Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wijziging der Loterijwet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wijziging der Loterijwet

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede van Ir. van Dis

Meerdere malen reeds werd in De Banier de aandacht gevestigd op de loterijwet in verband met de voetbalpools, welke enige jaren geleden hier te lande werden ingevoerd en voortgang bleven vinden ook nadat de Haagse rechtbank in 1957 had verklaard, dat het houden van voetbalpools in strijd was met de loterijwet. Ofschoon de officier van justitie, Mr. Dr. Maris tegen de sekretaris-penningmeester van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (K.N. V.B.) een voorwaardelijke gevangenisstraf van één dag had geëist, sprak voornoemde rechtbank hem echter toch vrij onder het motief, dat zij onbevoegd was voor behandeling van overtreding der loterijwet. Dit behoorde volgens deze instantie thuis bij de kantonrechter.

Zodoende ging de K.N.V.B. voort met het organiseren der voetbalpools, waarbij steeds driester werd opgetreden, zo zelfs, dat men ook „donateurs", dus personen, die geen lid waren van de K.N.V.B., in de voetbaltoto liet meespelen. Ja, zelfs nadat bij een nieuwe strafvervolging de Hoge Raad had uitgesproken, dat de voetbaltoto in strijd is met de wet, werd deze gokkerij toch voortgezet. Dat gebeurde tijdens de vorige regering onder het presidium van Dr. Drees, dit vond ook plaats tijdens de huidige regering, waarvan de christelij k-historische Mr. Beerman als minister van justitie deel uitmaakt.

Het vorige jaar diende deze minister zelfs een wetsontwerp in, dat beoogde de loterijwet zodanig te wijzigen, dat de voetbaltoto wettelijke sanktie zou verkrijgen. Dit wetsontwerp werd door de Tweede Kamer aangenomen, maar door de Eerste Kamer verworpen.

Ook daarna bleef minister Beerman vergunningen geven voor het houden van voetbalpools onder de voorwaarde, dat de prijzen niet in geld doch in goederen zouden worden uitgekeerd. Daarbij bleef het echter niet. Er werd door hem opnieuw een poging gedaan om de voetbal toto wettelijke sanktie te geven. Daartoe werd een wetsontwerp ingediend, dat nagenoeg van dezelfde inhoud is als het door de Eerste Kamer verworpene.

Dit wetsontwerp nu kwam onlangs bij de Tweede Kamer in openbare behandeling. Het was wel te voorzien, dat het ook thans weer door deze Kamer zou worden aangenomen, wat dan ook geschiedde. Zelfs de fraktie van de Partij van de Arbeid, die het vorige jaar tegen het toenmalige wetsontwerp stemde, stemde nu voor. Daar dit namens haar door de lieer Vrolijk reeds was kenbaar gemaakt, had er geen hoofdelijke stemming plaats. Door zitten en opstaan werd er over gestemd, waarbij het de voorzitter gemakkelijk viel te konstateren, dat het wetsontwerp was aangenomen. Vanzelfsprekend stemde de S.G.P.-fraktie tegen.

Inmiddels is de vorige week ook de memorie van antwoord op het voorlopig verslag der Eerste Kamer over dit wetsontwerp uitgekomen, zodat de behandeling van het wetsontwerp door dit kollege spoedig, wellicht nog deze maand, kan worden tegemoet gezien. Dat het door de Eerste Kamer zal worden aangenomen, is wel zo goed als zeker. Ook hier zal de P.v.d.A. wel een draai maken, terwijl hetzelfde kan worden gezegd van de Eerste Kamerfraktie der V.V.D., die het vorige jaar van Prof. Oud te horen kreeg, dat zij door tegen te stemmen, onwijs gehandeld had. Wij laten thans de rede volgen, welke door Ir. van Dis namens de S.G.P.-fraktie bij de behandeling van het wetsontwerp in de Tweede Kamer gehouden werd.

Ir van Dis sprak als volgt:

Het is wel een heel vreemde gang van zaken, welke zich bij het onderhavige wetsontwerp voordoet. Ongeveer een jaar geleden behandelde deze Kamer reeds een wetsontwerp, waarbij aan de goklust wettelijke sanktie werd verleend, en hoewel dit met 76 tegen 68 stemmen werd aangenomen, wordt thans van haar betreffende dezelfde materie opnieuw een uitspraak gevraagd. De oorzaak hiervan ligt bij de Eerste Kamer, die het vorige wetsontwerp met 36 tegen 33 stemmen verwierp, waarbij zich het verschijnsel voordeed, dat één der frakties van de partijen, waarop het huidige kabinet steunt, n.l. die der V.V.D. tegen stemde. Zij deed zulks tn tegenstelling met haar geestverwanten in de Tweede Kamer, die op een enkele uitzondering na vóór het wetsontwerp hadden gestemd. De minister heeft echter in die verwerping geen aanleiding gevonden om af te treden. Evenmin is uitgekomen wat de minister in de Tweede Kamer aan het slot van zijn repliekrede verklaarde en in zijn memorie van antwoord op het voorlopig verslag der Eerste Kamer verleden jaar opnieuw verklaarde, n.l. dat naar zijn stellige overtuiging een verwerping van het wetsontwerp tot een zodanige konstellatie zou voeren, dat binnen afzienbare tijd een

gespannen politieke situatie

zou ontstaan. Er is echter van een gespannen politieke situatie als gevolg van het verwerpen van het vorige wetsontwerp door de Eerste Kamer niets bespeurd. Blijkbaar waren de woorden van de minister bedoeld als een taktische zet om de beide Kamers te bewegen vóór zijn voorstel te stemmen. Het is mij toch al meer opgevallen, dat de minister niet wars is van het gebruik maken van een bepaalde taktiek, hetzij, zoals in dit geval, door het aanjagen van een zekere vrees voor wat er zou kunnen gebeuren of door te doen, alsof door hem zoveel kan worden onthuld, dat er niets meer tegen kan worden ingebracht en dat men zich als Kamerlid dus wel terdege moet bedenken, dat men een grote kans loopt totaal verslagen te worden.

Om mij echter bij het huidige wetsontwerp te bepalen, er is, zoals ik reeds opmerkte, van een gespannen politieke situatie niets te bemerken geweest. Zulk een gespannen politieke situatie had b.v. kun­ nen ontstaan, wanneer de minister na de verwerping van zijn wetsontwerp door de Eerste Kamer had gezegd: Nu is het uit; nu is het afgelopen met het verlenen van vergunningen voor het houden van voetbalpools. Gezien het feit, dat kan worden aangenomen, dat de rooms-katholieke ministers uit het kabinet voorstanders zijn van de voetbaltoto, dat ook van de beide liberale bewindslieden niets anders is te verwachten en voorts, dat reeds vóórdat het huidige kabinet was opgetreden twee antirevolutionaire ministers met betrekking tot de voetbaltoto

door de knieën

waren gegaan, zou het zo goed als zeker zijn geweest, dat er dan in het kabinet gespannen verhoudingen zouden zijn ontstaan. Indien de minister De Pous zich aan de zijde van minister Beerman had gesteld, had het zelfs kunnen gebeuren, dat twee ministers aan het kabinet waren ontvallen. Niets hiervan is echter gebeurd. Van spanningen in het kabinet is niets gebleken, nadat het wetsontwerp door de Eerste Kamer zelfs met medewerking van een der partijen, welke tot de steunpilaren van het kabinet behoren, werd verworpen. In plaats van in het vervolg vergunningen voor het houden van voetbaltoto's te weigeren, ging de minister gebruik maken van artikel 3, lid 2, van de loterijwet en werd aan een tweetal instellingen die echter onder één stichting samenwerkten, vergunning gegeven voor het voortzetten der voetbalgokkerij, met als prijs een bedrag van ƒ 50.000, —. Dit bedrag mocht dan wel niet in de vorm van baar geld worden uitgekeerd, doch in de vorm van goederen, maar zo heel veel haalt dit niet uit, daar immers de goederen direkt in geld kunnen worden omgezet. Het

gokspel

werd dus onverminderd voortgezet. Wekelijks offerden weer duizenden van onze landgenoten op het altaar van hun afgod fortuin, in de hoop de hun voorgetoverde prijs te krijgen, waarbij nagenoeg even zovele duizenden wekelijks bitter werden teleurgesteld. Nu doet de minister opnieuw een poging het daarheen te leiden, dat de voetbalgokzucht wettelijke sanktie verkrijgt. Het enige verschil met het vorige wetsontwerp is, dat het een tijdelijk karakter draagt. Het zal, indien het wet wordt, tot 31 december 1964 van kracht blijven, waarna ons dan een geheel nieuwe wettelijke regeling wacht. De maximaal te winnen prijs blijft evenals in het vorige wetsontwerp ƒ 50.000, —, welk bedrag in geld mag worden uitgekeerd. Het was echter te verwachten, dat deze gelegenheid door de voorstanders van de voetbaltoto onmiddellijk zou worden aangegrepen om te trachten dit bedrag aanmerkelijk verhoogd te krijgen. Het bij de Kamer ingezonden adres van de zijde van de sportbeweglng levert daarvan het bewijs. Zij zouden het liefst een

onbeperkte toto

hebben, maar zo dit niet mogelijk is, een prys van ƒ 100.000, —. Die verhoging van het maximaal te winnen bedrag werd vanmiddag ook in deze Kamer weer bepleit. Ook uit dit oogpunt achten wij het van de minister niet verstandig. dat hij dit wetsontwerp heeft ingediend. Blijkbaar rekent de minister er echter op, dat de leden, die verleden jaar vóór het gelijksoortige wetsontwerp stemden, dit thans ook wel weer zullen doen. Evenzo komt het ons voor, dat de minister er vrijwel zeker van is, dat dit wetsontwerp straks in de Eerste Kamer een voor hem gunstiger onthaal zal ontvangen dan het vorige wetsontwerp. Wanneer toch de V.V.D.-fraktie in de Eerste Kamer voet bij stuk zou houden en ook de andere tegenstemmers thans weer zouden tegen stemmen, omdat niet aan de eis van een onbeperkte totoprijs wordt voldaan, zou dit voor de minister toch wel een geducht echec betekenen. Dat de regering inderdaad verwachting op een gunstig verloop heeft, wordt bevestigd door de opmerking uit de memorie van antwoord, waarin de ministers Beerman en Cals verklaren, dat zij van mening zijn, dat het onderhavige ontwerp alle elementen bevat, welke het mogelijk maken het gemeen overleg tussen regering en Staten-Generaal

bevredigend

te doen verlopen. Deze verklaring wijst er onmiskenbaar op, dat de regering er op vertrouwt, dat de Eerste-Kamerfraktie der V.V.D. bakzeil zal halen en voornemens is op haar vorige beslissing terug te komen.

Wat onze houding tegenover het huidige wetsontwerp betreft, zal het de regering en de Kamer wel duidelijk zijn, dat daarin sinds de behandeling van het vorige wetsontwerp geen enkele verandering is gekomen. Onze bezwaren tegen de gokkerij hebben wij verleden jaar in een uitvoerige rede reeds uiteen gezet, zodat wij, gezien het feit, dat het onderhavige wetsontwerp vrijwel gelijkluidend is met dat van het vorige jaar, deze thans niet behoeven te herhalen. Wij blijven de goklust een ernstig zedelijk gevaar voor ons volk achten, wy doen zulks overeenkomstig Gods Woord, dat nadrukkelijk leert, dat de geldgierigheid, dat wil zeggen, de begeerte naar geld, die aan de voetbalgokkerij onmiskenbaar ten grondslag ligt, een wortel is van alle kwaad. Door de goklust wettelijk te sanktioneren, moedigt de regering dit kwaad aan in plaats van het tegen te gaan en te verbieden, waartoe ztj als overheid verplicht is. Wij betreuren het dan ook zeer, dat de regering wederom met een wetsontwerp is gekomen, waarbij niet alleen de voetbalpool wettelijk wordt gesanktioneerd, maar waarin ook wordt bepaald, dat een deel van de opbrengst voor

charitatieve doeleinden

behoort te worden bestemd. Ook ten aanzien hiervan hebben wij verleden jaar reeds meer in den brede verklaard, dat wij er besliste tegenstanders van zijn om gelden, welke door gokken zijn verkregen, te bestemmen voor maatschappelijk werk. Wij achten dit ten enenmale in strijd met het karakter van maatschappelijk werk, dat gebaseerd is op liefdadigheid en barmhartigheid en derhalve financieel gesteund behoort te worden door middel van bijdragen van kerk, partikulieren en overheid. Het aanvaarden van gokgelden door instellingen van liefdadigheid verwerpen wij derhalve ten sterk- ste en wij waarderen het ten zeerste, dat naast instanties, die zich bezig houden met maatschappelijk werk, andere kerken, ook die der Nederlandse Hervormde Kerk, zich zo nadrukkelijk daartegen hebben verklaard.

Wij betreuren het ten zeerste, dat de regering dit standpunt niet deelt, doch in haar wetsontwerp voorstelt een deel van de totogelden voor charitatieve doeleinden te wUlen bestemmen. Naast onze principiële bezwaren tegen de voetbalgokkerJj op zichzelf is ook dit voor ons een reden om ons tegen dit wetsontwerp te verklaren en er tegen te stemmen.

Nadat minister Beerman de sprekers had beantwoord, werd er gerepliceerd. Daarbij hield Ir. van Dis de navolgende

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 1961

De Banier | 8 Pagina's

Wijziging der Loterijwet

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 1961

De Banier | 8 Pagina's