Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het fluorideren van drinkwater Anti-vivisecte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het fluorideren van drinkwater Anti-vivisecte

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rede van Ir. van Dis

Enige tijd geleden hebben wij in „De Banier" al eens de aandacht gevestigd op de kwestie van het fluorideren van drinkwater, waartoe enkele gemeenten overgingen. Zelfs overgingen, voordat de proefneming, waartoe in de gemeenten Tiel en Culemborg in 1953 werd overgegaan, beëindigd was. Volgens de publicatie toch van de „Commissie Voorlichting Fluoridering Drinkwater", daterend van oktober 1961, kan het volle effect van het fluorideren pas goed beoordeeld worden nadat men er circa 15 jaar mede heeft geëxperimenteerd. Eerst omstreeks 1968 had men dus pas in andere gemeenten tot deze kunstbewerking mogen overgaan, indien althans de proefneming in Tiel en Culemborg alsdan aan de door de voorstanders gestelde verwachtingen zouden hebben voldaan en afgedacht van het ethische bezwaar dat wel degelijk tegen het fluorideren kan worden ingebracht. Dit werd echter niet gedaan. Op Goeree en Overflakkee werd reeds in 1962 tot fluoridering overgegaan, evenals in Rotterdam, Amersfoort, Groningen, Amsterdam, Velsen en enkele andere plaatsen. Hiertegenover staan echter ook gemeenten, welker besturen fluoridering van het drinkwater hebben afgewezen, zoals Apeldoorn, waar in mei 1963 een voorstel van B. en W. tot fluoridering door de gemeenteraad met 24 tegen 15 stemmen werd verworpen. De tegenstemmers baseerden hier hun standpunt hoofdzakelijk op de mening, dat er momenteel nog niet kan worden gezegd of fluoridering al dan niet schadelijk is voor de gezondheid. De gehele P.v.d.A.-fractie stemde er voor alsmede één der vijf liberale raadsleden, nadat de raad was voorgelicht door Prof. Winkler, voorstander, en Dr. de Vries, tegenstander van de fluoridering. In Den Haag was van de zijde van B. en W. voorheen reeds bezwaar tegen het fluorideren ingebracht. Naar de mening van dit college behoorde het gebruik van medicamenten en profylactica tot het terrein, waarop iedere burger in volledige vrijheid zelfstandig diende te beslissen. Volgens dit college stond dan ook de bestrijding van het tandbederf — hoe belangrijk ook — een aanslag op de persoonlijke vrijheid niet toe. Toen hiertegen vanuit de raad bezwaren werden ingebracht, werd een nadere bestudering toegezegd. Half maart 1963 nu werd door het college van B. en W. van Den Haag een interimnota aan de raad aangeboden, waaruit blijkt, dat nog geen definitief standpunt ingenomen was, daar het college eerst de technische aspecten van de kwestie nog nader wilde bestuderen. Voorts gaf men het voornemen te kennen ook eerst nog het advies van de gezondheidsraad te zullen inwinnen, terwijl men bovendien een aantal feitelijke aspecten, die aan het licht gekomen zijn, wenste voor te leggen aan het oordeel van de gemeenten, die Haags drinkwater betrekken. Van groot belang is echter wat in de interim-nota van dit college werd medegedeeld, namelijk dit, dat aangezien Den Haag tegenwoordig niet meer uitsluitend duinwater verbruikt, maar steeds meer water uit de Lek is gaan betrekken, het zeer wel mogelijk is, dat het drinkwater in Den Haag over tien jaar reeds zoveel fluoride zal bevatten, dat de thans toegestane concentratie van 1 milligram per liter zal worden overschreden. Men zou dan voor het schier onmogelijke feit worden gesteld om het teveel aan fluoride uit het drinkwater te verwijderen. In Den Haag is men dus voorlopig nog niet aan het fluorideren toe. Na deze inleiding laten wij thans de rede volgen, welke in de Tweede Kamer namens de S.G.P.-fractie bij de afdeling volksgezondheid In zake het fluorideren werd uitgesproken.

Ir. van Dis sprak als volgt:

Mijnheer de voorzitter. Ik wens mij bij deze afdeling van de begroting van sociale zaken en volksgezondheid voornamelijk te bepalen tot het maken van enige opmerkingen met betrekking tot het fluorideren van drinkwater. In de memorie van toelichting wordt dienaangaande door de minister medegedeeld, dat door zijn ambtsvoorganger met betrekking tot dit vraagstuk een commissie werd ingesteld, voorts dat deze commissie een voorlichtingsboekje uitgaf, voorzien van een voorwoord van de minister, waarin deze zich voor de fluoridering verklaarde. Het boekje, waarvan door de minister melding wordt gemaakt, is mij bekend. Het heeft een oranjekleurige omslag en het heeft als titel

„Meer fluor in drinkwater".

Bij het lezen er van wordt men al heel spoedig gewaar, dat het dient om de fluoridering van het drinkwater aan te bevelen en te bevorderen. Verscheidene gemeentebesturen besloten dan ook reeds tot deze bewerking over te gaan, waarvan er volgens de memorie van antwoord ook reeds een aantal vergunning hebben aangevraagd. Daarbij doet zich het wel zeer opmerkelijke verschijnsel voor, dat zowel de minister als de desbetreffende gemeentebesturen vooruitgelopen zijn op de resultaten van de proefneming, waartoe de gemeenten Tiel en Culemborg in 1953 zijn overgegaan. In het genoemde oranjekleurige boekje toch wordt op blz. 11 vermeld:

„Doordat voor het volledige effect van de fluoridering reeds tijdens de vorming van de tanden en kiezen het fluoride aanwezig zou moeten zijn, duurt het vele jaren voordat men een resultaat van de fluoridering mag verwachten. Immers, het glazuur van de melktanden en - kiezen wordt gedeeltelijk reeds tijdens de zwangerschap gevormd en dat van de blijvende tanden en kiezen vanaf de geboorte, terwijl de kinderen, waarbij men het effect van de fluoridering wil nagaan, 11— 15 jaar zijn. Hierdoor duurt een proef, waarbij men het volle effect van de waterfluoridering wil zien, ongeveer 15 jaar".

De voorstanders van de fluoridering verklaren dus zelf, dat er ongeveer een periode van

15 jaar

mee is gemoeid om het volle effect van de waterfluoridering te kunnen zien. Op grond hiervan, mevrouw de voorzitter, had men dus mogen verwachten, dat, zolang nog geen 15 jaar zijn verstreken, aan geen enkele gemeente vergunning zou zijn verleend tot fluoridering over te gaan. Men had hiermede tot 1968 moeten wachten. Dit heeft men echter niet gedaan. Reeds jaren voordat de proefnemingen in Tiel en Culemborg beëindigd zijn, werd ook in de gemeenten op Goeree en Overflakkee tot fluoridering overgegaan. De minister zal hiertegenover wellicht willen opmerken, dat er in Amerika reeds proeven waren genomen, die een gunstig effect bleken te hebben. Hij zou daartoe onder meer kunnen verwijzen naar blz. 11 van het

Oranje-boekje,

waar vermeld wordt, dat het resultaat van de proeven in Grand Rapids, Newburgh en Brantford juist is geweest als men had gehoopt en verondersteld; voorts, dat aldaar de kinderen, die na het begin van de waterfluoridering zijn geboren, 50 tot 60 pet. minder door tandbederf aangetaste tanden en kiezen vertonen dan vergelijkbare kinderen, die water zonder fluoride hebben gebruikt. Men zou zo zeggen: hiertegen valt niets in te brengen; het bewijs is in Amerika geleverd, dat waterfluoridering een allerprobaatst middel is om tandbederf tegen te gaan. Deze conclusie blijkt echter

zeer voorbarig

te zijn. Dat dit zo is, wordt ons ook al in hetzelfde Oranje-boekje medegedeeld, waarmede de opstellers van dit boekje zichzelf dus tegenspreken. Op blz. 13 toch verklaart de Commissie Voorlichting Fluoridering Drinkwater, dat op de Amerikaanse proefneming niet kon worden afgegaan. Woordelijk staat er:

„Er was bovendien toch enige grond voor twijfel; door de grote verschillen in de voeding (die het optreden van tandbederf bepaalt) en in het drinkwatergebruik (dit zal bepalen hoeveel fluoride men opneemt) tussen Amerika en Nederland, kon men er niet voldoende zeker van zijn, dat een waterfluoridering hetzelfde resultaat zou hebben. Daar men de zekere weg wilde bewandelen, werd tot het uitvoeren van een proef besloten". Hieruit blijkt alzo, mevrouw de voorzitter, dat de Commissie Voorlichting van oordeel was, dat het voor een algemene aanbeveling tot waterfluoridering nodig was, dat het

volstrekte bewijs

ter tafel lag, dat ook onder Nederlandse levensgewoonten de waterfluoridering voldoende effect had. Er is echter nog meer hierover te vermelden. De Commissie Voorlichting verklaart op blz. 14, dat het in Tiel en Culemborg uitgevoerde onderzoek naar het optreden van tandbederf heel wat nauwkeuriger lijkt dan veel soortgelijke onderzoekingen in Amerika. De commissie geeft hiermede dus te kennen, dat er op de in Amerika genomen proefnemingen heel wat aan te merken is; zij waren lang niet nauwkeurig genoeg. Gezien deze verklaringen, is het toch wel zeer voorbarig geweest van de minister, voordat de proefnemingen in Tiel en Culemborg ten einde waren, in het voorwoord van het desbetreffende boekje zich vóór de fluoridering van drinkwater te verklaren. Afgedacht nog van een gewichtig argument, dat tegen de waterfluoridering pleit, had van hem als

verantwoordelijk minister

toch mogen worden verwacht, dat hij zich had onthouden van het uitspreken van een oordeel over de fluoridering, zolang de gestelde proeftijd van omstreeks 15 jaar niet is verstreken. Al even voorbarig is het van de gemeenten op Goeree en Overflakkee geweest, zes jaar voor het beëindigen van de proeven te Tiel en Culemborg tot fluoridering over te gaan. Het komt ons voor, dat de besturen van deze gemeenten zich hebben laten overrompelen door de vurige voorstanders van de waterfluoridering, die men in allerlei kringen aantreft, zelfs onder de tandartsen en niet te vergeten

in de top

van het departement van sociale zaken en volksgezondheid. Zij hadden echter eerst de resultaten van de proefneming te Tiel en Culemborg behoren af te wachten. Dit geldt evenzeer van de Nederlandse maatschappij tot bevordering der tandheelkunde, die vol­ gens blz. 17 van het Oranje-boekje in 1960 het vraagstuk van de fluoridering van drinkwater op haar ledencongres heeft behandeld en o.m. tot de conclusie kwam, dat de ervaringen, in Nederland bij cle proefnemingen met de fluoridering van het drinkwater opgedaan, geheel in overeenstemming waren met de ervaringen, die in

Amerika

en in andere landen zijn opgedaan. Bedenkt men nu, dat deze uitspraak in 1960 werd gedaan, terwijl de commissie voorlichting in haar boekje van oktober 1961 verklaarde, dat de proefnemingen in Amerika mank gingen aan nauwkeurigheid, dan rijzen er bij die conclusie van het ledencongres der genoemde maatschappij toch wel vragen, die tot nadenken stemmen. Er zit echter nog een geheel andere kant aan deze kwestie, een kant, waarover maar al te luchtig wordt heengestapt, wat ook door de minister is gedaan. In het bedoelde voorwoord wordt door hem namelijk een vraag gesteld, waarin tevens het antwoord besloten ligt. Dit komt hierop neer, dat er in redelijke zin geen bezwaar tegen kan worden gemaakt, de werking van een reeds in het drinkwater aanwezig element te versterken door er een geringe uitbreiding aan te geven, wanneer deze toevoeging in de strijd tot het voorkomen van tandbederf van uitnemend gewicht blijkt te zijn. Tegen deze redenering, mevrouw de voorzitter, bestaat bij ons en velen van ons volk — hun aantal neemt de laatste tijd zeer sterk toe —

zeer ernstige principiële bezwaren,

afgedacht nog van medische bezwaren, waarop wij thans niet zullen ingaan. Dit principiële bezwaar komt hierop neer, dat de overheid niet het recht heeft om te dwingen water te gebruiken, waaraan een medicament is toegevoegd. Terecht merkte Mr. van der Meulen, burgemeester van Leeuwarden, n.a.v. deze dwangmaatregel in 1961 op, dat massale medicatie in verband met tandcaries, die geen besmettelijke ziekte is, door velen wordt gezien als een symptoom van de politiestaat.

Mr. Kappeijne van de Coppello

was al van hetzelfde gevoelen. Hij verklaarde in december 1961 in een vergadering van het Genootschap voor de Rechtsstaat, dat de overheid op deze wijze de rechten van anderen geweld aandoet. Alleen reeds vanwege dit bezwaar moeten wij ons dan ook ten sterkste tegen de fluoridering van het drinkwater verzetten. Het geeft ook wel te denken, dat het aantal dergenen, die ernstige bezwaren tegen de fluoridering hebben, zozeer is gestegen, dat onlangs kon worden overgegaan tot de oprichting van een

vereniging tot bescherming van het drinkwater,

waarvan het bestuur o.m. wordt gevormd door de zoeven genoemde Mr. Kappeijne van de Coppello, Mr. Glasz, die respectievelijk voorzitter en secretaris van deze vereniging zijn, en Jhr. Storm van 's-Gravesande, dit is, let wel, de directeur van de intercommunale waterlei­ ding te Leeuwarden. Hieruit blijkt, ^at ook al directeuren van waterleidingbedrijven overwegende bezwaren tegen de fluoridering hebben. Dit is trouwens in 1956 reeds gebleken in Amerika, waar men de fluoridering het eerst in toepassing bracht. Van

Dr. Jansma,

tandarts te Hilversum, verscheen dit jaar in het orgaan „Medisch Contact" een artikel, waarin een aantal belangrijke bezwaren tegen fluoridering van het drinkwater naar voren werden gebracht. Hij deelde daarin onder meer mede, dat in Amerika inmiddels reeds

61 waterleidingbedrijven

op medische en op technische gronden de fluoridering beëindigden. Ook

Dr. Ernsting,

zenuwarts te Ermelo, wees hierop enige maanden geleden in een ingezonden artikel in het „Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde". Voorts deelde deze arts mede, dat New York het fluorideringssysteem van meet af aan had verworpen. In andere landen, waar men met proeven was begonnen, is men er ook van terug gekomen. Zo heeft het Hoge Administratieve Gerechtshof in Zweden de proeven als onwettig doen stoppen. Dit hof constateerde tevens, dat gevaren voor de

gezondheid

niet buitengesloten zijn. Ook is in andere Europese landen de tegenstand van de kant der bevolking tegen de fluoridering niet gering. Zo bestaat er in Engeland een organisatie voor zuiver drinkwater, die dit jaar een actie heeft ontketend tegen de toevoeging van fluoride aan het drinkwater. In een artikel in het Britse blad „Observer" bracht deze organisatie onder meer naar voren, dat het verplicht consumeren van fluoride-houdend water indruist tegen de beginselen van de menselijke

vrijheid.

Als voornaamste bezwaar werd voorts aangevoerd, - dat niemand het recht heeft iedereen een geneesmiddel toe te dienen, dat slechts voor een deel van de mensheid nuttig kan zijn. Vervolgens kwamen ook uit Zwitserland stemmen tegen de fluoridering op. Toonaangevende autoriteiten van de universiteit van de stad en- het kanton Bern, alsmede de Bazelse hoogleraar in de farmacologie

Dr. K. Bwcher

hebben zich volgens de „Schweizerische Beobachter" van 31 maart 1961 tegen deze openbare maatregel uitgesproken. Zo zouden wij kunnen doorgaan met het noemen van namen van personen, die beslist afwijzend staan tegenover de fluoridering van het drinkwater, waarvan volgens Dr. Ernsting uit proeven in Engeland is gebleken, dat het tegengaan van tandbederf reeds op

15-jarige leeftijd

was teniet gedaan, terwijl het uitstel te Tiel en Culemborg slechts twee jaar bleek te duren en het aanvankelijk uitstel door een des te sneller verval van het gebit werd gevolgd. Mevrouw de voorzitter! Ik zal het hierbij laten en besluiten met er bij de minister ten sterkste op aan te dringen, het voorbeeld van Zweden te volgen en de fluoridering van het drinkwater te doen stoppen.

In zijn beantwoording was de minister maar zeer kort. Op de kwestie van de voortaarigheid ging hij met geen woord in. Hij verklaarde met grote belangstelling te hebben geluisterd, maar daarin geen nieuwe argumenten tegen fluoridering van drinkwater te hebben aangetroffen. Hij was derhalve niet tot een ander standpunt gekomen en meende daarom te kunnen volstaan met wat hij over dit vraagstuk al eerder had geschreven en gezegd. Naar aanleiding van dit antwoord hield Ir. van Dis de navolgende

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1963

De Banier | 8 Pagina's

Het fluorideren van drinkwater Anti-vivisecte

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1963

De Banier | 8 Pagina's