Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Begroting van Maatschappelljk Werk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begroting van Maatschappelljk Werk

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede van Ir. van Dis

Bovenigenoemde begrotinig kon oog neltder S.G.P. 'hield Ir. Van iDis 'hierbij de vóór Kerstmis 1959 door de Tweede naivoJigende rede:

Kamer bdhamdelid wordten, maar dit was De aanhef van de m'em'ome van todi-chdian ook 'd's laatste. Namens de fraköe'binig bij ék begrotingshoofdiSituk moet ieder, doe de vrijheid in het maatschappelijik leven voorstaat, wel bijsjonsier weldadiig aandoen. De M'indster toch beginit in deze ni'einorie irnet te herinnieren aan de regerfnigsverklarinig van ddt jaar, waarin de Regering voor haar beleid de eerbiediigiing en bevordening van de

vrijheid

van de menselijke persoon en van diens perjocnlijke en maatschappelijke verantwoordelijkheid vooropstelde. Indien deze verklaring inderdaad in daden zou worden omgezet, dan zoijiden ons in die ikomende regeringsperiode nog grote verrassingen te waehten Staan en zouden wij zolfe vol blij'de verwachting de dingen, die zouden staan te gebeuren, tegemoet kurmen zien.

Vooralsnog echter bestaat er bij ons niet de minsite hoop, dat de Regering in de door ons voorgestane richtinig haar te voeren beleid zal ombuigen.

Toch u zij dit volgens haar verklaring moeten doen. Het is tooh in ons land steeds nog zo gesteld, dat iemand vrijwel geen voet op bet maatsöhappelijk erf kan varzetten of hij stoot op dwongen nog eens

dwangmaatregelen,

terwijl juist daar, waar de vrijheid een krachtig halt zou moeten worden toegeroepen, om'dat zij geen ware vrijheid, maar losbandigheid en ongebondenheid is, men deze ongehind'erd 'laat bes'taan. Het zBu ons te ver voeren om dit alies na/der uit te werken en melt meer^dere bewijzen te staven, daar het onderhavige begro'tin'gshoofdstuk zich 'hiertoe niet leenit. Ik moet daarom wel vobtaan met slechts een paar voorbeelden te geven, waaruit bhjkt, dat er aan de eerbiediging en bavorderinig van de persoonlijke vrijheid in m'aa'tsobappeHjk opzicht, 'alsmede ook aan de eerbiediging en bevOTdeai'Dg van de persoonhjike en maatsoba'ppelijke verantwoordehjldieid, nog heel veel ontbreekt. Bij de sodaile

verzekeringswetten

toch is het nog immer dwang al walt de klok slaat. Bij de Algemene Ouderdomswet, 'de A.O.W., is bet al niet anders geslteld. Zelfs personen, die principiële bezwaren tegen deze wet hebben en er deswege 'later 'geen uitkering van •willen aanvaarden, worden 'tooh gedwon'gen voor deze wet op 'te brengen.

Op ons 'heAiaaklehjk (gedaan en dringend' pleidooi om deze mensen in een

spaarregeling

op te nemen, zoals door een aantal hunner werd verzocht, gaf de Regering tot nu toe steeds een afwijzend antwoord. Aantasting van de vrijheid komt al niet minder voor bij de organen, die voontihomen uit de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, de P.B.O., zoals het

Landbouwschap,

waarbij tai van landbouwers en veehouders tegen hun wil inigeschiakeld werden en tot betaling van kontributies, ook alweer met dwang, werden geprest.

Zelfstandige schilders en smeden •worden al evenzeeir gedwongen op te brengen voor een

bedrijfspensioenfonds,

waardoor h'un vrijheid wordt aangetast en het •verantwxxwideüjkheidsbesief inplaats 'van 'te worden geëerbiedigd en bevorderd veeleer wordt - verzwaikt en uitgedoofd.

Waar nu de Minister de memorie van toeliohtinig aan'ving met zi^oh op de genoemde pa'ssaige uit de regeringsverklaring te beroepen, 'waaruit bhjikit, dait diez» paissajge door de Minisber ten •voMe ondjersohreven wondt en vooaits, diait wat in die passage wordt verkkand tot riohtseoer van het bij dit departement te •voeren 'beleid zal dienen, kxanden wij niet nalaten hierbij even situ te staan en de 'aandacht er op te vestigen, dat er ten aanzien van de

eerblediging en bevordering

van de •vrijheid van de menselijke persoon en van diens persoonlijke en maatschappelijke verantwoordelijkheid in ons land nog wel het een en ander te doen valt. Wij kunnen dan ook niet nalaten te bepleiten, dat de Minister er krachtig toe zal bijdi-a^n de genoemde passage uit de regeringsverklaring werkeHj'kheid te doen worden.

Uit wat door mij is apgem< erkt, mag evenwel niet •worden afgeleid, dat wij de

hulpbehoevenden,

de ouden van dagen, de zieken, die 'geen middelen of onvoldoende middelen van bestaan hebben, aan hun lot zouden •willen overlaten. Een dergeUjke voorstel-Mng is wel meermalen door hen, die tegen ons zijn, van ons gegeven, n^ar wij wensen 'hierbij nadrukkelijk te verklairen, dat deze voorstelling door en door 'in strijd met de waarheid is. Steeds toch zijn wij voor 'de ou'den •van daigen, de 'bejaaïden, de gebrekkigen, zoals blinden, hardhoirenden en doven, alsmede voor de i'nvaliden opgekomen, inzonderheid voor de financieel niet of minder draagkradh'tigen onder hen, alsook voor alle

vergeten groepen,

die van een besched'den inkomen rao'eten leven. Daarbij hebben wij er voortdurend op gewezen, dat de familie, de kerken en paitikuliere verenigingen te dezen een belan'grijke taak te vervu'Men hebben. Tevens eoh'ter is onzerzijds voortdurend naar voren gebracht, dait, wanneer de familie, de keuken en de partiktilieren in hun taak te kort schieten, bij'voorbeel'd doordat zij niet bij machte zijn in de •noden van allen, die hulp en steun behoeven, te •voorzien, ook op 'de

Overheid

te dezen een taaik rust. Hiermede volgen wij de lijn, welke reeds door de (gereformeerden vaniou'ds gevo'lgd werd. Wij zouden 'dit met voorbeelden nader 'kunnen sta'ven, dodh, gezien de mij toegem'eten tijd, moet ik hiervan afzien, aangezien ik nog een paar andeire onderwerpen Wens 'te bespreken. Ik heb hierbij het 'oog op 'de zorg voor de 'gerepatrieerden en op die voor de Z«d^ M'Oluldcers, 'beide een 'droevig 'gevolg van de

soevereiniteitsoverdracht

van Indië aan Indonesië en van het schromelijk verkrachten van 'de plechti'g aangegan'e overeenkomsten der Haagse Ronde-tafelkonferentie.

Wat de

gerepatrieerden

betreft, waarderen •wij ten zeerste wat de Minister met de hierbij betrokken ambtena(ren voor 'deze peirs(0nen heeft verricht. Het was toch 'geen igei-'inige taak om in één jaar tijd 3946 'gezinnen in kon'traktpensions en bij partikuiMeren onidar 'te brengen en daarna voor woongelegenheid te zorgen ten behoeve - van diegenen onder de gerepatjrieeirden, die hiervoor in aanmerking kwaimen. Gaarne zou ik, zo mogelijk, van de Minister willen vennemen hoe groot het aantal personen is, dat nu nog •van pJian is naar Nederland te repatriëren.

Tevens zou ik er bij 'de Minister ten sterkste op willen aandrinigen ten aanzien van de spijtoptanlten de 2» boog nodige maatregelen te nemen, opdat deze mensen niet nodeiloos lang behoe­ ven te wadhten op een visum 'voor overtocht naar Nederland.

Thans wensen •wij over te gaan tot de bespreking van de zong (ten aanzien •van de

Ambonezen.

In de memorie van toeMchfcing heeft die Minister aangaande de •woonoorden der Ambonezen verklaard, dat deze niet m-eer pas'sen in een beleid, dat op een lan'gduri'g verblijf in Nederland is ingesteld. Met deize verklaring heeft de Minister alzo te kennen gegeven, 'dat de Regering thans van oordeel is, dat het verblijf der Ambonezen in ons land van

lange duur

zal zijn. Ziende op 'het standpimt, dat in het verleden ditxw •vorige Regeringenten aanzien van deze aangelegenheid werd ingenomen, blij'kt wel overdiuidelijk, dat de 'huidige Regering over het verblijven der Ambonezen in ons land geheel anders denkt 'dan 'voorheen. Het is toch niet tegen te spreken, 'dat enkele jaren geleden, omstreeks 1951, de toenmalige Regering op het standpunt stond, dat het verbüjf der Ambonezen hier te lande maar van

zeer korte duur

zou zij'n. Ook in 't raprport der kommissie-Verwey-Jonker, dat op 9 mei 11. versoheen, wordt dit al'S een feit vermeld. Op blz. 11 van dit rapport toch kan men lezen, dat bet karakter" dar verzo'rging in belangrijke mate werd bepaald door de omstanidigheid, 'dat 'het verblijf in Nederland als zeer tijdelijk werd gezien. ET wordt dan ook van de zijde der

Zuid-Molukkers

onomwonden verklaard, dat 'de Nederlandse Regering destijids bhjkbaar in de menénig verkeerde, dat, zodra de Zuid-Mokikken door Soekamo door middel van geweld in bezit zoudten zijn igen'Omen, da Amiboneizen hun ideaal van een • vrije Republiek der Zui'd-Mo'lukken en terugkeer 'daarheen wel zouden laten varen en zieh dan maar liever onder Mr donesisoh bewind zouden 'Stellen dan lan'ger in Nederland^ te 'blijven. Hdt is hiermede echter geheel anders igelopen. Wie zo gedacht mocht hebben, heeft zich 'dan ook wel deerlijk vergist in de Zuidi-Molukkers, die geen

kompromis-demokraten

zijn, maar mannen van starva'st, die voet bij Stuk 'hielden. In plaats van hun starudpunt prijs te geven en zich onder Indonesisch bewind 'te stellen, bleven de Zuïd-Mölukkers ook na het .gewelddadi^g in 'bezit nemen van Ambon door Soel'carno de strijd teg^n hun onderdrukkers voortzetten, in het bijizonder op het eEand Cea'am, waar zij tot op heden wisten 'Stand te houden. Men vergiste zich niet minder in de Ambonezen hier te lande. Zij

weigerden

zich onder Indonesisch bewind te stellen en bleven, op luttele ui'tzonideringen na, aau' het van meetaf door hen ingenomien standpunt vasthouden, hetwelk inhoudt, dat zij alleen naar een •vrije en cniafhankelij'ke republiek Zluid-Molukken willen 'terugkeren. Zij waren van dit standpunt ook in 1956 niet af te brengen, toen een door Indonesië gestuurdie kommissie naar Nederland kwam om die taruigkeer der Zuid-MoluMcers naar Indon'esië te bewerken. Hoewel de Nederland'se Regering en 'het Kommissariiaat Amibonezenzoirg aan deze pogfaig^n der lindo(nesisdhe komimdssie

alle mogelijke steun

verleenden en de toenmaJüge Minister van Maatschappeihjk Weric op een .penskooferentde verklaarde, dat 'net grootste gedeelte der in Nederland^ •verbHjvBode Ambonezen naar Indonesië terug •wilde, hepen deze pogingen op niets uit De wens bleek de vader der geda(chte t© zijn. Slechts een

34-tal gezinnen,

met de kinideren mee ca. 130 personen uitmakende, keerden terug, de overigen, en dat waren er heel wat, bedankten ervoor zich aan Soefcamo te laten overleveren. De Regerin'g zag toen wel, dat de Ambonezen hier voorlopig nog niet weg wairen, dat hun verblijf in Nederland van' veel lan'gere diuur zou zijn dan zij gehoopt had. Wij hebben het needs betreurd, dat de Regering zo laat tot dit inzicht gekomen is. Volgens ons standpunt had zij 'het niet moeten wüfen, dat de Zuid-Molukkers zidh onder het bewind •van Soekaino zouden stellen. Deze mensen tooh waren

oud-K.N.I.L.-militairen,

die immer Nederland grote trouw en •belangrijke dieristen bewezen hebben, vooral in de jaren 1945 tot 1949. Wanneer de Regering dit standpunt •van meetaf ingenomen had, 'had zij reeds veel eerder de maatregelen kunnen nemen, di'C zij eerst in de loop van 1956 ginig nemen door van het systeem van algehele overheidszorg over te gaan naar dat van zelfzorg, waardoor een deel der Zuid-Molukkers gelei'dehjk in het Nederlandse arbeidsproces werd ingesdiakeld. Door zo te handelen en het

zelfbeschikkingsrecht

der Zuid-Moloikken te erkennen, zou id© Regerinig het vertrouwen van de Zuïd-Molukil«rs hebben kunnen ^vinnen, waaraan het in het verleden maar al te zeer ontbroken heeft. Dit gebrek aan vertrouwen was onzes iniziens ooik de oorzaak van de grote moeilijkheden, welke zich .bij de overganig op het systeem van zelfverzorgi'ng voordeden. D© Zuid-Mo'l-ukkers toch gingen — en dit gehieel terecht — envan iiit, ida't de

Nederlandse Regering

de plicht had voor hen te zorgen. Zij waren toch niet eigener beweging naar Nederland gekomen, maar in O'pdracht van de Nederlandse Regerinig zelf. Zij was 'heit, die de Zuid-Molukse K.N.I.L.mi'Htairen naar Nederland deed overkomen, zodat daarmede ook de zorg voor deze mensen 'op 'haar kwam te ruisten. Wij adhten bet van bellang hierop nog eens aMe nadruk te laten 'vaUen, daar meerm-alen te konstateren "vailt, dat bij somimi'gen 'de mening heeft postgevat als 'ZOU het een

grote gunst

zijn, dat de Ambonezen hier van overheidswege onderhouden worden, een gunst, waartoe de Overheid helemaal niet verplicht zou zijn. Een dergehjke zienswijze is echter totaal onjuist en in strij'd met de fei'ten. Ook 'de Minister zal dit moeten toestemmen. Nederland heeft wei degelijke grote •verplichtingen tegenoiver de Zuid-M'olukkers, die bij aankom-st in Nederland in 1951 zonder m'Cer uit de militaire dienst ontslagen werden. Dat zulk een behandeling voor de betrokken militairen een

grote ontnuchtering

was na de lofrede van 21 novemlber 1945 van Koningin Wdüheknina, - waariin Hare Majesteit met •vreu'gde en bewondering gewag maakte van de - voorbeeldige moed en de onbezweken trouw der Zuid-Molukkers, bewezen aan 'het Koninkrijk en Haar Huis, kat zich b& di goed 'begrijipen. Er is dan ook •voor de huidige Regering - veel 'goed te maken, wat < foor de haar vooiafgaanidie Regeringen èv te: verJeden is

verknoeid.

De insteHing van de Joommissie-Verwey-Jonker is daartoe een - goede stap geweest. De on'tvaii'gst van het rapport dezei kommdssie door de vertegenwoordi'gens der Zudd-Molukkeis hier te lande fevert daarvan het bewijs. Over het algemeen tocsh kan gekortstateerd worden, dat dit rapport door genoemde vertegenwoordigers zeer gunstig onitvanjgen is. Om slechts enkele verklaringen van die zijde over het rapport weer te geven, wijaen wij op die, waairin wordt verklaard, dat, op enkele uit2K)iaderinigen na, liet rappoit in zijn geheel een

waardevol

en bruokbaar 'dokumerut vormt voor ©en ieder, die iets met het Ambonezeopirobleem in Nederland te maken heeft. En voorts nog deze verkiaranig, waarin wordt opgemerkt, dat de riohdijnen voor het beleid, alsmede de konkrete voorstellen en plannen voor verder onderzoek, waartoe de kommissie in het laatste hoof cfctuk van haar rapport komt, waardevolle en

bruikbare gegevens

voor de Reigering en de leden van de Staten-Genieraal vormen om tot een goede en \vijize herziening ite komen van het tot dtisver gevoerde beleid.

Uit de memorie van antwoord bhjkt, ^dat de Minist^ aan dit rappcot reeds de nodige aandacht heeft besteed' en over sommige van de door de kommissie gedan© voorstellen zich reeds een oordjéel heeft gevormd, onder meer wat betreft de toekomistige hnisvesting van de Ambonezen door het bouwen van

woonwijken

en de doortrekkinig van de Z)elfc30i? g. Zelfs is dooi' de Minister ook reeds met de nitvoering van de zoeven genoemde punten ©en aanvang gemaakt, terwijl ook de aktiviteit van de sociale verzorgers om jonge Ztiid-Molnkkers, die hun schoolopleiddiDig hebben voltooid, een plaats in het arbeiidsprooes te doen innemen, welke met hun oplei'ding over-©enikomt, bevorderd is. De Minister heeft hierin dus de nodige voortvarendheid reeds bebraoht, wat door ons ten zjeeiste op prijs woidt gesteild. Inzake het vormen van een gemengde Nederlands-Ambonese

kommissie van bijstand,

welke door de kommissie wordt aanbevolen, om-dat zulk een bijstandikommissie volgens de kommissie-Verwey-Jonker van niut aou kunnen zijn bij de uit\v©r-Idng van de door haar aang©ge\"en richtlijnen, blijkt de Minister 'zach echter nog geen definitief oordeel te hebben kunnen vomien. Dit is ook wel enigszins te begrijipen, als gelet wordt op de versoheidenhedd onder de Ambonezen, die onderling niet in alle opzichten één hjn trekken. He kan ©r dos begrip vxxw hebben, dat de Mindsber hier nog wat

huiverig

tegenover staat, omdat zioals in de memoT^e \'ap antwoo"'^ '\'erm*^^'''^ word**" '^'-^^ moeilijk zal zijn, Ambonezen, die de 'geschiktheid hebben om in een dergelijke kommissie ziifiting te nemen, om één tafel te veaenaigen. Ook van de zijde van de vertegenwoordigers der Zuid-Mo-kiikkeiB is men niet

zonder meer

voor de insteHing van zulk ©en gemengde kommissie. Zij zouiden deze alleen dan van nut achten, •wanneer tenminste aan ©en dergelijke kommissie meer uitgebreide bevoegdheden werden toegekend dan louter het oplossen van maatschappehjke lavesties. Zij zal zich dan ook moeten kunnen - beziehouden met het bestuderen van

rechtsvragen

en politóeke vraagstiüdcen betreffende de situatie der Zuid-Molukkers. Wij zouden gaarne van de Minister vernemen of zij zich met het instellen van een demge-Hjke gemengde kommissie zou kunnen verenigen.

Voorts achten wij het van groot belang, dat de Regering het standpunt der Zuid-Molukkers repekteert, nameUjk het standpunt, dat zij de

terugkeer

naar de Zuid-Molukken boven alles stel­ len. Met instemming hebben wij uit de memorie van antwoord vernomen, dajt de Minister te dien aanzien het stands punt der kommissie-Verwey-Jodker deelt, namehjk dat de eigen toekomstverwachtdnigen van de Zuid-Moiuikkera dienen te worden gerespelcteerd. De Minister heeft hdemaan nog toegevoegd, dat dit

niet

betekent, dat met alle wensen en gedraginigen, die met deze toekomstverwachtingen samenhanigen, behoeft te \voTden inigestemd en voorts, dait de Overheid' haar edigen 'verantwoordehjkhedd heeft, zodat de wensen en gedragingen dea' Zuid-Molukkers dienen te wonden getoetst aan de eisen, weDce het algemeen welzijn stelt. Wij menen echter, dat de Zuid-Molukkens dit ook niet 'vian de Regering verlangen. In de officiële pubiMkatie van de

voorlichtingsdienst

der Repubüek Zuid-Molukken dd. 25 auguSitus 1959 hebben zij dit nadrukkelijk verklaard. Zij merkten daarbij op, dat het er bij hen niet om gaat, dat de Nederlandse Regering per se behoeft in te stemmen met him Zuid-Molukse toekomsitverwaöhtingen. Voorts voegden zij hieraan toe, da: t het ook nie-t juist ZXDU zijn, zuj'ks te eisen van degenen, die nu eenmaal wegens hun pohtieke gezindheid meer sxinpathie gevoelen voor de

„Indonesische Mussert” dan voor de Zuidimoikikse anafhanikielijkheadissbrijiders.

Het gaat hieirbij ecbtctr om iets, diat de Zmd-MoJuiklcens van die Nederlamdse Regering niog maar zeer weinig ten deel gevallen was, namelijk het in acht nemen en-betraobtien van respekt en eerbied voor hun politieke overtuiging. Nu de Ministeir lihains ia de memoirie van antwoord heeft medegedeeld, dat zij dieze overtuiiiginig der Zuid-Moltikkers wenst te respekteren, hopen wij, dat het

gehele Kabinet

daarin achter haair moge staan. Het Kabinet 2IOU hiervan een bewijs kunnen leveren door er mede te bneken de Zuid-MoluWcers cniog laniger ate

Indonesiërs

te beichoiïwen en een •weütelijke rege-Mnig inzake ds stains der in Nedeiriand verblijvende Zuid-Molukkers-te miaiken. Het is tooh voor deze personen uiterst grievend afe Indonesiërs te worden aangeni'erkt, terwijl zij van Indonesië niets willen weten. Het is toch zeer goed te begrijpen, dat een dergelijke betiteling door hen als een

belediging

wordt opgevat, daar zij sedemt de proklamaifcie van de ona-fhanikelijke en soevereine republiek Zuid-Moihidken op 25 april 1930 geen Indonesisch staatsburger meer zijn. Wij staan daarom met alle nadruk voor, dat de Minister, idie het in deze aangelegenheid niet alleen voor het zieggen heeft, deze kwestie in de Ministerraad krachtig zal ibepleiten, vooral bij Minister Luns, die onlanigs op hem te dezer zake gestelde vraigen

zeer onbevredigend

heeft geanitwoord. Ook te dezen kome de Regerinig baar verklaring ten aanzien vian bet eerbiedigen en bevoTideren van de vrijheid van de menselijke persioon na; de Republiek der Zuid^Molukken is tioch niet op een onwettige, revoiuti'o^ naire, maar volgens een rechterlijke uitspraak op een geheel wettige wijze tot stand 'gekomen, overeenkomstig hst aan de Zuid-Molukken toegekendie zeUbesohikkiniffSTecht.

Ten aanzien van het vraa'gstulc der

pensionering van ex-militairen

van het voormalige K.N.I.L. achten wij voorts een spoedige beslissing toch wei zeer noodzalkielijk, hoe vele en moedlijke kanten dit 'vraaigstuk ook volgens de memorie van antwoord moge hebben. Meer dian eens is in deze Kamer reeds over deze zaak gesproken, zodat het boog tijd wordt, dat de hierbij betrokken exmilitairen weten, waaraan zij toe zijn. zijn.

Met de Minister zijn wdj van gevoelen, dat de Zuid-Molukkers, die zozeer op ellcaar aangewezen zijn, wat taal en gewoonten betreft, zoveel miogeiijk in igrotere wooniwijten moeten worden 'gehnisvesit en niet in verspreid liggende woningen, waardoor de onderlinge band zazeer verbroken wordt. Uit het programma, dat de Minister in de memorie van antwoord te dezer zake gageven heeft, blijkt, dat er inzake de

huisvesting

in wooniwijken nog heel wat te verwerken is. Voor velen der Zuid-Molukkers is dit wel zeer bezwaarlijk. Wij > denken hierbij inzonderheid aan hen, die in het arbeidsproces zijn ingasohafceld, doch wier werk ver verwijderd is van hun woonoord, zoals onder meer ook het geval is met de Keiëzen in het woonoord

Laarbrug te Ommen,

die elke dag heen en weer moeten reizen niaar Deventer, Olst, Wijhe, Ahneio. Wij erkennen de moeilijkheden, die hier ibestaan, m'aar tooh zouden wij bij de Minister ten steitete wiilen bepleiten om deze mensen en anderen, die ver van hun werk wonen, bij het doen verrijzen van woonwijken voorrang te verdienen.

Tensloute zouden wij de Minister de vraag willen stellen of reeds iets naders aan de Kamer kan worden medegedeeld' betreffende het overbrengen van Zuid-Molukkers naar

Nieuw-Guinea.

In de memorie vian antvvoord wordt medegedeeld, dat de gehele groiap Keiëzen, tezamen circa 1200 personen, deze ovei"brenging verlangt. De Minister heeft zioh wöl bereid verklaard, dit vraagsibuk met ds vaste Kaïm^erkomimisisie voor Nieuw-Guinea nader ta bespreken, maar onze fraiküe is in deze kommissie niet vertegenwoordigd. Wij zouden ei-duis wel prijs op stellen, indien de Minisiter bij de behandeling van deze zaak in de Kamer hieromtrent enige nadere mededelingen zou willen en kunnen doen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 januari 1960

De Banier | 8 Pagina's

Begroting van Maatschappelljk Werk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 januari 1960

De Banier | 8 Pagina's