Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De brochure van de heer Voortman

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De brochure van de heer Voortman

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

II'

Om meer dan één reden kon de heer Voortman er niet toe overgaan om te voldoen aan de hem door de direkteur van de Provinciale Gezondsheidsdienst voor dieren in Gelderland gesteldte eis zich schriftelijk bij deze Dienst aan te melden. Ten eerste had hem de uitlating van voornoemde direkteur, dat hij met Recht niets te maken had, diep geschokt. Ten tweede bleek hem na onderzoek van de wet, dat deze niet voorschreef dat men zich bij deze Dienst moest aansluiten. Ten derde kon men hem niet tonen de Statuten van deze Dienst, waarvan in de wet wel melding werd gemaakt. De wet verwees hem zelfs naar door de Minister „goedgekeurde Stahiten". Daar ook andere veehouders, die üd waren van de Coöperatieve Zuivelfabriek te Eefde, een circulaire hadden ontvangen, waarin werd meegedeeld dat zij zich schriftelijk bij de Gezondheidsdienst moesten aanmelden, begaven zij zich met de heer Voortman naar de direkteur dezer fabriek om inzage der Statuten te verkrijgen. Deze direkteur was echter niet in staat om hun de verlangde inzage te verstrekken.

Na deze ervaring nam één der veehouders, namelijk de heer B. Dijkerman te Eefde, het op zich persoonlijk naar Rozendaal bij Arnhem te gaan, alwaar zich het kantoor van de Gezondheidsdienst bevindt. Daar aangekomen, verzocht de heer Dijkerr^ian ook hier om inzage der Statuten, waarin vermeld zou staan, dat veehouders voor aansluiting bij de Prov. Gezondheidsdienst een schriftelijk ondertekende aanvrage bij het bestuur van deze Dienst moesten indienen. De heer Dijkerman kreeg echter geen Statuten te zien! Er werd hem gezegd, dat deze op de helling stonden en dat hij er toch niets aan zou hebben, daar de statuten regelmatig veranderd werden! - , , Ten einde raad riepen de voornoemde veehouders toen de hulp in van een advokaat. Deze kreeg bij correspondentie van de juridische adviseur van de Gezondheidsdienst ten antwoord, dat de heer Voortman in ge­ breke was gebleven met de formele aanmelding bij de Gezondheidsdienst en dat door hem nadrukkelijk geweigerd was de voorgeschreven meldingskaart te tekenen. Bovendien werd meegedeeld, dat elk verder gesprek mei de heer Voortman onmogelijk zou zijn, zo lang niet aan de officiële meldingsplicht was voldaan. Zelfs werd daarbij ook nog vermeld, dat de heer Voortman ook geen vee meer mocht houden en voor geen enkele premie in aanmerking zou komen. Ja, dezejuridische adviseur ging nog verder. Hij begon in zijn briefte dreigen met het laten opmaken van proces-verbaal wegens overtreding van art. 4 der wet en met het in beslag laten nemen van het vee door de Officier van Justitie.

Dit alles vond plaats terwijl de heer Voortm.an wel bij de Gezondheidsdienst was aangesloten, wat daaruit blijkt, dat zijn vee in de tijd van voornoemde correspondentie juist op tuberculose door deze Dienst was onderzocht! De hele herrie ging dus slechts daarom, dat de heer Voortman om genoemde redenen wegerde zich schriftelijk aan te melden.

Dit hele optreden lijkt als twee druppels water op dat uit de dertiger jaren toen ook van de boeren geëist werd een stuk te tekenen waarin zij verklaarden zich te zullen onderwerpen aan de genomen en alle nog te nemen maatregelen in verband met de landbouwcrisis wetten. Bij vele boe ren, onder wie er ook niet weinigen waren, die óf lid der S.G.P. waren of die met haar sympathiseerden, stuitte deze eis destijds op sterk verzet. Wij herinneren ons nog de heer Geurts uit Barneveld, die pertinent weigerde een verklaring te tekenen, waarin hij zich bij voorbaat aan alle nog te nemen maatregelen onderwierp, zonder te weten dus wat die maatregelen inhielden. Ook hij hield voet bij stuk, wat tengevolge had, dat er koeien bij hem werden weggehaald.

pe heer Voortman liet zich echter door de dreigementen van de zijde van de Gezondheidsdienst niet van de wijs brengen. Het schermen met de Justitie en, het bitse afwijzen om eens verder te praten, leek hem echt hitieriaans. Voorts was het hem wel bekend, dat er vee in beslag genomen was van boeren, die jgewetensbezwaar hadden tegen het zich aansluiten, omdat zij hun vee niet door de Gezondheidsdienst op tbc wilden laten onderzoeken, maar niet van boeren zoals hij, die dat gewetensbezwaar niet deelden en derhalve tegen het tbc onderzoek geen bezwaar hadden en dit dan ook door de Gezondheidsdienst lieten doen. De juridische adviseur dreef het echter in een brief van 24 febr. 1953 zó ver, dat hij de advokaat van de heer Voortman liet weten, dat al zou diens vee door de Gezondheidsdienst zijn onderzocht, dit onderzoek toch niet kon worden erkend, omdat nog geen schriftelijke aanmelding had plaats gehad! Hoe onrechtvaardig door de Gezondhddsdienst werd gehandeld kan voorts blijken uit het feit, door de heer Voortman in zijn brochure meegedeeld, dat er namelijk op andere plaatsen in de provincie Gelderland nog honderden veehouders waren, die allen weigerden te tekenen, doch bij wie de Gezondheidsdienst gewoon doorging met het onderzoek van hun vee op tbc en dit ook werd erkend. Hier werd dus kermelijk met twee maten gemeten. Als men rechtvaardig tewerk zou zijn gegaan, had men tot al die andere boeren dezelfde dreigementen moeten richten of men had de heer Voortman ni^ verder moeten lastig vallen. Uit het vervolg dezer zaak bleek echter wel duidelijk, dat het geval van de heer Voortman diende om al die andere boeren schrik aan te jagen en hen zo tot tekenen en zich aanmelden te dwingen.

Het duurde dan ook niet zo lang of per brief van 25 maart 1953 werd door de juridische adviseur te kennen gegeven, dat de zaak zou worden doorgegeven aan de Officier van Justitie. Per brief van 2 juli 1953 kwam het bericht, dat de stukken inzake Voortman definitief in handen van Politie en Justitie waren gesteld. Dit had tot gevolg, dat de heer Voortman op 14 juli 1953 bezoek kreeg van een vertegenwoordiger van de Politie. Over de indroevige ervaring, daarmede opgedaan, D.V. eenvolgende maal.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juli 1964

De Banier | 8 Pagina's

De brochure van de heer Voortman

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juli 1964

De Banier | 8 Pagina's