Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Subsidiëring der theologische  faculteiten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Subsidiëring der theologische faculteiten

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

der bijzondere imiversiteiten, namelijk de Rooms-Katholieke Universiteit te Nijmegen en de Vrije Universiteit te Amsterdam is door de Tweede Kamer uitvoerig gediskussieerd. In het aanhangige wetsontwerp inzake de regeling van het wetenschappelijk onderwijs, waren namelijk de genoemde theologische fakulteiten van subsidie uitgesloten. Voordat de openbare behandeling plaats vond, was er binnenskamers al meermalen over gesproken, maar zonder resultaat. Dit lag niet aan de minister. Deze had al verklaard bereid te zijn een zodanige wijziging in het wetsontwerp te willen aanbrengen, dat ook de genoemde theologische fakulteiten in de rijkssubsidieregeling zouden worden opgenomen. Aleer hij dit deed, werd door hem echter eerst overleg gepleegd met de beide betreffende theologische fakulteiten. Daarbij was hem gebleken, dat er van de zijde der theologische fakulteit van de Vrije Universiteit ernstige bezwaren bestonden tegen de voorwaarden, waaraan men zich bij het verkrijgen van rijkssubsidie zou moeten onderwerpen. Om die reden had de minister er van afgezien de wijziging aan te brengen, welke hij aanvankelijk voornemens was aan de Kamer voor te stellen.

Bij de algemene beschouwingen over het wetsontwerp kwam deze kwestie vanzelfsprekend aan de orde. Vooral de heer

Stokman

(K.V.P.) hield een warm pleidooi voor deze subsidiëring, waarbij hij steun ontving van de woordvoerders van de Partij van de Arbeid, de heren Vermooten en Tans. De antirevolutionairen echter hadden bezwaren. Hun woordvoerder, de heer

Versteeg

merkte onder meer op, dat hij de theologische fakulteiten moeilijk kon losdenken van de kerkelijke situatie in ons land. Voorts bracht hij de verhouding van staat en kerk er terloops bij ter sprake, waarbij hij op de wenselijkheid wees van een onafhankelijke kerk. Ook vestigde hij nog eens de aandacht op de konsekwenties met het oog op andere kerkgenootschappen, zoals die der remonstranten, luthersen en doopsgezinden, waarover de heer Stokman het reeds had gehad.

Van de christelijk historische fraktie bleek de heer

Diepenhorst,

die voor haar het woord voerde, ook al niet erg ingenomen met de aandrang, welke door de heer Stokman werd uitgeoefend om de desbetreffende fakulteiten te v i g M subsidiëren. Hij achtte het beter wanneer de minister zich nader over deze zaak zou beraden. Opmerkelijk was het echter, dat de christelijk-historische fraktieleider, de heer

Tilanus,

het amendement ondertekende, dat door de heer

Stokman

werd in gediend, met de bedoeling om de door hem verlangde subsidiëring alsnog in de wet opgenomen te krijgen. Bij de replieken echter kwam de heer Tilanus op zijn aanvankelijk betoonde instemming met het amendement terug, niet uit principiële overwegingen, maar omdat hem bij nader inzien gebleken was, dat het van antirevolutionaire zijde aangevoerde bezwaar alleszins redelijk was.

De heer Tilanus vond het daarom beter, dat de hele kwestie nog eens terdege onderzocht werd door een daartoe in te stellen kommissie. Het was te voorzien, dat de heer Stokman voor dit plan van de heer Tilanus niets gevoelde. Dit bleek wel toen hij zijn amendement op art. 15 van het wetsontwerp nader toelichtte. Hij vroeg welk goed werk de door de heer Tilanus bedoelde kommissie zou kunnen verrichten. Zijn amendement hield toch ook in, dat als de Vrije Universiteit de subsidie niet wilde aanvaarden, zij de volle vrijheid behield om haar te weigeren.

Zij zou dan vanzelf ook niet onder het akademisch statuut komen te vallen. Nu mengde ook de fraktieleider der A.R., de heer

Bruins Slot,

zich in het debat. Hij wees er op, dat de theologische fakulteit der Vrije Universiteit geen leerschool is voor predikanten, maar de wetenschappelijke beoefening der theologie ten doel heeft. Voorts wees hij er op, dat de Vrije Universiteit haar fakulteit van de theologie inricht en zich in haar onderwijs en haar wetenschapsbeoefening laat leiden door de gereformeerde beginselen. Zij kan derhalve voor de fakulteit der theologie niet aanvaarden, dat de overheid daaraan maatstaven aanlegt. Die eis mocht de overheid aan de Vrije Universiteit stellen, aldus de heer Bruins Slot.

Nadat de minister geantwoord had, waarbij bleek, dat hij voor een kommissie als door de heer Tilanus was bepleit, niets gevoelde, en het oordeel over het amendement-Stokman aan de Kamer wilde overlaten, kwamen er twee moties op tafel, één van de heer Tilanus, mede ondersteund door prof. Oud, en één van de heer Bruins Slot, waarmede hij duidelijk wilde maken, dat de Vrije Universiteit niet afkerig was van subsidiëring, indien na overleg overeenstemming zou kunnen worden bereikt.

Tenslotte zij nog vermeld, dat ook nog van liberale zijde (V.V.D.) een amendement was ingediend, waarbij mogelijk werd gemaakt, dat voor subsidie ook in aanmerking zouden komen de vanwege een kerkgenootschap aan een universiteit verbonden instelling tot opleiding van geestelijken en predikanten. e u n p z t l t N a k

Met deze inleiding zullen wij vol-f staan, om thans te laten volgen wat van de zijde der S.G.P.-fraktie over deze kwestie werd opgemerkt.

Ir. Van Dis sprak als volgt:

Mijnheer de voorzitter!

Reeds bij de algemene beschouwingen hebben wij ons standpunt kenbaar gemaakt ten aanzien van het verlenen van subsidie uit de openbare kas aan

theologische fakulteiten

van tiniversiteiten. Daarbij hebben wij er op gewezen, dat er bij ons geen principieel bezwaar tegen dergelijke subsidies bestaat, dat wij integendeel juist daaraan onze volle medewerking wensen te geven, indien slechts voldaan wordt aan de voorwaarde, dat de theologie, die bij die fakulteiten gedoceerd wordt,

overeenkomstig Gods Woord

is en zich derhalve richt, niet naar de gereformeerde beginselen, zoals de heer Bruins Slot zoeven met betrekking tot de Vrije Universiteit heeft gezegd, maar naar de ongewijzigde gereformeerde

belijdenisgeschriften.

Wanneer aan die voorwaarde niet wordt voldaan, is het ons derhalve krachtens beginsel niet mogelijk een dergelijke subsidie goed te keuren en aan het verlenen er van onze medewerking te verlenen.

Nu worden de theologische fakulteiten aan de rijkstmiversiteiten te Leiden, Groningen en Utrecht sedert lang uit de openbare kas volledig bekostigd, terwijl de theologische fakulteit van de

Gemeentelijke Universiteit

te Amsterdam straks, wanneer dit wetsontwerp tot wet verheven zal zijn, eveneens voor rekening van het rijk zal komen, gelijk blijkt uit artikel 15, waar in deze universiteit wordt genoemd, zonder dat voor de theologische fakulteit een uitzondering wordt gemaakt. Een uitzondering wordt in dit artikel wel gemaakt voor de fakulteit der godgeleerdheid aan de

Rooms-Katholieke Universiteit

te Nijmegen en de

Vrije Universiteit

te Amsterdam. Uit de schriftelijke stukken bij dit wetsontwerp is te zien, dat hierover breedvoerige diskussies hebben plaats gehad en dat er bij de minister herhaaldelijk op is aangedrongen om de genoemde theologische fakulteiten in de subisidieregeling op te nemen. Ook bij de algemene beschouwingen over dit wetsontwerp is dit vooral van

rooms-katholieke

Zijde gedaan, doch dit heeft er iet toe geleid, dat de minister r toe gebracht is aan de op hem itgeoefende drang te voldoen, iet omdat hij daartegen princiieel bezwaar heeft, maar omdat ich bij het overleg met de desbereffende theol. fakulteiten moeiijkheden voordeden, die nog niet ot een oplossing zijn gebracht. u is door de heer Stokman een mendement ingediend op artiel 15, dat beoogt de theologische akulteiten der genoemde bijzonb dere universiteiten onder de bepalingen van titel III, eerste afdeling, van het wetsontwerp te brengen, zodat zij ook onder de

rijkssubsidieregeling

zullen vallen. Van de zijde der theologische fakulteit van de Vrije Universiteit is hiertegen bezwaar ingebracht, welk bezwaar in deze Kamer van antirevolutionaire zijde is vertolkt. Dit bezwaar achten wij niet ongegrond. Het komt toch hierop neer, dat subsidiëring der theolgische fakulteiten meebrengt, dat deze onderworpen zullen worden aan het

akademisch statuut,

waarin de normen voor het onderwijs worden vastgesteld en dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden gewijzigd. Wij zien hierin een groot gevaar met het oog op de vrijheid der theologische fakulteit. Wij onderschrijven niet het beginsel van scheiding van kerk en staat, zoals dit door de antirevolutionairen wordt voorgestaan, maar wel staan wij met de

oude gereformeerde theologen

voor, dat kerk en staat moeten onderscheiden worden, en ieder op eigen terrein behoort te blijven. De kerk moet zich derhalve niet mengen in wat tot de taak van de staat behoort, maar anderzijds heeft de staat zich te onthouden van het terrein, dat tot de kerk behoort. De staat mag derhalve niet tomen aan de vrijheid der theologische fakulteit, wat gebeuren kan doordat het akademisch statuut buiten de wet om bij koninklijk besluit kan worden gewijzigd.

Voorts, mijnheer de voorzitter, is er nog een amendement van mevrouw Kuiper—Struyk, waarin wordt voorgesteld in artikel 15 ook op te nemen de vanwege een

kerkgenootschap

aan een imiversiteit verbonden instellingen tot opleiding van predikanten of godsdienstleraren. Wanneer dit amendement zou worden aanvaard, zouden dus nog andere theologische fakulteiten dan die aan de bijzondere universiteiten te Nijmegen en Amsterdam voor rijkssubsidie in aarmierking ktmnen worden gebracht, zoals bijvoorbeeld de Remonstrantse Broederschap, de Doopsgezinde Sociëteit en indien na verloop van tijd hier te lande door de

mohammedanen

een universitaire instelling in het leven mocht worden geroepen, waar hun voorgangers worden opgeleid, dan zou daarvoor volgens het amendement van mevrouw Kuiper—Struyk ook subsidie moeten, worden verleend.

Aangezien wij om principiële redenen aan een en ander geen medewerking kunnen verlenen, kunnen wij dit amendement niet stetmen, everunin als wij dit kunnen doen ten aanzien van het amendement van de heer Stok man.

Tenslotte, mijnheer de voorzitter, zou ik nog dit willen opmerken, dat — indien de minister bereid zou zijn een

kommissie te benoemen om de hier in het geding zijnde kwestie nader te onderzoeken — wij van oordeel zijn, dat de amendementen thans behoren te worden ingetrokken, zodat deze kommissie haar werk zal kunnen verrichten, niet als de Kamer reeds besloten heeft tot subsidiëring der desbetreffende theologische fakulteiten over te gaan, doch vóórdat hierover door de Kamer een beslissing is genomen.

Daar de moties wel ingediend, maar nog niet schriftelijk waren rondgedeeld en bovendien nog niet bekend was, of de K.V.P.fraktie het amendement-Stokman ook bij aanvaarding van een der of beide moties zou handhaven, werd de beraadslaging over deze zaak tot de volgende dag uitgesteld.

Bij hervatting der beraadslaging bleek, dat de heer

Burger

(P.v.d.A.) zich met de motie-Tilanus helemaal niet verenigen kon, wel met de motie-Bruins Slot. De heer

Stokman

(K.V.P.) verklaarde hetzelfde en eveneens, dat hij bij aanneming dezer motie zijn amendement zou intrekken.

Daar dit amendement zeker zou zijn aangenomen, indien er over gestemd zou zijn, daar de K.V.P. en de P.v.d.A. er voor waren, stemden de S.G.P.-Kamerleden voor de motie-Bruins Slot en ook voor de motie-TUanus, daar aanneming van een dezer moties het intrekken van het amendement-Stokman inhield. Namens hen legde

Ir. Van Dis

eerst nog de volgende verklaring af ter motivering van hun stem:

Mijnheer de voorzitter! Zonder ons te verbinden tot het verlenen van medewerking aan de totstandkoming van 'n event, door de minister in te dienen wettelijke regeling betreffende de subsidiëring van theologische fakulteiten aan bijzondere imiversiteiten, zoals in de motie van de heer Bruins Slot wordt beoogd, zullen wij aan deze motie, alsook aan die van de heer Tilanus, wanneer die althans in stemming mocht komen, onze stem geven, omdat hierdoor voorkomen kan worden, dat een overhaaste beslissing inzake deze zo gewichtige aangelegenheid wordt genomen, warmeer het amendement van de heer Stokman c.s. mocht worden aangenomen.

De motie-Tilanus werd bij zitten en opstaan verworpen, de motie-Bruins Slot aangenomen. De amendementen (van K.V.P. en V.V.D.) werden hierop ingetrokken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 november 1960

De Banier | 8 Pagina's

Subsidiëring der theologische  faculteiten

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 november 1960

De Banier | 8 Pagina's