Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De beginselen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beginselen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

der Stootkundig Gereformeerde Partij

38.

Artikel 1 van hef beginselprogram der S.G.P.

Wij hebben er op gewezen dat prof. Anema van de Vrije Universiteit en zijn discipel Mr. Verplanke beide volgens antirevolutionair beginsel van oordeel zijn, dat de overheid geen absolute bevoegdheid heeft tot handhaving van Gods Wet, maar zich moet laten leiden door het publiekreehtelijk criterium van het algemeen belang. Met andere woorden gezegd: de overheid mag zich volgens voornoemd beginsel niet mengen in de verhouding tussen God en mens, zij heeft zich alleen maar bezig te houden met de rechtsorde onder de mensen. In wat voorafging werd reeds aangetoond wat van zulk een beginsel de consequenties zijn. Onder meer mag de mens vrijelijk in het openbaar God lasteren, de overheid mag dit als zodanig niet straffen. Wil zij iets doen dan kan zij alleen straffend optreden tegen het schenden van de publieke rechtsorde, wat geschiedt door het krenken van de godsdienstige gevoelens der mensen.

Nu zou men wellicht kunnen gaan denken, dat het voornoemde door prof. Anema en Mr. Verplanke naar voren gebrachte, antirevolutionaire beginsel een uitvinding is van de rechtsgeleerden van de V.U., maar dan zou men het mis hebben. Dat beginsel is namelijk ook al weer eeuwen oud. Het waren de aartsvijanden van Calvijn, die hem hetzelfde boorde voeten wierpen namelijk dat de overheid zich slechts had in te laten met de rechtsorde onder de mensen. Ten bewijze moge dienen wat Calvijn hierover schreef in zijn "Institutie", boek IV, hoofdstuk XX, par. 9. Daar lezen wij o.m. het volgende: "Hierom worden ook de koningen in de Schrift het meest geprezen, omdat zij de vervallen of verstoorde dienst van God hersteld hebben, of bezorgd zijn geweest, dat de godsdienst onder hunne regering zuiver en ongeschonden bloeien mocht. Daarentegen stelt de gewijde geschiedenis onder de verkeerdheden ener onbehoorlijke regering, dat er geen koning was in Israël en iedereen dus deed naar eigen willekeur (Richt. 21: 25). Waarmede de dwaasheid wederlegd wordt van degenen, die wel zouden willen, dat de overheid, met terzijdestelling van God en Zijn dienst, zich alleen met de rechtsbedeling onder de mensen bemoeide. Alsof God in Zijn Naam regenten had aangesteld om aardse geschillen te beslissen en achtergelaten had hetgeen van veel meer gewicht was te weten dat Hij zuiver, naar het voorschrift van Zijn Wet, zou worden gediend".

Hoewel wij een deel van het hier geciteerde uit de Institutie al eens eerder hebben aangehaald, meenden wij het toch nog eens te moeten weergeven in verband met wat prof. Anema en Mr Verplanke als antirevolutionair beginsel ten beste hebben gegeven. Volgens wat Calvijn hier schreef komt het er toch op neer, dat de beide genoemde heren een grote dwaasheid hebben verkondigd door de stelling te poneren, dat de overheid zich alleen met de rechtsbedeling onder de mensen dient te bemoeien. Voorts blijkt er uit dat prof. Anema en Mr. Verplanke met hun stelling zich hebben geschaard bij hen, die tot de tegenstanders van Calvijn behoorden. Zij hebben hiermede blijk gegeven wel verre van stoere calvinisten, echte neo-calvinisten te zijn. Hun neo-calvinistisch standpunt, dat ook door de A.R.P. wordt voorgestaan, staat diametraal tegenover het oude gereformeerde standpunt. Hierbij is niet van een gradueel verschil sprake, maar van een principieel verschil, waarbij het ene onverzoenlijk tegenover het andere staat.

Men moge nu van antirevolutionaire zijde al aanvoeren, dat het de gereformeerde vaderen inzake artikel 36 aan het rechte licht des Heiligen Geestes ontbroken heeft en dat zij in dat £u: tikel een leer hebben geleerd, die tegen Gods Woord indruist, maar het bewijs daarvoor hebben zij nimmer geleverd. Keer op keer komt het tegendeel aan de dag. Telkens komt het aan het licht, dat Dr. Kuyper en zijn geestverwanten bij de Libertijnen ter schole zijn gegaan en bij hen veel van hun leer en wijsheid hebben opgedaan. Herhaaldelijk komen de neo-gereformeerden ter verdediging van hun gevoelens met argumenten aandragen, waarmede de Libertijnen Calvijn ook al bestreden hebben en welke door hem op geheel schriftuurlijke gronden weerlegd zijn, zodat wij geen woord te veel schrijven als wij vaststellen, dat niet de oude gereformeerden, maar de neogereformeerden de onschriftuurlijken zijn en dat het een onwaar en vals getuigenis is als van de zijde der neo-gereformeerden - zoals dit door de deputaten van de Synode der Gereformeerde Kerken in 1905 in hun rapport werd gedaan - hun neo-gereformeerde opvattingen als een werk en openbaring des Heiligen Geestes wilden aangemerkt hebben. Men _ moge hierbij al uit het antire­

volutionaire en neo-gereformeerde kamp in het midden brengen, dat het oude artikel 36 nog van een roomse zuurdesem doortrokken is, de waarheid logenstraft die bewering. Nimmer toch hebben de gereformeerde vaderen zich op enige pauselijke encycliek beroepen maar steeds hun gevoelens op Gods Woord gegrondvest. Ook heeft Calvijn genoegzaam het bewijs geleverd, dat hij, afgedacht van de eigenlijke dogmatische geschilpunten zoals mis, biecht, heiligenverering enz., wel degelijk zich van de roomse gevoelens heeft losgemaakt. We denken hierbij o.m. aan het standpunt tegenover het door Rome voorgestane renteverbod, alsmede dat te­ genover de handel, welke door Calvijn alleszins geoorloofd werd geacht, ook al werden de producten zonder dat er verdere arbeid aan was verricht, doorverkocht. Neen, het is van welke kant men het ook beziet, een grove onwaarheid om te beweren, dat Calvijn in zijn leer over het ambt der overheid met betrekking tot kerk en godsdienst, nog te veel van de roomse zuurdesem doortrokken was. Veeleer kan worden gesteld, dat men in de gelederen der antirevolutionairen en neo-gereformeerden de beginselen der Libertijnen en Vrijgeesten is toegevallen. Het is toch geheel naar het hart der Libertijnen en de voormannen der Revolutie gesproken, als de A.R. krachtens beginsel voorstaan, dat ieder de vrijheid moet hebben niet slechts om in zijn gevoelens het ongeloof voor te staan, maar ook om die gevoelens in het openbaar te uiten, dus om propaganda te maken voor on- en bijgeloof. Dat dit werkelijk zo is, is destijds nadrukkelijk uitgesproken door zeer vooraanstaande mannen der A.R.P. Deze toch hebben, evenals dit vam Christdijk-Historische zijde werd gedaan, destijds betoogd, dat de déisten, pantheïsten en atheïsten vrijelijk hun Godonterende theorieën mogen propageren. Het was o.m. het A.R. Eerste Kamerlid de heer Idenburg, die dit in navolging van het C.H. Kamerlid prof. Slotemaker de Bruine in de Eerste Kamer heeft verklaard, terwijl de antirevolutionaire minister van Justitie, Mr. Heemskerk, hen daarin geheel en al bijviel. Het behoeft geen nader betoog, dat dit pleidooi van de antirevolutionairen en christelijk-historischenlijnrecht ingaat tegen het oude artikel 36, dat eist, dat de overheid alle godslasterlijke propaganda zal verbieden. Ware die propaganda door de zich christelijk noemende coalitie regeringen verboden, hoe gans anders zou het er thans in ons land uitzien en als ook in de andere landen die propaganda krachtig de kop was ingedrukt hoe zou het er dan in de wereld geheel anders uitzien. Hadden de overheden zich overeenkomstig het onverminkte artikel 36 der aloude Ned. Geloofsbelijdenis gedragen en hun bestuur dienovereenkomstig naar Gods Woord en Wet ingericht, welk een gans andere aanblik zou de wereld ons thans bieden ook op zedelijk gebied. Mr. Groen van Prinsterer stond dit in tegenstelling met de antirevolutionaire en christelijk-historische leidslieden, die hem zijn opgevolgd, voor. Daarvan getuigt een . uitspraak van hem in zijn werk: "Verspreide geschriften", welke aldus luidt: "De vrije werking van de geest behoeft, evenmin als de vrije omloop van het bloed, gewaarborgd te worden. Zo het de belijdenis van alle, ook van de meest verderfelijke dwaalbegrippen beschermt, het prediken van onzedelijkheid en godverloochening behoort geen algemene vrijbrief te hebben".

Het behoeft geen nader betoog, dat Mr. Groen van Prinsterer hier een gans ander geluid laat horen dan de zoeven genoemde antirevolutionaire en christelijk-historische leidslieden, die lijnrecht tegen artikel 36 ingingen. De gevolgen van het verwerpen van de oude gereformeerde beginselen, zoals die onder meer te Geneve tijdens Calvijn in praktijk werden gebracht, zijn dan ook allerwege openbaar. Men heeft toegelaten, dat ongestraft en ongestoord allerlei wind van leer gezaaid kon worden. Wat wonder, dat wij thans de storm oogsten! Nimmer zouden Rome, de revolutie, het socialisme en het communisme zo zeer het hoofd kunnen opsteken.als heden ten dage in ons land het geval is, wanneer het oude artikel 36 gehandhaafd en nageleefd was gewor­ den. Juist die verzaking van haar plicht door de overheid om als dienaresse Gods van het publieke terrein alles te weren wat tegen Gods Wet regelrecht ingaat, heeft ons land in een groot verval gebracht. Onder de naam van vrijheid is en wordt daarbij niets dan losbandigheid gediend, onder de leuze: "gelijk recht voor allen", een leuze die bij de antirevolutionairen als een uitzonderlijk prachtig beginsel geldt, wordt Gods recht met voeten getreden! Het is smartelijk te moeten constateren, dat die zogenaamde vrijheid naar de zin en de wil van een zeer groot deel van ons volk is, en niet minder smarte- Ujk te moeten aannemen, dat degenen, die zich zo gaarne "wij Calvinisten" noemen, met hun neo-gereformeerde leringen de zo jammerlijke stand van zaken in ons land mede hebben bevorderd en nogsteeds helpen bevorderen door zich beslist en uitdrukkelijk tegen het onverminkte artikel 36 te stellen. Ja, het is wel in het bijzonder pijnlijk, dat ook zij, die zich naar Calvijn noemen, met hun neo-gereformeerde theorieën hem verloochend hebben en nog verloochenen door vierkant tegen hem in te gaan.

Het is niet minder pijnlijk, dat zij zelfs niet er voor zijn teruggedeinsd om de meest vreesaanjagende schrikbeelden op te roepen om daarmede van het onverminkte artikel 36 maar. een zo zwart mogelijke voorstelling te geven. Men deed het toch bij wijze van spreken voorkomen alsof bij het in de praktijk brengen van het oude artikel 36 de ene brandstapel na de andere en schavot bij schavot zouden verrijzen doordat er een politie-staat zou ontstaan zoals die onder HiÜer bestaan heeft en thans in de communistische landen nog bestaat. Wij wezen er in wat vooraf ging reeds op, dat, vooral Dr. Kuyper er een handje van had om dergelijke schrikbeelden op te roepen, waartegen destijds prof. S. van Velzen zo krachtig is opgekomen. Het is dan ook een door en door valse voorstelling van zaken om het te doen voorkomen alsof bij naleving van artikel 3'6 de overheden zich zouden hebben te gedragen als rechte kettermeesters, als ware inquisiteurs, die, belust op bloedbaden, ieder ter dood zouden moeten brengen, die ook maar een duimbreed van de ware religie afwijkt, zodat men een voUedige herleving van de inquisitie zou krijgen.

Niets is echter minder waar dan dat. Onze gereformeerde vaderen hebben de inquisitie van Rome steeds ten. sterkste veroordeeld, bestreden en verafschuwd. Zij hebben nimmer willen weten van een ketterjacht, zoals Rome die in haar inquisitie bedreven heeft. Zij hebben daarentegen de vrijheid van consciëntie voorgestaan en mede daarvoor de strijd tegen Spanje en Rome aangebonden en gestreden. Ook hebben zij krachtens hun beginsel van overheidswege nimmer een onderzoek ingesteld willen zien naar iemands persoonlijk consciëntie-overtuiging, gelijk dit ook erkend werd door de liberale historieschrijver Fruin, zoa, Is blijkt uit één zijner geschriften, dat als titel heeft: "De Nederlandse Beroerten in de 16e eeuw, uit een katholiek oogpunt beschouwd" Het is derhalve een door en door valse voorstelling wanneer beweerd wordt, dat onze gereformeerde voorouders voorstanders waren van het toepassen van maatregelen, welke aan de inquisitie doen denken. Integendeel zijn zij juist steeds opgekomen voor de vrijheid der consciëntie en hebben zich er immer ten sterkste tegen verzet, dat van overheidswege een onderzoek naar de consciëntie-overtuiging werd ingesteld, zoals de inquisitie mede door middel van spionnen zulks deed en zoals thans o.m. in Rusland ten aanzien van iemands politieke overtuiging gebeurt. Eerst dan, als in het openbaar iemand zijn godslasterlijke theorieën verkondigde en met onheilige taal of gedrag zich tegen Christus' kerk en zaak verhief, achtten zij het de plicht der overheid daartegen met de haar ten dienste staande middelen op te treden, gelijk ook de vermaarde U-trechtse hoogleraar Voetius schreef, dat het uitroeien of doden der ketters geen geloofsartikel van de kerk der Reformatie is, hoewel dezelfde hoogleraar zich toch volkomen achter het oude onverkorte artikel 36 stelde, en derhalve beleed, dat het de roeping der overheid is om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valse godsdienst en het rijk van de antichrist te gronde te werpen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 augustus 1964

De Banier | 8 Pagina's

De beginselen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 augustus 1964

De Banier | 8 Pagina's