het is een tijd, dat men samenkomt in brede vergaderingen om, zoals het heet, de belangen van Gods kerk te behartigen. Synodes, oekumenische Synode, de Bond van Wereldkerken komt samen, vvaar leraars en professors van verschillende landen samen vergaderen, om de eenheid te zoeken, en uit de weg te ruimen wat scheidt.

Dagen en weken wordt vergaderd ook door de afzonderlijke kerkformaties, maar och, hoevelen zullen er deel aan nemen, die iets kennen van hetgeen David kende. En is er door genade enige geestelijke kennis, waar is dan de > raktijik gelijk David daar iets van mocht jeleven?

Soms elkanders ogen uitsteken of naar elkanders ogen omkijken, maar die waarachtige praktijk: , , Doch op U zijn mijn cgen, Heere Heere, op U betrouw ik, ontbloot mijn ziel niet", dat wordt allerwege gemist.

Ik zal er niet veel meer aan toevoegen. Dat we over onze verre, verre afstand mochten •wenen, in ware 'boete en berouw tot God mochten wederkeren. Dan zou het niet achterwege blijven wat wij thans vernamen. In de schuld ontmoet God Zijn volk, maar ook in de «chuld kunnen wij elkander ontmoeten . n met elkander Jeven.

Ezra kwam op de grond voor het aangezicht des 'Heeren, met ware boete en berouw, en dat was een reformatie niet alleen in de breedte, maar dat begon in de diepte. Van zulk een reformatie is er verwachting voor de toekomst. De Heere make nog bemoeienissen met 2jjn erfdeel 'hier op aarde. Hij mocht • leven aan onze ziel geven om Zijn eer te zoeken en het •wezenlijk 'heil van Gods kerk te beO'gen.

De grond'wet van het Koninkrijk 'der 'hemelen is: zeHverlooc'hening. Dat wij met Gods ware volk en knechten er iets van mochten beoefenen. Dat ons gemis maar steeds ontdekt werd, om. door de werking des Heiligen Geestes gedurig van Christus gebruik te mogen maken. Die alleen al onze ledigheid kan vervullen. En tenslotte, gij allen, die nog nooit God hebt leren kennen en ook geen behoefte er aan hebt, wat zal het toch uitmaken, als straks de dood komt. Vreselijk zd het zijn te vallen in de handen van de levende God. Wanneer gij straks sterft als een vreemdeling van Christus, dan mist gij alle grond om uzelf op te verlaten in die grote dag des Heeren^ O, ik weet wel, velen zijn er in de zichtbare 'kerk, die, al dui-ven ze het allen niet openlijk uitspreken, maar toch heimelijk een hoop hebben voor de eeuwigheid. Dit is wel eens gebeurd, eni dat is wel eens voorgevallen in hun leven, waaruit zij besluiten deel aan de genade te hebben.

Helaas, hun oog is nooit geopend voor hun verloren staat. Zij hebben wel véél doorleefd, gelijk ze beweren, maar kregen nooit met God te doen. De zaligmakende keimis van God en Christus missen zij. Zij spreken wel van strijd, maar kennen de strijd van Gods kinderen niet. God heeft 'het ook nooit voor hen opgenomen en overgenomen.

Dezulken zeggen' •wel wat zij gedaan hebben, maar van wat God in hun 'hart en leven gewerkt heeft, daar wordt helaas niets van vernomen. En daar komt het toch op aan voor de eeuwigheid. Bediieg uw ziel toch niet langer voor die 'grote eeuwigheid. Zet uw hart toch op uw wegen en smeek God om wederbarende en hartvernieuwende genade. Dat ge uw ogen, jongeling en jongedoohter, eens afwenden mocht van 'de ijdelheid van de wereld, maar dat het op God gericht mocht worden.

Bij de Heere Heere zijn uitkomsten, zelfs tegen de dood. Hij zal niet afwijzen degenen, die in waarheid naar Hem zoeken te elke stond. Hij kan u schenken dat betrouwen des geloofs, waarmede wij nimmer beschaamd zullen uitkomen. Christus is de enige igrondsla'g der zaligheid. Wij moeten Gods beeld weer terug ontvangen en onze ziel gered; gebonden in dat bundeltje, dat tussen Christus' borsten vernacht.

God gunt Zijn volk 'geen rust voor en aleer dat zij in Christus geborgen zijn. O, gunt dan uzelf ook geen rust, 'bekommerd en uitziend volk des Heeren. God geve ons met al Zijn gunstigenoten in deze bange en ernstige tijden, dat uitzien naar God, dat betrouwen op God en dat achteraankles'en van God. Gevwsselijk, wij zullen niet beschaamd worden in der eeuwigheid. De Heere zal 'geven de wens der zachtmoedigen en eenmaal hen allen samenbrengen in de nieuwe •hemel en op die nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont. Amen.

Gr. Rapids (U.S.A.)

Ds. W. C. Lamain

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 september 1959

De Banier | 8 Pagina's

Davids vertrouwen en uitzien onder de verstrooiing van de Kerk Gods

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 september 1959

De Banier | 8 Pagina's