Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenlands

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenlands

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

OVERZICHT

Wacht u een iegelijk van zijn vriend en vertrouwt niet op enige broeder, zo lezen wij in het negende hoofdstuk van het boek Jeremia. En iets verder op luidt het: een ieder spreekt met zijn naaste van vrede met zijn mond, maar in zijn binnenste legt hij zijn lagen. Deze woorden waren ten tijde van de profeet Jeremia van toepassing op de onderlinge verhouding onder de toenmalige Joden. Ieder deed zich als een vriend aan zijn naaste voor, maar in zijn hart meende hij van die vriendschap niets. Het was een gehuichelde vriendschap, louter met het oogmerk om bepaalde voordelen te behalen of zich ten koste van zijn naaste te verrijken. Voor de gemeenste listen en lagen deinsde men daarbij niet terug, ook al zou dit het leven van de naaste kunnen kosten.

Als er op het ogenblik, terwijl wij dit schrijven, één man is, die de boven vermelde woorden zou kunnen beamen, omdat hij aan den lijve ondervindt wat van zogenaamde vrienden en broeders-rasgenoten verwacht kan worden, dan is het wel de president van Katanga, die de naam draagt van Moise Tsjombé. Deze nam in de landen van het Kongogebied tot voor korte tijd een geheel zelfstandige positie in, wat mogelijk was doordat hij heer en meester was over het rijkste en meest welvarende gedeelte van de Kongo.

Met de Verenigde Naties stond hij gewoonlijk op zeer gespannen voet en niet dan noodgedwongen had hij er ten langen leste in toegestemd, dat er een aantal soldaten van de Verenigde Naties in zijn land werd toegelaten. Hij had meerdere Europeanen als adviseurs in dienst, onder wie vooral Belgen en sedert enige tijd ook een gewezen Franse generaal om zijn leger af te richten.

Was hij er voorheen nooit voor te vinden geweest om met de andere Kongolese staten een federatie te vormen, later, na de dood van Loemoemba stemde hij er in toe met de vertegenwoordigers dier staten, zoals Kasavoeboe, Ileo en nog enkele anderen op Madagascar hierover besprekingen te voeren. Deze besprekingen leverden inderdaad resultaat op, maar aan de uitvoering der genomen besluiten was men nog niet direkt toe. Er zou opnieuw vergaderd worden, ditmaal in. Coquilhatstad, ergens in de Kongo. Ook de president van Katanga, Tsjombé, woonde deze konferentie bij, maar tijdens de besprekingen werd hij op een gegeven ogenblik zo boos, dat hij de vergadering verliet. De oorzaak van de ruzie was, dat hij drie eisen had gesteld. Eerste eis was, dat president Kasavoeboe de door hem met de Verenigde Naties gesloten overeenkomst inzake de resolutie van de Veiligheidsraad zou verwerpen. Deze resolutie toch hield in, dat de troepen van de V.N. in Kongo gemachtigd werden zo nodig geweld te gebruiken om een burgeroorlog te voorkomen.

Tweede eis van Tsjombé was, dat er een protest bij de V.N. zou worden ingediend tegen aanvallen van Ethiopische V.N. troepen in Kaballo. De derde eis was, dat alleen zij, die aan de eerste bijeenkomst van Kongolese leiders in Tananarive op Madagascar hadden deelgenomen, de konferentie te Coquilhatstad mochten bijwonen. Daar de andere leiders niet bereid waren deze eisen van Tsjombé in te willigen, vertrok hij na een hooglopende ruzie met de bedoeling onverrichterzake naar Katanga terug te keren. Toen hij echter op het vliegveld aangekomen was, werd hij onder meer met zijn minister van buitenlandse zaken door soldaten der Kongolese regering gearresteerd en moest hij de nacht in een gevangenis in Coquilhatstad doorbrengen.

Werd eerst gemeld, dat hij de volgende dag toestemming had gekregen om naar zijn land terug te keren, later bleek dat dit niet het geval was. Men hield hem vast, wat tot allerlei geruchten aanleiding gaf. Zo werd onder meer verteld, dat Tsjombé gearresteerd was door soldaten, die aanhangers waren geweest van de onlangs vermoorde Loemoemba, en die zich nu voor deze moord op hem wilden wreken. Dit gerucht bleek echter niet juist te zijn. Tsjombé was nog in leven en werd later naar Leopoldstad overgebracht. Zeer merkwaardig echter is het, dat kort voordat Tsjombé gearresteerd was, ook de andere Kongolese leiders door Kongolese soldaten onder huisarrest werden geplaatst. Ook Kasavoeboe van de centrale Kongolese regering behoorde daartoe, doch dit schijnt maar van zeer korte duur te zijn geweest. Volgens de pers leek het er dan

ook veel meer op, dat zowel de arrestatie van Tsjombé als het met geweld bijeen houden van de rondetafelkonferentie in Coquilhatstad het werk was van president Kasavoeboe, en niet te vergeten van Bomkoko, de minister van buitenlandse zaken der centrale Kon- golese regering. Deze Bomkoko tocli staat bekend als een uitermate listig en dubbelhartig heer. Hij verdedigde voorheen de zaak van Loemoemba in de Veiligheidsraad, terwijl hij inmiddels diens macht ondermijnde. Het is derhalve een grote vraag of Tsjombé zijn land ooit meer zal terug zien. Bomkoko heeft dienaangaande verklaard, dat Tsjombés vrijlating geheel en al afhangt van de ontwikkeling der gebeurtenissen.

Inmiddels hebben de Kongolese leiders, onder wie Kasavoeboe, een resolutie aangenomen, waarin de ontwapening der Katangaanse marechaussee wordt geëist, indien deze geen gevolg zou willen geven aan door president Kasavoeboe uitgevaardigde orders. „Voorts werd in deze resolutie het terugtrekken der buitenlandse huurlingen" in Katanga geëist, wat zo nodig met behulp der Verenigde Naties zou moeten gebeuren. Het heeft er derhalve alles van weg, dat de hele sluwe opzet van Tsjombés arrestatie is geweest het vernietigen van Tsjombés macht en het terugbrengen van het afgescheiden Katanga in de Kongolese staat als geheel. Katanga toch is de enige deelstaat, die door zijn minerale bodemschatten, financieel onafhankelijk is, terwijl het overige deel van Kongo aangewezen is op internationale steun. Nu Tsjombé in Coquilhatstad was, was het dus voor de andere Kongolese leiders een prachtgelegenheid om hun slag te slaan door Tsjombé onschadelijk te maken en zodoen­ de Katanga weer onder het gezag der centrale regering te brengen, zo nodig met behulp van de Verenigde Naties.

Wat Laos betreft, daar zag het er in het eind der vorige week nog zeer bedenkelijk uit. Van bereidheid tot een wapenstilstand te komen viel bij de kommunistische opstandelingen niets te bespeuren. Zij gingen maar door met vechten, ook toen van Engeland en Rusland de oproep was uitgegaan het vuren te staken. Toch hebben zij later aan deze oproep gehoor gegeven en is er een begin gemaakt met onderhandelen. Wij hebben nu maar af te wachten hoe het daarmede verloopt.

Indonesië was inmiddels druk bezig om steun te krijgen voor zijn eisen inzake Nederlands Nieuw- Guinea. Soekarno ging er voor naar Kennedy, terwijl de Indonesische minister van defensie, Nasoetion met de regeringen van Australië, Nieuw-Zeeland en de Philippijnen over deze kwestie ging spreken. Hij kwam echter onverrichterzake weer in Indonesië terug. Het was hem niet gelukt de regeringen van genoemde landen tot andere gedachten te brengen. Hij verklaarde, dat Australië en ook de beide andere landen de Nederlandse souvereiniteit over Ned. Nieuw-Guinea blijven erkennen en hun standpunt weigeren te herzien.

Nasoetion had voorts vernomen, dat er tussen Australië en Nedergeen militaire overeenkomst bestaat en dat het neutraal zou blijven wanneer de kwestie door rechtstreekse onderhandelingen zou worden geregeld.

Wat er verder gaat gebeuren, is voor ons nog in het duister. Een invasie op grote schaal in Nederlands Nieuw-Guinea door Indonesië is voorzeker niet uitgesloten. Dat de bevolking van Nieuw-Guinea zich allerminst gerust gevoelt door het bezoek van Soekarno aan president Kennedy en ook door de aandrang, welke uit bepaalde kringen in Nederland zelf op onze regering voortdurend wordt uitgeoefend om Ned. Nieuw-Guinea onder beheer der Verenigde Naties te stellen, is wel duidelijk gebleken uit de motie die de onlangs geinstalleerde Nieuw-Guinearaad tot de Verenigde Naties heeft gericht.

In Algerije is het voorts nog verre van rustig. Koesterden velen de gedachte, dat met het ineenstorten van de muiterij der vier generaals de rust daar was wedergekeerd, de werkelijkheid blijkt anders te zijn. Morin, die de Franse regering in Algiers vertegenwoordigt, heeft zijn regering laten weten, dat de zuivering van Algerije zeer langzaam verloopt. De toestand is er nog zeer gevaarlijk en hij achtte dringend versterking der politie nodig om de voortvluchtige ultra's, die van een Algerijns Algerije niets willen weten en derhalve de plannen van president De Gaulle dwarsbomen, op te sporen. Wel zijn er enige honderden van hen gearresteerd, maar de leiders zijn nog steeds niet opgespoord. Ook werkt de Franse bevolking in Algerije niet mede, terwijl nog zeker wel duizenden vermiste vuurwapens moe­ ten worden opgespoord. De Franse regering heeft nu de kommissaris van politie te Lyon opgedragen een ingrijpende schoonmaak in Algerije te houden. Ook in Frankrijk zelf echter zitten de ultra's niet stil. Zij verspreiden per post vlugschriften, waarin zij aankondigen, dat elk doodvonnis, dat uitgesproken wordt tegen een deelnemer aan de mislukte muiterij, gewroken zal worden door het vermoorden van honderd aanhangers van de politieke opvattingen van president De Gaulle.

Wenden wij onze blik naar België, waar rooms en rood pas het regeringskasteel in bezit genomen hebben, dan blijkt het ook daar niet alles pais en vree te zijn. Terwijl toch het kabinet nog niet eens door middel van een vertrouwensvotum geïnstalleerd was, werd door een aantal Kamerleden tegen alle traditie in een interpellatie aangevraagd over het konflikt tussen de twee ministers van onderwijs. Bij de stemming hierover stemden met de liberalen, de volksunie en de twee kleine partijen, niet minder dan tien leden van de rooms-katholieke partij vóór het houden dezer interpellatie. Ofschoon het voorstel verworpen werd, is het toch wel tekenend dat tien rooms-katholieke Kamerleden zich aan de zijde der oppositie schaarden. De regeringsverklaring was een paar dagen tevoren ook reeds tamelijk koel ontvangen. De oorzaak van een en ander schijnt verband te houden met de taalstrijd, waarbij het departement van onderwijs ten allernauwste betrokken is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 1961

De Banier | 8 Pagina's

Buitenlands

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 1961

De Banier | 8 Pagina's