Uit de Staten van Gelderland
(slot)
De heer Kleywegt beweerde, dat de S.G.P.-fraktie geen onrecht is aangedaan, door hen niet te plaatsen in belangrijke kommissies. Spreker zeide niet onvriendelijk te \^dllen zijn, maar hem er toch op te moeten attenderen, dat hij meermalen in deze vergadering gezegd heeft: , , Hoor je wel, Doeleman, •lat ik voor de minderheden op kom". Üe heer Kle)-wegt heeft gezegd, dat het onbescheiden is van de S.G.P., om rechten op vertegenwoordiging in de kommissies te doen gelden. De leden der S.G.P. zijn door pl.m. 24.000 kiezers dn deze Staten gebracht; daaruit volgt logisch, dat zij ook recht hebben om zitting te hebben in belangrijke komnrissies, waarin de voorbereidende behandeling van de zaken plaats heeft.
De heer Willinge Grotema beweert, dat hij door het onderwijs op een gymnasium in zijn jeugd veel liefde voor toneelkunst heeft gekregen. Het heeft hem wat te zeggen, idat degenen, die op die school met toneel vertrouwd zijn geraakt, later trouwe bezoekers zijn geworden van schouwburg en toneel. Dat geeft ons juist te denken. Jong geleerd, oud gedaan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 1960
De Banier | 8 Pagina's