Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jang

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jang

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXCV.

Volgens minister van der Brugghen kon Groen alleen breken, niet bouwen. Zelfde verwijt van A.R. tegen S.G.P. Van der Brugghen in liberale wateren.

Zowel minister van der Brugghen als de andere ministers uit zijn kabinet 'wa.ren door de rede van Mr. Groen van Prinsterer, gehouden bij de begrotirugsdebatten van 1856, zeer pijnlijk getroffen. Zij hadden gedaoht, dat het met Groen wel mee zou vallen, maar dat waren zij nu v^'el anders gewaar geworden. Tussen Groen en van der Bruggjhen heeft zich in die tijd nog een korrespondentie voorgedaan, betrekking hebbend op het onderhoud, dat in Groens buiteraverblijf te Oud-Wassenaar had plaats gehad voordat Mr. van der Brugghen de benoeming tot mmister had aanvaard, maar dit leidde tot niets. Deze korrespondentie vermocht de beide mannen niet nader tot elkaar te brengen.

De breuk werd zelfs nog groter toen minister van der Brugghen de rede van Groen ging beantwoorden. Hij verklaarde daarin, dat zijn kabinet geen antirevolutionair kabinet was. Zulk een kabinet kon, aldus minister van der Bruffghen, alleen mogelijk zijn als Groen aan hot hoofd er van stond, en bovendien zou het thans onmogehjk zijn, omdat de anti-revolutionaire partij, hoe eerbiedwaardig zij overigens ook wezen mocht, tooh niet nationaal - was, daar zij zich tot dusver krachtiger betoond had in afbreken dan in opbouwen.

Hierin beluisteren wij dus aan het adres van Mr. Grqen van Prinsterer een zelfde aantijging, zoals de S.G.P. die zo menigmaal van anH-revolutionaire zijde "ten deel gevallen is. Hoe dikwijls is toch de S.G.P. er al geen verwijt van gemaakt, dat zij alleen maar kan breken, maar niet bouwen! Tenvijl wij dit schrijven komt ons in de herinnering wat er allemaal in 1925 en daarna van A.R. zijde naar de S.G.P. is toegeslinigerd, omdat haar Kamerleden een amendement tot afschaffing van het gezantschap bij de paus hadden ingediend, wat er toe leidde, dat de koalirie met Rome verbroken werd. Wat daverde het toen in de grote en kleine anti-revolutionaire pers van bittere en harde woorden over de S.G.P. en baar Kamerleden, die alleen maar konden slopen en brokken maken, wier optreden louter negatief en nog eens negatief was! En ook nadien kon men soortgehjke klanken van anti-revolutionaire zijde meermalen vernemen.

Om maar eens een enkel voorbeeld te noemen, zij gewezen op de behandeli«g der begroting van Binnenlandse Zaken in 1957, dus nog niet zo lang geleden. Daarbij kwam onder meer ter sprake het benoemen van een rooms-katholiek, tot burgemeester van het a\'erwegend protestantse Den Haag. Van de zijde der S.G.P. werd daartegen een kraohtig protest naar voren gebracht. In plaats dat daarbij van anti-revolutionaire zijde steun verkregen werd, werd door de heer Smallenbroek tot de staatkundig gereformeerden het verwijt gericht, dat hun optreden niet anders dan negatief was. Het is dus vijftig jaar na de dood van Groen aldus in ons land geworden, dat zij, die mogsn opkomen voor de aloude beginselen der Reformatie, van anti-revolutionaire 'zijde dezelfde verwijten te hooren krijgen, als welke Groen naar het hoofd geslingerd kreeg van de man, die eens zijn metgezel was, die nog slechts kort tevoren met hem de godsdienstloze, openbare of gemengde school vurig bestreden had, maar die nu als minister zich van deze school een groot voorstander betoonde.

Het kon wellicht verwondering weikken, zo vervolgde minuter van der Brugghen, dat hij, die zelf tot de anti-revolutionaire partij behoord had, zo sprak, maar volbloed anti-revolutionair was hij nooit geweest. Hij was nooit van gevoelen geweest, dat een christeHjke richting, ook al droeg ze de stampöl der waarheid op het voorhoofd, als zodanig een politieke partij mocht zijn en als zodanig optreden. Elke politiek, zo sprak minister van der Brugghen verder, die zich identificeert (vereenzelvigt) met een christelijke richting, vereenzelvigt zich daardoor onvemnijdelijk met één of ander ehristelijik leerbegrip en wordt daardoor noodwendig exclusief; ook wordt ze idealistisch, haar ideaal zoekend of in een geanticipeerde (vooruitlopende) toekomst of in de verledenheid, in. de tijd van de bloei en de heerschappij van haar leerbegrip, en miskent juist daardoor de aktualiteit, waarin ook buiten dit leerbegrip nog veel christehj'ks, goeds, edels, voortreffelijlks te vinden is. Hierna kwam minister van der Brugghen op het punt der onderwijskwestie. Hij zeide te geloven, dat de gemengde school goed, ja - zelfs christelijk zou kunnen zijn zonder bepaald leerbegrip, ja zelfs zonder het gebruik van de Bijbel. Hij begreep wel, dat dengelijtke uitspraken minder strookten met de enigszins orthodoxe reputatie, die hij genoten had, maar daar wist hij ook wel weer een mouw aan te passen, verklarende, dat zijn gevoelen als dilettant-theoloog, als paedagoog, als schoolman, niet nood­ zakelijk zijn gevoelen was als staatsman en als wetgever. In deze kwaüteit had hij, aldus minister van der Brugghen, alleen te vragen, wat de aktuahteit, de nationale behoefte van ons volk vorderde. Het zou hem spijten, als hij bij zijn streven daaraan te voldoen, de antirevolutionaire partij tegenover zich zou zien. Hij kon haar wel niet volkomen bevredigen, maar toch wel iets bieden; hij hoopte, dat ze niet zo exclusief, zo onhandelbaar zou zijn, dat ze niet in staat was iets igoeds te zien, te waarderen en te ondersteunen dan hetgeen rechtstreeks alleen van haar outging.

Bij de replieken diende Groen minister van der Brugghen van antwoord. Hij merkte onder meer op, dat het hem alleszins duideHjk was, dat van der Bruggjhen als minister niet alles verwezenlijken kon wat hij in andere kwaliteit had voorgestaan, maar daarom had hij zich nog niet op tegenovergesteld standpunt beiboeven te plaatsen. Hij had niet op het splitsen, maar op het verenigen der petitionarissen bedacht moeten zijn. Groen zei woordehjk: „Zo het gouvernement op het punt der afzonderlijke school (dus fakultatieve splitsing) van ons verschilde, in afkeer tegen de godsdienstloze school kwamen wij overeen. Het ministerie had zich moeten plaatsen op dit gemeenschappelijik terrein, waar ter bestrijding van de Kamer, ook aan ons de hand 'kon worden gereikt. Ik beklaag mij geenszins, dat het 'kabinet niet heeft gelopen aan onze leiband, maar ik bejammer, dat het op 5 juli in de sluitingsrede partij heeft gekozen tegen ons".

Wie er tevTeden kon zijn, was de liberale leider Mr. Thorbeoke. Minister van der Brugghen was geheel in zijn schuitje terechtgekomen. Thorbeoke gaf dit niet onduidelijk te verstaan door onder meer te verklaren, dat 's ministers stellinigen voor een groot deel aan de beginselen der liberalen ontleend waren, althans daarmede een verwonderhjke overeenstemming hadden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 januari 1960

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jang

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 januari 1960

De Banier | 8 Pagina's