Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Beantwoording van vragen, inzake processies

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beantwoording van vragen, inzake processies

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het heeft wel zeer lan'g geduurd, maar eindelijk zijn 'de door I r. v a n Dis 'Op 11 juli 1962 aan miinlster Beerman gestelde vragen met betrekking tot processies en oandiere openbare r.k. 'godsdienstoefeninigen dan toch beant'woard. De vragen luidden ais volgt:

1. Is het aan de regering bekend, dat, althans is de regering bereid te 'doen onderzoeken en vast te stellen of in enige gemeenten, o.a. in Uden en Veghel, op 21 juni 1962 op de openbare weg en In het openbaar in strijd met de wettellj'ke bepalingen (vgl. artikel 184 Gron'dwet) zogenaamde saoramentisprooesisiies zijn gehouden, alsmede dat eveneens In strijd met de wet op 15 juli 1962 hl 's-Hertogenbosc'h In het openbaar een zogenoemdie pleoüfeige omgang zal worden gehouden, van welke laatstbedoelde processie of openhaxe godsdienstoefening in leder geval vaststaat, dat deze sedert 1916 driejaarUjks wordt 'gehouden, doch nimmer in de periode van 1800 tot 1853 plaats had of naar de geldende wetten en reglementen was toegelaten?

2. Kan de regering een volledig overzicht geven van de procescies en andere openbare godsdienstoefeningen, die In strijd met 'de wet en de reglementen worden gehouden, alsook van de gemeenten, waarin 'óie worden gehouden? 3. Kan de regering een opgave doen van de processies en andere openbare godsdienstoefeningen, 'die buiten de gebooiwen en besloten plaatsen wettelijk zijn toegelaten?

4. Welke maatregelen zal de regering, mede gelet op recente desbetreffende arresten van de Hoge Raad der Nederlanden, nemen, ten einde de wet te handhaven ten aanzien van het houden van processies en andere openbare godsdienstoefenüigen buiten gebouwen en besloten plaatsen, alwaar die niet zijn toegelaten?

5. Is de regering bereid en voornemens op korte termijn aan de Steten-Generaal een voorstel van wet te doen, waarbij op de overtreding van het verbod van het houden van en deelnemen aan processies en andere openbare godsdienstoefeningen, dde niet zijn toegelaten, doeltreffende strafsancties warden ^gesteld?

Het ajntwoord der ministers Beerman (Justitie), De Quay (ministerpresident) en Toxopeüs (Binnenlandse Zaken) — minister Beerman heeft er dus nog twee ministers bij betrokken — werd 12 februari 1963 bij de Kamer ingezonden en luidt als volgt:

1. Het is de regering bekend, dat in de gemeenten Uden en Veghei op 21 junii 1962 zogenaamde sacramentsprocessies zijn geihouden, die zijm te beschouwen als openbare godsdienstoefeningen in de zin van het tweede lid van artikel 184 van de Grondwet. De bevoegde procureur-generaal is na een zeer uitvoerig door hem ingesteld onderzoek van menimg, dat de te Uden gehouden processie niet in strijd is met de wettelijke bepalingen, zoals die naar de jurisprudentie van de Hoge Raad (zie arrrest Hoge Raad 15 mei 1959, N.J. 1959, nr. 560), moeten worden uitgelegd, daar dezelfde soort openbare igodsdienstoefening In die gemeente in 1848 'gebruifcelljik was en dit 'gebruik steun vond in het Koninklijk besluit van 23 april 1822, in dier voege, dat pleöhtigheden van die bepaalde vorm te Uden tot 1822 zonder interruptie altijd — zowel vóór als na 1795 hebben plaats geihad. In ieder igeval zal naar het oordeel van de prooureur-generaal het openbaar ministerie in rechte niiet kunnen slagen in het bewijs van het tegendeel. De ondergetekende (heeft geen reden tot twijfel aam de juistheid van deze zienswijze.

De te Veghel gehouden processie kan naar het inzicht van de bedoelde procureur-generaal daarentegen niet als een geoorloofde worden beschouwd. Het is de regering eveneens bekend, dat op 15 juli 1962 te 's^Hertogenboscih een zg. plechtige omgang plaats vond, die evenwel naar het oordeel van de procureurgeneraal, met inaöhtneming van de jurisprudentie van de Hoge Raad, niet kan worden 'beschouwd als een openbare godsdienstoefening in de zin van het tweede lid van artikel 184 van de Grondwet. Deze omgang, die eenmaal in de drie jaar wordt gehouden, heeft naar de mening van de procureur-'generaal meer het fearaJkter van een aUegoirijsohe en toistofrisöhe optocht, zij het met religiefuze inslaJg. Er wordt geen geconsacreerde hostie meege­ dragen. Ook voor wat betreft deze plechtige omgang heeft de ondergetekende geen reden voor een afwijzend standpunt.

2 en 3. Het is op zichzelf niet onmogelijk een volledig overzicht te geven van de processies en andere openbare godsdienstoefeningen buiten gebouwen en beslaten plaatsen, die in Nederland worden gehouden, alsmede van de gemeenten waar zy plaats vinden. Bij igelegenheid van een in het jaar 1856 in de Tweede Kamer gehouden interpellatie (zie bijblad van de Nederlandse Staatscourant 1856—1857, II, 49e zitting) zijn door de toenmalige minister van Justitie lijsten overgelegd van de openbare godsdienstoefeningen, welke door de betrokken procureurs-generaal voor wettig, c.q. onwettdig werden gehouden. Zoals reeds toen door de minister van Justitie werd gesteld, staat het niet aan de regering om te beslissen of dergelijke godsdienstoefeningen wettig of onwettig zijn, doch aan de rechter.

4. Voor het nemen van speciale maatregelen ter handhaving van de wet ten aanzien van godsdienstoefeningen buiten gebouwen en besloten plaatsen ziet de regering thans geen aanleiding. Wanneer ernstige verdenking bestaat van het hou'den van een wettelijk niet toegelaten godsdienstige plechtigheid, zal de justitie niet nalaten terzake een onderzoek in te stellen zoals ook in het verleden is geschied. Dienovereenkomstig is ook met betrekking tot de vorenbedoelde processie te Veghel een onderzoek ingesteld. Daarbij heeft de betrokken geestelijkheid de toezegging gedaan deze processie in den vervolge niet meer te doen plaats vinden, hetgeen de isie awvuruSiten aanleiding heeft gegeven van het instellen van een vervolging terzake af te zien.

5. De in de artikelen 9 en 12 van de Wet van 10 september 1853, Stb. 102, tot regeling van het toezicht op de onderscheiden kerkgenootschappen, vervatte sancties acht de regering voldoende doeltreffend. Naar haar oordeel bestaat dan ook geen behoefte aan 'een nadere wettelijke regeling als in deze vraag bedoeld.

De late 'beantwoording van bovenvermelde vragen, die ons te denken gaf, had reeds in oktober 1962 de aandacht getrokken van de anonieme söhrii ver uit het Haagse liberale dagblad „Het Vaderland", die geregeld elke zaterdag in dit blad zgn. flitsen schrijft onder de titel: „Flitsen van Flaneur". Deze „Flaneur" blijkt een goede staatsrechtelijke scholing te hebben gehad, want hij schreef in zijn flits van 20 oktober het volgende:

S.G.P.-er Ir. Van Dis heeft de dato 11 juli minister Beerman schriftelijk gevraagd omtrent, onderscheidenlijk, toegelaten en niet-toegelaten processiën in het open veld. De gebruikele ministeriële antwoordlimiet bedraagt één maand. De heer Beerman is dus reeds ruim 2 maanden over tijd. Ik meen mij uit mijn staatsrechtelijke prilheid te herinneren, dat de grote Thorbecke omtrent de vijftiger jaren der vorige eeuw, het lijstje, als door Ir. van Dis gevraagd, aan de Tweede Kamer heeft overgelegd, alwaar het ongetwijfeld ten archieve zal (be)rusten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 maart 1963

De Banier | 8 Pagina's

Beantwoording van vragen, inzake processies

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 maart 1963

De Banier | 8 Pagina's