Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De beginselen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beginselen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

der Staatkundig Gereformeerde Partij

Artikel 1 van het 'beginselprogram der S.G.P. XII.

In het verzegelde pakje, dat dn de nacht van 1 op 2 november 1561 over 'de muur in de tuin van het kasteel van de goevemeur en bevelhebber der stad Doornik werd geworpen, bevonden zich een boekje en een geschreven brief. Een klein gedeelte van deze brief, die aan de door de lan'dvoogdes voor Doornik aangestelde kommissarissen W£is gericht, gaven we de voriige maal reeds.

Het boekje was in de Franse taal gedrukt en had als titel: „Beiijdenisse des gheloofs". Hieronder sfconid: „Ghemaeckt met een ghemeyn acooort door de glhelooviighe, die in de Nederlanden over •al verstroyt 'zijn, de welcke na de suyvetrheyt des Heylighen Evangeliums ons Heeren Jesu Ohni'sti begheeren te leven". Dan volgt een tekst uiit 1 Petrus 3, namelijk deze: „Sjrt altijts bereydt ter verantwoondtoghe eenen yeghelioken die daar rekenschap begheert van der hope 'die in u is". Hierna komt: „Ghedrukt tolden Jaar ons Heeren Jesu canristi: MD ende LXII".

De datimi 1562 wijst op de Nederlandse vertaling, die m 'dit jaair verscheen. De Franse tekst was van vroegere datum.

Achter het titelblad komt vervolgens een sonnet of gedicht, waarin de rechters en de koning wordt verzocht om vóór en aleer zij oordelen, het hoor en wederhoor toe te passen.

Dan volgt de tarief aan Filips II, waarin onder meer de beschuldiging, 'dat 'de belijders der gereformeerde leer dopers waren, met alle besMstheid wondt afgewezen en weerlegd. Boven deze brief staat:

„De ghel'oovighe die daer In de Nederlanden zijn, vralcike Ttsa, der waraöhtigher refonmaoie des Evangeliums ons Heeren Jesu Christii begiheenen te leven, aen den onoverwinneUcken Koniinck PhiEippus, 'haren oversten Heere".

Deze brief besl'aat in het tooekje 14 bladzij'den druks. Of het boekje met deze brief er 'in de koning van Spanj e ooit 'heeft bereikt, wordt door de ene scthrijver betwijfeld, door de ander als zeker vermeld. De mededeling, ontleend aan een bijdrage van Dr. Kaajam, dat Filips II zich op het kasteel te Doornik bevond toen het bewuste pakje lin de tuin van het kasteel werd geworpen, 'is in ieder geval niet juist, daar Filips II in 1559 de Nederlanden verliet en er nooit meer kwam.

Volgens de toistoricus Dr. J. C. H. de Pater echter zou koning FiUps er wei inzage van hebben gekregen. In één zijner geschriften, getdteld: „De aanbieding van de Nederlandse Geloofsbelijdenis aan 'de Koning van Spanje in 1561", schrijft Dr. de Pater op blz. 24:

„Had De Brés door zijn daad de vervolgin'gen 'te Doornik niet doen ophouden, evenmin werkte hij er voor zijn .kerk bij 'de Konaing iets mee uit. Toen Filips van het geval hoonde, verzocht hij zelf, dat (hem de besöheiden zouden wonden toegezonden.

Margaretha voldeed bereidwill'ig aan 'dit verzoek en zond de Geloofsbelijdenis door aan de Koning, m'aar hij kon op zijn standpunt onmogelijk voldoen aan het in de tot hem gerichte brief gedane verzoek".

Na de „sendtbrief" aan de ifeoniinig volgt in het boekje een oproep tot belijiden, toesitaande uit .yljf teksten uit het Nieuwe Testament. Zij worden aangekondigd met de woorden: „Sommighe plaatsen des Nieuwen Testaments, door welcke aMe Gheloovighen vermaenit wonden toelijidenisse ihaers gheloofs voor •den mensen 'te gheven".

Genoemd worden hierbij Matth. 10 : 32, 33; 'Markus 8 : 38; Lukas 9 : 26; 1 Petrus 3 : 15; Rom. 10 : 10; 2 Tim. 2 : 12. Vervolgens komen de 37 artikelen der N.G.B., die 'het grootste 'gedeelte van het boekje uitmaken en tot opsohrl*t hebben: „Waarachtige Ohri'steiicke Belij'denisse, Inhoudende de eeuwighe saüöheydt den zielen".

Tenslotte k'omt 'dan het Vertoog, dat gericht is 'aan de lagere magisiferaten en tot opsohnift draagt: „Vermaninghe tot de Overheyt". Met deze „Overheyt" wonden, 25oals zoeven werd opgemerkt, bedoeld de lagere magistraten, namelijk ^de stadhouders der provincies en an- 'dene ovenheidspensonen. Dit Ver- 'toog is lang niet zo bekend als 'de vorengenoemde 'brief 'aan 'de koning van Spanje. Deze brief wordt noig wel in oudere uitgaven van de GeJoofsbelijdenis aangetroffen, maar het Vertoog niet. Dit heeft dan ook slechts weinig bekendheid. De vorengenoemde kommissarissen van de laai'dvoogdes hadden er echter goede nota van genomen. Zij maakten er zelfs nadrukkelijk meldto'g van in een schrijven aan de koning, waarin onder meer de volgende passage voorkomt:

„Ook zijn er kleine boekjes igevon- 'den, 'gedrukt uit naam van de gelO'Vige ondendanen hier te lande, die 'ge'richt zijn aan Uwe Majesteit en hun belijdenis bevatten, vol van al de dwalingen en slechte leen van Calvijn, en aan het eind een rekwest aan de magistraten, met verzoek dat die ze zullen toelaten".

Het is ons voornemen om dit Vertoog to helt vervolg op te nemen, vanwege het grote belang, dat ook in de kennis 'hiervan is gelegen met het oog op artikel 36 der N.G.B., waarin 'aan het slot stelling wondt genomen tegen de wedendO'pers en andere oproerige mensen, en in het gemeen al 'degenen, 'die de overheden en magistraten venwerijen en 'de jusititie omsitoten willen, invoerende de gemeenschap den 'goe- 'deren, en verwarren de eerbaarheid, 'die God onder de mensen gesteld heeft.

Het was toch in die tijd de gewoonte van de roomse overheden en van 'de geestelijkheid om de aanhangers den Reformatie, die zich 'in alles naar Gods Woord wensten te richten, en de wederdopers, die in menig opzicht tegen dit Woond ingingen over één kam te scheren. Om zich 'tegen die aantijiging te verweren, achtte Guldo de Brés het nodig aich behalve in artikel 36 zelf ook in 'de blief aan Püips II en in het Vertoog aan de lagere magisitraten in het licht te stellen, dat de aanhangers den ziogenaamde nieuwe leen geen ketterijen voorstonden, maar zich wensten te houden aan de oude leen, zoals 'die door de apostelen en de profeten was venbondigd.

Daar het artikel te lang zou worden om nu reeds met het weergeven van het Vertoog een aanvang te maken, zuUen wij hiermede wachten tot de volgende maal.

Thans moge nog volgen één der liedenen, 'dat bewaard is 'gebleven en gezongen werd ten tijde van av'Ondilij'ke „chanteries" (zangerijen), die tegen de wil van Guldo de Brés te Doornik plaats vonden onden aanvoering van Robert 'du Pour, de sajetwever. Het is ontleend aan het bovengenoemde geschrift van Dr. de Pater, die het uit het (oud) Frans vertaaide:

O Heer', waarachti'g en getrouw, wij zien Uwe uitspraken vervuld do'on het vendorven en wreedaardig volk, vervuld van dwalingen en valsheid. Want zij hebben de Psalmen verboden, die alle christenen moeten zingen, waardoor zij onze zielen, ondanks U, willen bekoren met valse ketterij.

Helaas, Heer', kom te hulp om de arme gevangenen te helpen en 'de zong van de zaak op U te nemen, •d'O'on Uwe kleine kin'deren te redden. Wij zijn niet als zij, 'die te allen tijde de afgoden dienen. Maar wij strijden tegen de beelden, tegen de antichrist en zijn helpers. Opdat in gemeenschap het Evangelie verkon'digd wondt, kunnen wij zonder rebellie psalmen en liederen zingen. Heer'! behoud •ons bij deze lieer en venstoot alle boze harten 'doon de kracht van Uw Woond, het tweesnijdend zwaard. Zeen chnistelijk koning, bem'innelijik vonst, handhaaf de naam van de Opperheer, en wees genadüg voor de christenen, om uw roem te onderhouden.

Uiit dit lied spreekt toch wel heel andere taal dan in onze 'dagen ons teigenJbï'intot udt de gelederen van hen, 'die in hun oekumenisch streven met Rome aanpappen, terwijl dit nog precies aan deaelfde 'leerstellingen vasthoudt als in de dagen van Guido de Brés, ja er zelfs nog een paar totaal 'Onscihniftuurlljke 'dogma's aan heeft toegevo'egd, en er niet het milnste 'blijk van geeft van plan te zijn zich enkel en alleen naar Gods Woond overeenkconstdg de geloofsbelijdenis der Reformatie te wll'len gaan richten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 december 1962

De Banier | 8 Pagina's

De beginselen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 december 1962

De Banier | 8 Pagina's