Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de Partijpenningmeester

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Partijpenningmeester

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toto ondanks „vergunningen" verboden loterij

In het nummer van vorige week namen wij een deel over van het artikel van Prof. Mr. G. de Grooth, dat onder de kop „Gecamoufleerde Wetsschennis" in Elseviers Weekblad van 26 augustus werd gepubliceerd. In dit artikel toonde Prof. Mr. de Grooth zeer helder aan, dat de toto ondanks de verstrekte vergunningen in strijd met de wet is, terwijl de regering, blijkbaar onder de druk van de totovoorstanders, met de handhaving van de wet de hand lichtte door het afgeven van vergunningen, ook na de uitspraak van de Hoge Raad, dat de loterijwet door de K.N.V.B. werd overtreden. De rebellie had daarmee gezegevierd over de handhaving van de wet.

Omdat dit artikel zeer interessant is, wUlen wij het vervolg aan onze lezer niet onthouden. Prof. Mr. de Grooth vervolgde zijn artikel als volgt:

En nu de regering de feitelijke toestand liet voortbestaan die in strijd was met de wet, moest zij wel de wet aan die toestand aanpassen in plaats van die toestand met de wet in overeenstemming te doen brengen. De viktorie van de wetsover­ treders moest met andere woorden worden bezegeld door een wijziging van de loterywet, die sportprijsvragen van de soort als de voetbaltoto er een was, wettelijk mogelijk zou maken.

Een wetswijziging tot dat doel kon zich beperken tot de invoeging van een nieuw hoofdstuk in de loterijwet, waarin voor deze bijzondere vorm van loterij regelen gesteld werden voor de ook hier vereiste vergunning van de overheid. De regeling van de vergunning voor loterijen in het algemeen, die buiten de doelstelling van de wijziging viel, kon dan dezelfde blijven: art. 3 behoefde in deze opzet geen verandering te ondergaan.

Het merkwaardige is nu, dat in het wetsontwerp tot wijziging van de loterijwet, ingediend op 20 november 1959, behalve zo'n bijzonder hoofdstuk ook een wijziging van art. 3 wordt opgenomen, en wel deze, dat daaruit de woorden „en waarin de prijzen of premiën niet in geld bestaan" worden geschrapt. Dat wil zeggen dat ook voor alle telkens voor een bijzonder doel gehouden loterijen vergunning verleend zal kunnen worden, ook als daarbij geldprijzen uitgeloofd worden. Zo b.v. voor loterijen ten bate van een ziekenhuis, een vakantieoord e.d., telkens van geval tot geval te verlenen, waarvoor artikel 3 bepaaldelijk geschreven is. En het betekent, dat men ook voor dergelijke loterijen het uitgangspunt van de loterljwet 1905, om bij de deelnemers de prikkel van de geldzucht en het „gokje" uit te schakelen voor dezen de bevordering van het goede doel primair te doen zijn, overboord zet, en dat nog wel zonder dat zulks nodig was voor het openstellen van de dans om de grote „pot" van de voetbaltoto. Het ontwerp stelt namelijk geheel los van de wijziging van art. 3 de invoeging van een nieuwe titel voor, de mogelijkheid openende tot 't verlenen van een voortdurende vergunning tot het aanleggen van een voetbalpool met uitkering van geldprijzen aan de gelukkige winnaars. Intussen met deze beperking, dat geen winnaar der toto meer dan ƒ 25.000, — per keer (tijdens de behandeling in de Tweede Kamer verhoogd tot ƒ 50.000, —) uitgekeerd krijgt.

Deze laatste beperking veroorzaakte de verwerping van het ontwerp door de Eerste Kamer. De fraktie van de V.V.D. in de senaat schaarde zich geheel achter haar fraktievoorzitter, Mr. van Riel, die verklaarde er onoverkomelijk bezwaar tegen te hebben dat in de wet het maximum van de geldprijs zou worden vastgelegd, en dus tegen te zullen stemmen. Zulk een vastlegging in de wet zou immers binding daaraan voor onbepaalde duur meebrengen. Hij suggereerde in plaats daarvan als oplossing een nieuw wetsontwerp in de vorm van een raamwet, krachtens welke de konkrete bepaling van het maximum aan de kroon zou worden gedelegeerd. Zoals men weet betekende het tegen stemmen van de V.V.D.-fraktie de genadeslag voor het ontwerp-1959. Minister Beerman, die bij de be­

Minister Beerman, die bij de behandeling daarvan meer dan eens gezinspeeld had op de moeilijkheid om bij eventuele verwerping op basis van art. 3 van de loterljwet tijdelijk vergunningen te blijven geven, besloot na de verwerping uiteindelijk een nieuw ontwerp in te dienen en intussen toch maar het sinds januari 1959 gekozen „systeem" van het gebruik maken van art. 3 vrijwel ongewijzigd voort te zetten in afwachting van het resultaat van deze tweede poging. Op 21 maart 1961 wordt dat tweede ontwerp ingediend. Het houdt, evenals het eerste, voor alle loterijen de opheffing in van de beperking van art. 3 tot prijzen anders dan in geld of geldswaarden. Daarnaast wordt echter de ook nu weer voorgestelde derde titel over de loterijen in de vorm van prijsvragen waarbij deelnemers de uitslagen van bepaalde sportwedstrijden moeten raden of voorspellen, in zijn duur beperkt en wel tot 31 december 1964. Daarmee zou dus tegelijk het ook in dit ontwerp gehandhaafde maximum van 50.000 gulden op die datum vervallen en was het bezwaar van de Eerste- Kamerfraktie der V.V.D. opgeheven. Er zal, zo is de bedoeling, vóór 31 december 1964 een nadere wijziging moeten komen, o.m. op het punt van de maximumprijs bij de voetbaltoto.

Wat zou nu de oplossing moeten worden indien te zijner tijd in de Kamers geen meerderheid voor een dan voorgestelde oplossing t.a.v. de maximumprijs te vinden zal blijken?

Een stopzetting van de voetbaltoto, die dan door het vervallen van de nu tijdelijk in de wet opgenomen mogelijkheid wederom met de loterljwet in strijd zou komen, lijkt ondenkbaar, als men overweegt, dat de toto dan van 1957 tot 1964 gedraaid heeft.

De regering zal dan wel moeten terugvallen op het algemene art. 3 dat de minister van justitie bevoegd maakt voor een loterijvergunning te verlenen. Daarbij is het in die situatie voor haar een meevaller dat door de aanvaarding van het ontwerp met de tijdelijke regeling tevens de beperking van het tegenwoordige art. 3 t.a.v. geldprijzen verdwenen zal zijn. Het bezwaar blijft echter, dat art. 3 der loterljwet niet voor een voortdurende vergunning geschreven is. In de memorie van toelichting op het nu bij de Eerste Kamer in openbare behandeling komende ontwerp wordt dit bezwaar uitdrukkelijk genoemd om te motiveren, dat wetswijziging geboden is. En het wijzigingsontwerp van 1961 is gebouwd op deze premisse, stelt immers mede daarom een afzonderlijke titel voor de toto voor. Nochtans: zou het zover komen, dan zal de gedragslijn van de regering wel opnieuw bepaald worden door het: „nood breek wet", dat de regering ook moet hebben geleid bij de vergunningverlening na 13 januari 1959, de dag van het arrest van de Hoge Raad. Hetgeen dan in waarheid zou betekenen: de nood , waarin wij ons bevinden noopt ons, met de wet de hand te lichten.

Tot zover het uitvoerig artikel van Prof. Mr. de Grooth. In een slotartikel hopen wij hierop bij welzijn een volgende keer nog enig kommentaar te geven.

De werving van abonnees voor „De Banier" is de afgelopen week niet onbevredigend geweest. Hoewel wij de grote weektotalen uit de eerste helft van dit jaar missen, konden er toch 11 nieuwe abonnees worden ingeschreven, en wel uit de volgende plaatsen: Amsterdam, Capelle a.d. IJssel, Gouda, H.I. Ambacht, Opheusden, Rotterdam, Slikkerveer, Staphorst, Stavenisse, Utrecht en Werkendam. Wij hopen, dat onze vrienden deze aktie steeds zullen blijven steunen, vooral met proefadressen. De afgelopen week ontvingen wij uit Rotterdam weer 20 proefadressen, waar gedurende 4 weken „De Banier" zal worden bezorgd. Wij hopen gaarne, dat deze vrienden zich, na kennismaking met ons blad, desgevraagd als abonnee zullen opgeven, want er bestaat voortdurend een sterke behoefte aan uitbreiding van het vaste lezerskorps.

Er kwam de afgelopen week een bedrag binnen van ƒ 22, — aan vrije giften, bestemd voor de partijkas. De specifikatie dezer giften is als volgt:

Wed. A.A. te A. ƒ 2, 50; Kiesver. te Borssele ƒ 5, —; via „De Banier" ontvangen van M.v.d.V. te V. ƒ 2, 25; B.d.P. te W. via agent Klootwijk te Waddinxveen f 6, 25; Chr.G. te R. / 2, 50; en van H.K. te A. via agent Wilbrink te Apeldoorn ƒ 3, 50. Wij danken de milde gevers en geefsters van harte voor deze bijdrage. Gaarne wekken wij ook de anderen hartelijk op eens na te gaan of er geen ruimte in hun financiën is, om de partijkas eens met een extra gift te bedenken. Laat de aktiviteit ook in dit op­ zicht niet verslappen. U hebt een partij-apparaat nodig. De inkomsten bestaan uit verplichte bijdragen van de kiesverenigingen en voorts van uw vrijwillige giften. Om propaganda te kunnen maken, hebben wij van jaar tot jaar uw vrijwillige steun nodig. Als u het nut van deze propaganda inziet, verschaft u ons dan de middelen op

dit pad voort te gaan. Alleen met ruime middelen kan een brede propaganda worden gevoerd. Het giro. nummer van de penningmeester der S.G.P. is 119560 ten name van C. Jansen, Schiebroekselaan 46b Rotterdam. Kunnen we nu de volgende week eens voor het eerst op u rekenen?

R. J.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 1961

De Banier | 8 Pagina's

Van de Partijpenningmeester

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 1961

De Banier | 8 Pagina's