Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Heere.' leer mij de weg Uwer inzettingen, en ik zal hem houden ten einde toe.

Psalm 119 : 33

IV.

Ais we de tekst nog even verder lezen, dan kunnen we opmerken, dat de dichter een opreclit voornemen heeft. Hij heeft een nieuwe keus. E> at behoeven we niet nader te betogen. Zijn hart is er bij, als hij bidt. Het is geen vorm, als hij deze bede uit, maar levensbehoefte. Hij is aan de Heere verbonden en daarom ook aan Zijn inzettingen. Hij wil de Heere alleen behagen. De zonde is hem de dood gev, 'orden. Daarin heeft hij voorheen zijn leven gevonden, zoals elk mens doet, totdat de Heere hem te sterk wordt en zyn wet weer in het binnenste schrijft.

Hij heeft de zonde leren haten en vlieden, met zijn ganse hart afstand gedaan van alle zonde. Hij heeft zijn leven gevonden in Gods inzettingen. Daarin heeft hij vermaak gekregen en < to, arin heeft hij alle zaligheid gesmaakt. Hy struikelt dagelijks in alle, blijft een overtreder, maar dat is nog tegen zijn wil, vanwege de verdorven natuur, die nog niet geheel is weggenomen. Hij moet wel klagen over zijn afmakingen, maar hij is toch oprecht de vreze des Heeren toegedaan. Het ene houdt verband met het ander. Hij verstaat Paulus wel, die het later uitspreekt, dat hij nog niet volmaakt is, maar er toch naar jaagt, die het ook weten mag door Christus Jezus gegrepen te zijn. In He: n alleen ligt de vastheid van deze dichter.

En ik zal hem houden ten einde toe. Daarin spreekt hij zijn levenskeus uit. Op vele plaatsen getuigt hij ook van deze begeerte om de inzettingen des Heeren te bewaren, om in Zijn wegen te wandelen. Hij heeft deze weg gekozen. De Heere heeft hem op deze weg geleid. Nu hij op deze weg is, wil hij op deze weg blijven. Hij wil op deze weg voortgaan niet voor een tijd, maar hij wil die weg tot het einde toe bewandelen.

Dat houdt heel wat in. Hij spreekt daarin uit, dat hij in elk opziCht, onder alle omstandigheden, in volkomenheid, zonder enige beijerking op die weg wU gaan, dus Gods inzettingen wil bewaren. Daar zal zijn ganse leven mee gemoeid zijn. Hij wil deze weg gaan totdat het einde, het doel is bereikt, namelijk, dat God weer in en door hem verheerlijkt wordt. Dat houdt dus in, flat hij zijn vlees wil kruisigen, zichzelf wil verloochenen, de Hee­ re wil volgen In voor- en in tegen - spoed, dat hij de zonde wil sterven en God wil leven, dat hij Gods raad wil uitdienen. Hij wil achter de Heere, achter Christus aankomen, op Hem zien, kracht uit Hem putten, door Zijn Geest bekwaamd worden.

We beluisteren hier het volk des Heeren, dat met deze dichter in deze weg geleid wordt. Dat is de keus van het nieuwe leven, de kCTis, die er bij alle teleurstellingen, die men met zichzelf op doet, toch blijft, want daarin ligt juist het werk des Heeren. Daaruit blijkt juist, wat de Heere doet in de mens, als Hij hem geheel vernieuwt en aan Zich verbindt. Dan zal ieder van Gods kinderen gaarne instemmen met deze oede en hetzelfde voornemen hebben om deze inzettingen tot het einde te houden. Maar om dit werkelijk te beoefenen zal er toch enigszins de afhankelijkheid als bij deze dichter moeten zijn.

We moeten trachten de dichter goed te verstaan. Hij komt hier niet met een belofte in die zin, dat als de Heere hem de weg Zijner Inzettingen leert hij van zijn kant die weg zal wülen houden. In de Schrift zijn daarvan wel voorbeelden en het is te begrijpen, dat men aanvankelijk meent te kunnen houden, wat men de Heere belooft. Deze dichter kent zichzelf wel zo goed, dat hij niet iets gaat beloven, wat hij niet kan volbrengen. Zijn gebed om lering zegt juist, dat hij in eigen kracht niets zal kimnen volbrengen. Daarom heeft hij nodig onderwijzing, leiding en bewaring. Dat smeekt hij van de Heere, in de vaste overtuiging, dat, als de Heere hem dit geeft, hij ook in staat zal zijn om te wandelen op de rechte weg, dat hij dan alleen die weg zal kunnen houden.

We vinden hier dus de verklaring van zijn ernstige voornemen gelijktijdig een betuiging van zijn volkomen onbekwaamheid. We horen hier iemand met, geheiligde zelfkennis en met veel licht. We zien hier, wat genade vermag en genade doet begeren en waarin het leven wordt gevonden, waarin men niet beschaamd kan uitkomen.

Daarmee willen we niet zeggen, dat de dichter zich de weg gemakkelijk voorstelt, liever het tegendeel. Hij zal zelf nooit in staat zijn om Gods Inzettingen te houden, wanneer

Gods weg in het heiligdom is en de Heere komt met verdrukkingen voor het vlees. Het vlees zal altijd blijven begeren t^en de geest en nooit de weg willen gaan, die de Heere goed acht. Maar wel kunnen we uit deze bede opmaken, zoals trouwens uit de gehele psalm, dat hij gelooft, dat hy, wanneer de Heere met hem is en zyn hulp en kracht verleent, zal kimnen gaan de weg, die de Heere met hem gaan wü. En dan Is het ook waar, dat Gods kinderen door de diepste wegen kunnen gaan, zonder dat de golven hen overstromen, dat ze hl die wegen bewaard worden voor opstand, dat ze de wysheld van Gods wegen gaan goedkeuren en aanbidden, dat ze in de druk nog kunnen zingen van Gods goedheid, dat ze by verleiding van de zonde niet bezwyken, dat ze geen gehoor geven aan de listen van de vorst der dtiistemis, kortom, dat ze staande biyven In de ure der beproeving.

Tot het einde toe zal er zyn de strijd en de noodzakeiykheld van Gods onderwys. De dichter heeft '.iet einde op het oog en Gods kinderen mogen dat ook wel eens zien. Als ze genoeg onderwezen zyn haalt de Heere hen thuis en dan zullen ze eeuwig wandelen op deze weg.

Wat is het toch noodzakeiyk om dit in beoefening te hebben. De Heere schenke daartoe genadig zyn Geest, opdat Gods kinderen meer en meer by deze bede mogen leven om zo voorbereid te worden voor die dag, waarin de bede zal overgaan in eeuwige aanbidding.

Meerkerk Ds. G. Blom

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 1961

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 1961

De Banier | 8 Pagina's