Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hare Majesteit de Koningin

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hare Majesteit de Koningin

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

1909 30 april 1961

Zondag 30 april mocht onze Vorstin temidden van Haar gezin en Haar volk Haar 52e verjaardag vieren. Voorwaar een groot voorrecht, te groter, nu in het achter Haar liggende jaar ook allen, die Haar lief en dierbaar zijn: Prins Bemhard, de vier Prinsessen en Prinses Wilhelmina, voor Haar gespaard bleven en deze allen in de vreugde van Haar verjaardag mochten delen. In die 52 jaren is er heel wat over Haar en Haar Huis, alsmede over ons volk heengegaan. Er waren jaren van voorspoed, maar ook van tegenspoed. Wij herinneren slechts aan de vijf bange bezettingsjaren, die Zij, nog Prinses zijnde, met Haar kinderen in den vreemde, ver van het vaderland, doorbracht. Soms zag het er naar uit, dat Zij en Haar Moeder nimmermeer de vaderlandse bodem zouden betreden en Nederland en Oranje voor altijd van elkaar gescheiden zouden blijven.

Tervrijl Prinses Juliana in die jaren in Canada was, verbleef Koningin Wilhelmina in Engeland, van waaruit Zij met vaste hand de regering heeft geleid. Ook voor onze toenmalige Koningin zijn dit jaren van zware beproeving geweest. Gescheiden van Haar Dochter, Haar Kleinkinderen en Haar volk, voortdurend in gevaar van door bommen getroffen te worden, en gekweld door de menigvuldige zorgen, welke de oorlogvoering meebracht, heeft zij ontzaglijk veel doorgemaakt.

Ook voor ons volk echter waren die oorlogsjaren een zeer zware bezoeking. Daaraan te herinneren in een artikel, gewijd aan Koningin Juliana's verjaardag, is alleszins op zijn plaats, daar slechts enkele dagen na 30 april ook die bange tijd door ons volk herdacht wordt. Hoe velen hebben toen in de loop van die jaren geliefde familieleden verloren, hetzij doordat dezen in de oorlogsdagen gesneuveld zijn, of door bominslagen of door andere oorzaken het leven er bij ingeschoten hebben. Bij die andere oorzaken denken wij onder meer aan de hongerwinter van 1944 en de eerste maanden van 1945, toen velen onzer landgenoten van honger gestorven zijn. Ook denken wij hierbij aan hen, die naar koncentratiekampen zijn gevoerd en daar door ziekten, ontberingen en mishandelingen zijn omgekomen. Ons komt hierbij in de herinnering wat met de mannelijke bevolking van Putten is gebeurd. Hoe deze op zondag eerst in het kerkgebouw der Ned. Herv. Kerk werd gedirigeerd, niet wetende wat hen boven het hoofd hing. Wij weten van twee ons bekende personen, die deze zondag te Ermelo ter kerk waren geweest. Op weg naar huis werden zij daar gewaarschuwd voor Duitse posten, die den mannen aanhielden. Eén van de twee ging toen niet verder, de ander wel, menende dat hij, omdat hij ambtenaar bij de landbouwcrisisdienst was, geen gevaar te duchten had. De eerste post liet hem doorgaan, de tweede echter liet hem wegbrengen naar Putten. Ook hij werd op transport gesteld, een jonge vrouw met kinderen achterlatend. Nimmer keerde hij terug. En zo is het met zo vele anderen gegaan. Kortom, onbeschrijfelijk is het leed, dat ons volk toen heeft doorstaan.

Het heeft toen nog weer eens kunnen ervaren hoe slecht het er bij vaart wanneer er geen afstammeling uit het doorluchte Huis van Oranje aan het roer van het bewind staat. Het heeft dit ook ondervonden in vroegere eeuwen, in de stadhouderloze tijdperken, in de jaren der Franse overheersing. Wat een blijdschap heerste er toen onder de Nederlanders, zelfs onder hen, die eerst de Fransen met gejuich hadden binnengehaald, toen een telg uit het Huis van Oranje in ons land terugkeerde en de teugels van het bewind in handen nam.

Het was dan ook een zeer groot voorrecht, dat het de Koning der koningen behaagde om onze onderdrukkers het onderspit te doen delven en dat wij de Koninklijke Familie weer op Nêerlands grond begroeten mochten. Dat was gewis een onuitsprekelijke weldaad. En ook een onverdiende weldaad, want ziende op de zonden van overheid en onderdanen, dan had God de Heere ons rechtvaardig kunnen laten onder het juk onzer vijanden. Wat dan nog gebeurd zou zijn, is niet te zeggen. Maar als men bedenkt, dat er in 1941 een ogenblik is geweest, dat Hitler en de zijnen het plan hadden om het Nederlandse volk naar Polen te deporteren, als straf voor het feit, dat de Nederlanders, als Germanen, het Duitse volk door hun verzet hadden verraden, dan is het zeker niet uitgesloten, dat ons volk nog heel wat had moeten meemaken, nog afgedacht van het verlies van het zelfstandig volksbestaan.

Aan het Oranjehuis is ons volk, in de middellijke weg bezien, inderdaad zeer veel verschuldigd. Denk slechts aan de Vader des vaderlands, die goed en bloed heeft over gehad voor het verkrijgen van de vrijheid en het zelfstandig volksbestaan, dat na een zware strijd van tachtig jaren verkregen werd. Denk voorts aan de tijd, dat ons land werd aangevallen door de viervoudige macht van Engeland, Frankrijk, Munster en Keulen. Toen was het ook het volk, dat om de toenmalige Prins van Oranje, stadhouder Willem III, riep en hem in zijn voorvaderlijk aanzien herstelde. Ook in 1918 schaarde ons volk zich om de troon van Oranje, toen deze bezet was door Koningin Juliana's Moeder, en de socialisten een poging wilden doen om Haar van de troon te stoten.

En toen in 1948 Koningin Wilhelmina afstand deed van de troon, werd Prinses Juliana, na beëdigd te zijn, tot Koningin der Nederlanden geproklameerd. Veel is er ook nadien gebeurd. De eeuwenoude band met Indië werd verbroken; plechtig gesloten akkoorden door Indonesië geschonden; Ambon en de daarbij behorende Indische eilanden gruwelijk onrecht aangedaan door het niet realiseren van het beloofde zelfbeschikkingsrecht. Wanneer wij dan voorts nog letten op wat er verder in het weleer zo welvarende Indië is voorgevallen, waardoor de Indische volkeren in steeds grotere ellende kwamen te verkeren, dan kan naar waarheid worden gezegd, dat aan Hare Majesteit de tegenslagen niet zijn bespaard gebleven.

Anderzijds mag echter ook gewaagd worden van de vele zegeningen, die Haar en ons volk geschonken zijn en nog worden, niettegenstaande de zonden van Vorstenhuis en volk. Dat de zonden nog eens als zonden mochten worden gezien, beweend en nagelaten, waarbij wij onder meer denken aan de ontheiliging van de dag des Heeren.

Wij wensen Hare Majesteit van harte toe, dat zij nog geruime tijd als Vorstin ons volk mag regeren, en bovenal ook, dat Zij Zich mocht richten naar Gods Woord en wet, gelijk dit bekend is van de edele en godvruchtige Prinses, naar wie Zij genoemd is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 1961

De Banier | 8 Pagina's

Hare Majesteit de Koningin

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 1961

De Banier | 8 Pagina's