Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vragen in zake uitlatingen van staffunctionarissen Landbouwschap beantwoord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vragen in zake uitlatingen van staffunctionarissen Landbouwschap beantwoord

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

op 22 mei stelde Ir. van Dis aan de staatssecretaris van algemene zaken. Drs. Schmelzer, de navolgende vragen;

1. Is het waar, dat enige staffunctionarissen ressorterende onder het bedrijfschap voor de landbouw (het Landbouwschap) als hun mening, al of niet bij wege van een advies aan dit bedrijfschap, te kennen hebben gegeven: a. dat advocaten en procureurs, die opkomen voor door publiekrechtelij ke bedrij f sorganisaties bezwaarden, tot het ondergaan van een maatregel bij de orde van advocaten behoren te worden gesignaleerd; b. dat journalisten (vide artikel 7 der grondwet) die in kritische zin beschouwingen wijden aan het optreden en aan de gevolgen van maatregelen van publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties „wegens ondermijning van het gezag van de staat" in al of niet voorlopige hechtenis behoren te worden genomen; c. dat de vergaderingen van de landbouworganisaties besloten behoren te zijn; d. dat in de sub c bedoelde besloten vergaderingen de mond van de boeren gesnoerd dient te worden, althans uitlatingen van deze strekking hebben gedaan? Indien bovengenoemde verklaringen niet of niet geheel juist zijn weergegeven, kan de regering dan mededelen, of opvattingen of verklaringen van min of meer dezelfde strekking door functionarissen van voornoemd bedrijfschap zijn geuit en, zo ja, hoe die luiden?

2. Indien de regering van oordeel is, dat eerder genoemde verklaringen en feitelijke bedreigingen waar zijn, doch geen steun vinden in de grondwet en de wetten van Nederland, is zij dan bereid en voornemens op korte termijn te bevorderen, dat passende maatregelen tegen de sub 1 bedoelde functionarissen worden genomen?

3. Is de regering geneigd er rekening mede te houden, dat de vexatoire maatregelen vanwege de publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties in toenemende mate door zeer velen in de land- en tuinbouw of andere takken van bedrijf of beroep wezenlijk werkzame Nederlanders zullen worden gevoeld als te zijn on­ Nederlands, extravagant, tiranniek en indruisend tegen hun diepgewortelde opvattingen omtrent de vrijheid (ook van vereniging, vide art. 4 en 9 der grondwet)- en hen, evenals gedurende de vijandelijke bezetting van 1940 tot 1945 tegen de z.g. Woltersom-organisaties, in geweten en gemoede nopen tot weerstand tegen abusieve toepassing van de wet op de p.b.o.?

Deze vragen werden gesteld naar aanleiding van een publicatie in het dagblad „De Telegraaf" van 16 mei 1.1., waarin werd vermeld, dat vijf hoge functionarissen van het Landbouwschap, onder wie de secretaris Mr. J. S. Biesheuvel, een aantal adviezen hebben gegeven aan het dagelijks bestuur van het Landbouwschap, die in algemene zin zijn weergegeven in de hierboven vermelde vragen aan de staatssecretaris van algemene zaken, onder wie de P.B.O. ressorteert. De redactie van „De Telegraaf" ging, voordat zij tot publicatie van de desbetreffende punten overging, zeer voorzichtig te werk. Zij heeft zich namelijk eerst tot Mr. J. S. Biesheuvel zelf gewend om inlichtingen. Deze gaf toen ten antwoord:

„Dit verslag is een intern stuk. Het is werkelijk heel vervelend, dat dit naar buiten is gekomen. Dat oppakken van de heer Gans moet u niet te zwaar nemen, hoewel, als het letterlijk zo in het advies staat, ik dat volledig voor mijn rekening neem. Of het dagelijks bestuur van het Landbouwschap onze adviezen zal volgen, weet ik niet. Tenslotte ben ik maar employé van het Landbouwschap".

Men ziet hieruit, dat de secretaris van het Landbouwschap, Mr. J. s. Biesheuvel, de juistheid van de inhoud der hem voorgelegde punten niet heeft ontkend. Veeleer heeft hij die inhoud bevestigd.t

Het is dan ook wel zeer vreemd, dat de staatssecretaris in zyn beantwoording der hem gestelde vragen beweert, dat inhoud en strekking hiervan onjuist zijn weergegeven. Ziehier de antwoorden van de heer Schmelzer, staatssecretaris van algemene zaken, die als leerling van de r.k. Economische Hogeschool te Tilburg een verwoed voorstander van de P.B.O. is:

1. Op 29 april j.l. hebben te Wehl in Gelderland enige functionarissen van het Landbouwschap deel gehad aan een openbare vergadering, die was belegd door de plaatselijke afdelingen van de Aartsdiocesane Boeren- en Tuindersbond en van de Gelderse Maatschappij van Landbouw.

Van deze bijeenkomst is door de bedoelde functionarissen een verslag gemaakt, waaraan zij een eigen oordeel hebben toegevoegd. Het gestelde in de eerste vraag slaat kennelijk op deze toevoeging. Inhoud en strekking ervan worden door de vraagsteller overigens onjuist weergegeven. De regering acht zich niet vrij, de bedoelde toevoeging, die deel uitmaakt van een intern stuk van het Landbouwschap, te publiceren.

2. Het zou in strijd zijn met de door de wetgever aan de bedrij fslichamen verleende autonomie, indien de regering zich in de interne gang van zaken van het betrokken bedrijfschap zou gaan mengen ten einde te bevorderen, dat tegen bepaalde functionarissen maatregelen worden genomen, gesteld al dat de ondergetekende tot dit laatste bevoegd was, en dat daartoe aanleiding zou bestaan.

3. Bij de inning van de wettelijk aan hen verschuldigde heffing zijn de bedrij fslichamen gebonden aan wettelijke voorschriften. Na veel geduld te hebben betoond, nam het Landbouwschap, in enkele gevallen, met toepassing van die wettelijke voorschriften, maatregelen van sterk ingrijpend karakter, omdat de toepassing van minder ver strekkende wijzen van inning door de betrokkenen of met hen sympathiserenden illusoir werd gemaakt. Van vexatoire maatregelen en van abusieve toepassing van de wet op de bedrijfsorganisatie was daarmede dan ook geen sprake. Verwezen zij voorts naar het antwoord van de ondergetekende op 22 maart j.l. op vragen van hetzelfde Kamerlid, alsmede naar hetgeen de ondergetekende op 26 maart j.l. in de Eerste Kamer bij de behandeling van de begroting van algemene zaken (Handelingen blz. 272 e.v.) heeft uiteen gezet. Van de gemoeds- en gewetensbezwaren waarvan de vraagsteller gewag maakt, kan de juistheid niet worden erkend. Een beroep op de vrijheid van vereniging en vergadering is niet ter zake, aangezien deze grondwettelijke vrijheid bij deze aan- gelegenheid in het geheel niet in geding is. De grondwet zelf bevat sinds 1938 de grondslag van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, aan welke organisatie de Nederlandse wetgever in 1950 haar vorm heeft gegeven.

Er zouden naar aanleiding van de hierboven door de heer Schmelzer gegeven antwoorden verscheidene opmerkingen te maken zijn o.a. ook deze, dat het wel een zeer diep ingrijpen in de persoonlijke vrijheid is om landbouwers, die niet georganiseerd waren, tegen hun wil in te schakelen bij het Landbouwschap. Het „schap", waarvan het bestuur niet door de landbouwers wordt gekozen, maar dat aangewezen. Het „schap", dat van de vele miljoenen, die het van de landbouwers aan heffingen opeist, geen rekening en verantwoording aan hen schuldig is, zodat een vergelijking met een gemeente of waterschap, die bovendien historisch gegroeid zijn, helemaal niet opgaat. We komen hierop bij gelegenheid nog wel nader terug, thans zullen wij ons bepalen tot het weergeven van een gedeelte van een artikel in „De Telegraaf" van 15 juni 1.1. naar aanleiding van de antwoorden van de heer Schmelzer op de bovenvermelde vragen.

Na te hebben opgemerkt, dat men zich kan indenken, dat staatsse­ cretaris Drs. Schmelzer het niet aangenaam heeft gevonden, dat het Tweede Kamerlid van de S.G.P., Ir. C. N. van Dis, vragen gesteld heeft over het advies, dat een aantal hoge functionarissen van het Landbouwschap aan het bestuur dezer organisatie heeft uitgebracht en nog eens weergegeven te hebben wat in dit advies woordelijk werd geadviseerd, schreef de redactie vanvoornoemd dagblad woordelijk het volgende:

In antwoord op de vragen van Ir. van Dis, die de zin van deze adviezen zeer goed heeft samengevat, zegt de staatssecretaris dat hij de stukken niet wil publiceren en dat „inhoud en strekking er van door de vraagsteller overigens onjuist worden weergegeven". Zoals een ieder kan oordelen is deze mededeling pertinent onjuist. Het is wederom de vloek van de boze daad, dat de faites et gestes van het Landbouwschap nu zelfs een lid van de regering hebben gedwongen een grove onwaarheid te spreken.

Ook in het weekblad„Burgerrecht" van 22 juni j.l. werden soortgelijke opmerkingen gemaakt als in „De Telegraaf", hier op neerkomend, dat door Ir. van Dis wel degelijk het advies van de staffunctionarissen aan het bestuur van het Landbouwschap juist was vermeld.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juli 1963

De Banier | 8 Pagina's

De vragen in zake uitlatingen van staffunctionarissen Landbouwschap beantwoord

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juli 1963

De Banier | 8 Pagina's