De rondvraag in de raadsvergaderingen
Het woord rondvraag betekent: omvraag: vraag aan het einde van een vergadering aan alle leden op de beurt af of zij nog iets in het midden te brengen hebben.
Het ziet er naar uit, dat de rondvraagkwestie weer actueel gaat worden voor de raadsvergaderingen. De raad der gemeente Klundert besloot onlangs, ondanks het afwijzende standpunt van burgemeester en wethouders, de mondelinge rondvraag weer in te stellen nadat deze enkele jaren geleden was afgeschaft. Diverse raden hebben in de afgelopen jaren het reglement van orde voor de raadsvergaderingen zodanig gewijzigd, dat het voor de raadsleden niet meer mogelijk was om mondelinge vragen van allerlei aard te stellen. Op deze mondeünge vragen werd dan door het college van burgemeester en wethouders bij monde van de voorzitter of van één der wethouders veelal direct een antwoord gegeven. In vele, ook kleine gemeenten, is het thans zodanig geregeld dat bijv. tweemaal 24 uren vóór de raadsvergaderingen de vragen schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders ingediend moeten zijn.
Het voordeel hiervan is, dat zowel de vraagsteller als het college dat deze vraag moet beantwoorden, rustig vraag respectievelijk antwoord kan formuleren en daaromtrent de nodige informaties inwinnen. De vragen en gegeven antwoorden worden vervolgens in de raadsvergadering voorgelezen terwijl de vraagsteller meestal in het kort in de gelegenheid wordt gesteld nader op het antwoord in te gaan. Deze gang van zaken is derhalve wat strenger gereglementeerd dan wanneer tijdens de raadsvergadering vragen worden gesteld. Het kan niet ontkend worden, dat, wanneer althans de voorzitter de teugels iets te vrij laat gaan, deze mondelinge rondvraag tot een gezellig , , onderonsje" of tot een gevaarlijk steekspel kan ontaarden.
Beide gevolgen zijn schadelijk voor het decorum van een raadsvergadering.
Een tweede eigenaardigheid van de mondelinge rondvraag is, dat over allerlei onderwerpen aan het college van burgemeester en wethouders vragen worden gesteld. De antwoorden op die vragen moeten geïmproviseerd worden, omdat bedoeld college onvoorbereid is, of er wordt, om de vraag zo spoedig mogelijk naar het rijk der vergetelheid te doen verhuizen, geantwoord dat de zaak nader bezien zal worden. Het blijft dan bij bezien.
Nu is het in veel gemeenten na de afscheiffing van de mondelinge rondvraag gebleken dat van de mogelijkheid tot schriftelijke vraagstelling slechts spaarzamelijk gebruik wordt gemaakt, terwijl voorheen de mondelinge rondvraag nog al het één en ander opleverde. Hieruit kan geconcludeerd worden, dat de raadsleden het niet nodig achten over onderwerpen, die zij vroeger ongetwijfeld bij de mondelinge rondvraag aan de orde zouden gesteld hebben, een schriftelijke vraag te stellen. De importantie van de vragen is dus niet groot. Bovendien, men kan het uit de in de pers opgenomen raadsverslagen toch ook opmaken, dat de vragen zich in hoofdzaak beperken tot de openbare werken; bijvoorbeeld: een putje in een straat; een kapotte lamp in een verlichtingsmast; het onderhoud van een plantsoentje, e.d.
Daarbij komt, dat de praktijk dikwijls aantoont dat raadsleden, die over andere belangrijke, op de agenda voorkomende onderwerpen weinig of geen stof tot spreken hebben, bij de rondvraag een plotselinge activiteit aan de dag leggen. Zij zien ads het ware maar één punt op de agenda staan waar zij zo spoedig mogelijk naar toe wensen te werken. De achtergrond hiervan is soms niet moeilijk te raden. Immers, welk raadslid mag zich in de grootste populariteit verheugen? Het is toch degene, die in een openbare raadsvergadering eens een zaak- (je) aan de orde stelt van een inwoner der gemeente die om één of andere reden bij het college van burgemeester en wethouders geen gehoor kreeg. Het raadslid in kwestie beseft echter niet dat hij door het stellen van allerlei onbenullige vragen zijn standing als vertegenwoordiger van een wettelijk bestuursorgaan verlaagt tot een gedegenereerd lid daarvan. Ook het praktisch nut van deze vragen is soms zeer minimaal. Want indien een bepaald werk zou moeten geschieden, dan is het toch verstandiger dit met de burgemeester, een wethouder of de directeur van gemeentewerken te bespreken.
De uitvoering van zo'n werk geschiedt dan sneller. Nu wacht de vraagsteller eerst een raadsvergadering af en aangezien per jaar 10 a 12 raadsvergaderingen worden gehouden, is het duidelijk dat de zaak nodeloos wordt vertraagd.
Voor het stellen van vragen die belangrijk zijn en het beleid van het college van burgemeester en wethouders raken, biedt de gemeentewet andere waarborgen.
In artikel 48 is bepaald dat, behoudens de in acht te nemen bepalingen van het reglement van orde, de raad steeds over andere zaken kan beraadslagen dan die op de agenda voorkomen.
Voorts bepaalt artikel 216 van de gemeentewet dat de leden van het college van burgemeester en wethouders ieder afzonderlijk en tezamen, voor het door het college gevoerd bestuur van de huishouding der gemeente, aan de raad verantwoording schuldig zijn en hem — de raad — te dien aanzien alle verlangde inlichtingen moeten geven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 december 1964
De Banier | 8 Pagina's