Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

BIJ DE HERDENKING VAN DE KERKHERVORMING

Van de Heere is deze zaak voortgekomen. Genesis 24 : 50m

Gods zaak mag op Zijn tijd gelukken, en met hoeveel moeite en strijd gepaard gaande, uiteindelijk zal ze zegevieren. Wat die strijd betreft, wie denkt dan niet aan de lange weg, welke Eliëzer moest afleggen eer hij Haran bereikte; eer hij innerlijk „klaar" was om de bruidwerving te doen aanvangen? Ging er door Luthers en Calvijns hart en leven ook niet een lange en moeilijke weg vooruit? Ja, was het niet een eeuwenlange baan vol bloed en tranen — denkt aan mannen als Johannes Hus, Savonarola, Wiclif f en zo vele andere „voorlopers" der Hervorming — eer de bruidwerving een voorspoedig verloop mocht gaan dragen? Hoewel, juist ook in de 16e eeuw was het bloed der martelaren het zaad der kerk. Vergeten we dat niet? Verbroederen we ons niet in leer en leven met Rome, dat de wettige zonen en dochteren van Christus' kerk te vuur en te zwaard heeft vervolgd? En denken we nu aan soortgelijke vervolgingen in Spanje en andere werelddelen, dan weten we: Rome verandert en verloochent zichzelf nooit. Ismaël blijft de wettige zoon en erfgenaam onderdrukken.

God doet Eliëzer de ware bruid voor Izaak ontmoeten. Hij neigt in aanbidding het hoofd (vers 26). Zo is er temidden van druk en leed ook bij de hervormers in stilte de lofzang tot God de Heere geweest: de vreugde van het vinden van heil en ontferming voor eigen zielsbehoud. Maar daarnaast het woekeren met het van God hun toevertrouwde talent. Wee hunner zo zij het Evangelie des kruises niet verkondigden! Indien zij zwegen, de stenen zouden spreken. „De Heere heeft grote dingen bij ons gedaan, daarom zijn wij verblijd". Kennen wij die roemtaal in God in onze dagen, waarin het fijne goud der Reformatie is verdonkerd, en waarin velen zich tevreden stellen met Wat namaak en imitatie van het echte? O, er moge een opwaking komen, en een wederkeer, enerzijds bij Rome, in het afwerpen Van alle menselijke jukken; antierzijds bij de kerken der Reformatie. Want het verval is alom groot en diep ingrijpend. We komen er met wat holle klanken en vrome termen niet. De Geest der Hervorming worde ook ons geschonken. Opdat hetzelfde ware geloof opbloeie in de gemeenschap met Christus.

Hoe werd nu Eliëzer bij Rebekka's familie begroet? Op een voortreffelijke wijze. De tafel stond gedekt. Voor de kemelen was er een stal en volop voeder. De begroeting was ook allerhartelijkst: „Kom in, gij gezegende des Heeren!" (vers 31). Kan het beter, mooier? Inderdaad was Eliëzer een rijk begenadigd en bevoorrecht mens van 's Heeren wege. Trouw in zijn roeping, volbrengt hij zijn taak. Juist door de Heere gezegend zijnde, is het zijn begeerte voor anderen een zegen te mogen zijn. Was zo ongeveer Calvijns levens-en zinspreuk niet? „Terar dum prosim", dat betekent: laat mij verteerd worden (in 's Heeren dienst), indien ik maar tot voordeel mag zijn. Maar ze staan op hun roeping, op de volvoering van hun taak.

Ze hebben warempel geen ereambt; neen, het eten en de rust moeten voor Eliëzer terugwijken voor de volbrenging van zijn opdracht. Het eten stond vóór hem, maar hij weet zich in hoger dienst en spreekt onomwonden uit: „ik zal niet eten, totdat ik mijn woorden gesproken heb" (vers 33). De opdracht van zijn meester was als het ware zijn eigen woord geworden.

De boodschap neemt in 's Heeren knechten bijna vlees en bloed aan. Als ze op hun plaats zijn, kunnen ze niet nalaten de eer Gods en het heil van de zondaar te beogen. Hoor Luther op de rijksdag te Worms betuigen: „Hier sta ik, ik kan niet anders. Amen". Velen betonen, al spreken ze Luthers woorden na, dat ze wél anders kunnen; hun woorden worden daarom niet bezegeld door het amen des geloof s. Immers, hun daden druisen al te zeer in tegen de misbruikte schone woorden. Droeve zaak. Zijn het wel „gezegenden van de Heere"?

Doch de tijd roept verder te gaan. Als Eliëzer zijn boodschap heeft volvoerd, mag hij vrucht zien op zijn arbeid. God maakt zijn werk voorspoedig. Dit belijdt hij deemoedig en klein. God krijgt alleen de eer. Het „Soli Deo Gloria" is diep gegrift in het hart en leven van al Gods knechten. Van nature eerrovers van God, leren ze door genade zoeken wat strekken mag tot glorie en verheerlijking van Zijn Naam en deugden (vers 52). Ze schrijven derhalve niets toe aan eigen kunnen en krachten.

De bruidwerving gelukt. De familie is geheel onder de indruk, onder het beslag van Eliëzers wondere relaas. Deze zaak is van de Heere voortgekomen! is hun eenparige slotsom. Ze durven Gods zaak niet weerstaan. Het is trouwens elk-smens geraden zulks niet te doen. Wie Gods knechten hoort, hoort hun Zender; maar wie ze verwerpt, versmaadt zijn hemelse Zender, God Zelf. Laat zulk een dwang voor u niet nodig wezen, onbekeerde lezer (es). Leg uw wapens eens uit handen, aan de voeten van het geslachte en overwinnende Lam.

De zaak des Konings heeft haast. Gods tijd is de beste. Laat satan er niet tussen komen. Rebekka wordt er toe ingewonnen om terstond mee te gaan. „Ik zal trekken" (vers 58), zo weerklinkt haar antwoord.

De bruidwerving is dus een voldongen feit geworden, maar Eliëzer rust niet alvorens het huwelijk tussen bruidegom en bruid kan plaats grijpen. Zo hebben ook de hervormers gedaan wat hun hand vond om te doen; gearbeid zo lang het dag was.

Ze hebben lijnen getrokken uit en naar het Woord des Heeren. Luther voer voort van kracht tot kracht. Hij onttrok zich allengs geheel aan het pauselijk gezag, en verbrandde in de kracht van zijn, hem geschonken geloof, de banvloek, door de paus over hem uitgesproken. Wie zou tegen hem, Gods kind en verkorene, enige beschuldiging inbrengen? Gods oordeel beslist. God is Rechter (Ps. 75).

Al Gods kinderen en knechten mogen ook nu wel arbeiden, met inzet van al hun krachten, daar de tijd voorts kort is, en bidden: „Kom, Heere Jezus, ja kom haastiglijk!"

St. Maartensdijk

Ds. J. v. d. Haar

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 november 1960

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 november 1960

De Banier | 8 Pagina's