Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De beginselen der Sfaafkundig Gereformeerde Partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beginselen der Sfaafkundig Gereformeerde Partij

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Artikel 3 van het beginselprogram der S.G.P.

Hotman over het recht van opstand

Van de geestverwanten van Calvijn, die met betrekking tot de vraag of het een volk geoorloofd is tegen zijn vorst op te staan en hem zo nodig af te zweren, hebben voortgebouwd op wat de hervormer van Geneve dienaangaande reeds naar voren had gebracht, noemden wij als eerste Frans Hotman, die op 23 augustus 1524 te Parijs het levenslicht zag. Hij was een beroemd rechtsgeleerde en letterkundige, die reeds op 28-jarigeleeftijd hoogleraar was in het Romeins recht aan de hogeschool te Parijs.

Daar hij de Reformatie van harte was toegedaan, zag hij zich al spoedig genoodzaakt deze stad te verlaten. Hij ging eerst na£ir Lyon, daarna naar Zwitserland, waar hij op aanbeveling van Franse calvinisten tot hoogleraar in de letteren te Lausanne werd benoemd. Calvijn, die vijftien jaar ouder was dan Hotman, kende hem zeer goed. Door toedoen van eerstgenoemde kreeg hij zelfs een aanstelling tot hoogleraar in het burgerlijk recht te Straatsburg. Uit één en ander blijkt wel, dat Hotman tenvolle instemde met de door Calvijn voorgestane leer en beginselen. Hij stond dan ook in voortdurend kontakt met Calvijn en Beza, terwijl hij zich ook ter beschikking stelde van de koning van Navarre en van één der voorname aanvoerders der Hugenoten: Condé.

Tijdens zijn verblijf te Bourgèsbereikte hem in 1572 het vreselijke bericht van de Parij se bloedbruiloft. Dit greep hem geweldig aan. Het vervulde zijn ziel met diepe smart, wat blijkt uit een brief, die hij in oktober 1572 schreef aan Bullinger, waarin deze passage voorkomt:

, , A1 wat ik u kan zeggen, is, dat vijftig duizend personen in Frankrijk in de tijd van acht of tien dagen zijn vermoord. Wie ernogvan de christenen over zijn, dwalen 's nachts in de bossen; de wüde beesten zullen, naar ik hoop, voor hen barmhartiger zijn dan de monsters in menselijke gedaante. Mijn tranen beletten mij meer te schrijven. Gedenk mijner in uwe gebeden".

Het was deze gruwelijke massamoord, waaraan koning Karel IX zelf persoonlijk aandeel had gehad door uit een venster op argeloze burgers te schieten en in staatsie naar de kerk te trekken om God te danken voor de overwinning op de vijanden van het geloof behaald, die Hotman er toe bewoog om des konings euvel daden aan de kaak te stellen en het volk inzake het absolute koningschap tot andere gedachten te brengen. Hij liet daartoe een drietal geschriften het licht zien, waarvan het voornaamste in 1573 te Geneve verscheen. Ter bestrijding van het absolute koningschap beroept hij zich hierin voo .d op de historie van Frankrijk, dat, zoals hij schreef, oudtijds het absolute koningschap niet heeft gekend. In het kort samengevat kwam Hotman tot de slotsom, dat de aanvankelijk opgetreden koning behoorlijk beperkt was in zijn soevereine macht door de aanwezigheid van de algemene vergadering der drie standen. In aUe belangrijke aange­ legenheden namelijk moest dit college door de koning worden geraadpleegd. Gewichtige beslissingen werden door hen tezamen genomen. Later kwam hierin echter .verandering ten nadele van het volk, als gevolg van de invloed der roomse kerk, waardoor een staatsinrichting ontstond, waarin de volksstem niet meer werd gehoord. Wat in de kerk had plaats gevonden, geschiedde nu ook in de staat.

Om van dit kwaad verlost te - worden, aldus Hotman, moest de HeUige Schrift het hoogste gezag herwinnen. Dan zou het volk weer een behoorlijke invloed verkrijgen. Dan zou de vorst op geregelde tijden de Staten moeten bijeenroepen en met hen de soevereine macht delen.

Bij deze zeer beknopte weergave van Hotmans geschrift zullen wij het laten om niet te uitvoerig te worden.

Het laat zich denken, dat dit geschrift in protestantse kringen destijds bij zeer velen grote bijval oogstte en de leer van het absolute koningschap er vele aanhangers door verloor.

Dat ook Theodorus Beza, die, toen hij hoogleraar in de Griekse taal te Lausanne was en aldaar met zijn ambtgenoot Hotman in voortdurend kontakt verkeerde, door de Parijse bloedbruiloft ten diepste getroffen was, zich met dezelfde vraag ging bezighouden als waarmede Hotman vervuld was, ligt voor de hand. En dit te meer omdat Beza's leven hem herhaaldelijk met staatkundige vraagstukken in aanraking had gebracht doordat hij meermalen met Duitse en Franse vorsten onderhandelingen had moeten voeren.

Hoe Beza over het onderhavige vraagstuk dacht en welke oplossing hij daarvoor aan de hand deed, kan men vinden in een door hem uitgegeven geschrift, dat de Franse titel heeft: „Du droit des magistrats sur leurs sujets", wat vertaald aldus luidt: Van het recht der magistraten over hun onderdanen.

Eerst echter iets over Beza zelf.

Wie was Beza?

Theodoras Beza, die op 24 juni 1519 te Vezelais in het tegenwoordige Nièvre-departement geboren werd, was de jongste zoon van Pierre de Bèze, koninklijk landvoogd en afstammeling van een oud-Bourgondisch adellijk geslacht. Op 3-jarige leeftijd kwam hij bij zijn oöm Nicolaas, lidvanhetparlement te Parijs, die zeer met de jonge knaap ingenomen was en de zorg voor zijn opvoeding op zich nam. Toen hij 9 jaar was, werd hij door bemiddeling van één der vrienden van Beza's oom onder de hoede gesteld van Melchior Wolmar, een jong Duits geleerde, die te Orleans de talen onderwees. Dit werd voor Beza de weg waardoor hij in kennis zou komen met Calvijn, die destijds ook bij Wolmar in huis zijn verblijf had. Tevens kwam hij aldaar in aanraking met de leer der Reformatie, daar Wolmars huis een verzamelpunt was van reformatorischgezinden. Ongeveer zeven jaar duurde zijn verblijf bij Wolmar, wantin 1535 zag Wolmar zich vanwege de vervolgingen genoodzaakt Frankrijk te verlaten. Zeer gaarne zou Beza met hem meegegaan zijn, maar dit werd hem door zijn rooms-katholieke vader nadrukkelijk verboden. Beza wijdde zich nu aan de studie der rechten. Niet van harte echter, daar hij zich tot de studie der letteren aangetrokken ge­ voelde. Zijn vader echter verlangde, dat hij rechten zou studeren. Hij bracht het hiermede inderdaad zo ver, dat hij in 1539 de juridische praktijk kon uitoefenen, tevens besteedde hij echter veel van zijn tij daan litterarische studiën, wat hij zich kon veroorloven omdat hij financieel ruim onafhankelijk was. Hoewel hij ten huize van Wolmar met het zuivere Evangelie in kennis was gekomen, had dit bij hem nog allerminst wortel geschoten. Integendeel zelfs.

Veeleer ging hij op Ln de vrolijke, humanistische levenstrant. Eén zijner levensbeschrijvers verhaalt dienaangaande, dat zijn leven te Parijs was dat van de uiterst fijn beschaafde man der wereld van adellijke stand, die het zich een eer mocht rekenen de lieveling der hoogste kringen, vooral der dames, te wezen. Van alle zijden lachte de verzoeking hem toe. De verschrikkelijkste was de verzoeking tot wellust. Om deze te weerstaan, verloofde hij zich in 1544 in het geheim, alleen met medeweten van twee zijner vrienden, met een jong meisje van burgerlijke afkomst, onder belofte deze verbintenis openlijk te doen bevestigen zodra de omstandigheden dit zouden gedogen.

Eerst na een zeer ernstige ziekte, waarbij hij een zware zielestrijd doormaakte, behaagde het God hem tot de besliste en onberouwelijke keuze te brengen. Zelf heeft Beza hierover het navolgende geschreven:

»J3e Heere bezocht mij met een zware krankheid, welke mij zo hevig aangreep, dat ik aan mijn herstelling twijfelde. Wat zou ik ongelukkige anders doen dan wanhopen, wie niets dan het vreselijke gericht Gods voor ogen stond? Doch wat geschiedt? Na ondraaglijke smarten aan lichaam en ziel, ontfermde Zich de Heere over Zijn vluchtende knecht en troostte mij, zodat ik niet meer aan Zijn vergevende genade twijfelde. Onder duizend tranen walgde ik van mijzelf, bad Hem om vergeving, vernieuwde mijn gelofte om mij openlijk bij Zijn ware Kerk en dienst te voegen; kortom gaf ik mij geheel en al aan Hem over Zodra ik mijn legerstede kon verlaten, verbrak ik alle banden, welke mij tot nu toe gebonden hadden, pakte ik mijn bezittingen bijeen en verliet vaderland, ouders en vrienden om Christus te volgen.'^

De 23ste oktober 1548 kwamen Beza en zijn vrouw te Geneve aan, de verzamelplaats van zo velen, die om het Evangelie Frankrijk moesten verlaten. Dat Beza door Calvijn met open armen ontvangen werd", laat zich denken. Beza deelde hem direkt het geheim van zijn huwelijk mede, zodat de eerste gang naar de kerk diende om openlijk en plechtig dit huwelijk te laten bevestigen.

Reeds in 1549 werd hij aangezocht voor het hoogleraarschap in de Griekse taal aan de Hogeschool te Lausanne. Hier had hij zijn verblijf tot 1558, maar ondertussen deed hij ook vele reizen naar het buitenland ten behoeve der vervolgde protestanten. In 1558 vestigde hij zich te Geneve, waar hij Calvijn's medearbeider werd om in 1564, het sterQaar van Calvijn, diens opvolger te worden.

Bij dit beknopte overzicht betreffende het leven van Beza zullen wij het laten om thans stil te staan bij zijn standpunt inzake het recht van opstand tegen de over ons gestelde machten.

Beza en het recht van verzet

Zoals hierboven reeds werd vermeld, heeft Beza over voornoemd onderwerp het licht laten schijnen in zijn geschrift: „Du droit des magistrats sur leurs sujets".

Hierin gaat Beza er van uit, dat alleen God absolute macht heeft en dat derhalve partikuliere personen, ^Q. ningen, keizers of andere magistraten Hem volkomen gehoorzaamheid verschuldigd zijn. Hieruit volgt, dat de onderworpenheid der onderdanen aan de overheid haar grens heeft in de gehoorzaamheid aan God en Zijn wet. Indien de overheid dus in strijd zou komen met de gehoorzaamheid welke zij aan God verschuldigd zijn' dan is ongehoorzaamheid aan dé overheid niet slechts geoorloofd, maar zelfs plicht.

Hiermede bedoelt Beza echter niet te zeggen, dat het de onderdanen alsdan geoorloofd zou zijn, zich van gewapend verzet te bedienen. Verre is het vandaar. Naar zijn mening moeten de onderdanen beginnen de gevolgen van het om des gewetens wil niet kunnen opvolgen van een gebod der overheid met lijdzaamheid en geduld te dragen.

Voor de hoge staatsambtenaren, die tussen de vorst en het volk staan, staat de zaak volgens hem echter anders. Beza staat dienaangaande op het standpunt, dat deze hoge staatsambtenaren niet afhankelijk zijn van de soeverein, maar van de soevereiniteit. Hiermede wilde hij te kennen geven, dat zij niet van de persoon des konings afhankelijk zijn, maar van het oppergezag in zijn geheel. De vorst en hoge staatsambtenaren hebben namelijk wederkerige verplichtingen op zich genomen, waaraan zij door het afleggen van een eed gebonden zijn. Indien nu de vorst zich niet aan de op zich genomen verplichtingen houdt, dan acht Beza de hoge staatsambtenaren gerechtigd zich met alle mogelijke middelen, zelfs met wapengeweld, tegen de tyrannie van de vorst te verzetten.

Aan de Staten-Generaal echter kende Beza nog een hoger recht toe, namelijk het recht om de vorst af te zetten, wanneer het algemeen belang het noodzakelijk maakt. De overheid toch, aldus Beza, is er voor het volk en niet omgekeerd is het volk er voor de overheid.

Beza beroept zich hierbij op de Heilige Schrift, welke ons leert, dat het koningschap door God gegeven is nadat het door het volk was begeerd. Voorts sluit hij zich aan bij wat door Hotman uitvoerig was beschreven. Het geschrift van Beza dat na de Bartholome'usnacht herzien en vermeerderd met verscheidene argumenten en voorbeelden opnieuw werd uitgegeven, bevatte alzo een rechtvaardiging van het optreden zijner geloofsgenoten, die met het zwaard in de hand naar het door moord bevlekte Parijs waren opgetrokken en in opstand waren gekomen tegen hun vorst.

Wie was Junius Brutus?

Algemeen wordt door de geleerden aangenomen, dat deze naam een pseudoniem is. Wie dus de eigenlijke schrijver is geweest van het geschrift onder voornoemd pseudoniem, is niet bekend. Sommigen menen, dat het Hubert Languet is geweest, die evenals Hotman zijn vaderland Frankrijk wegens zijn overgang naar de Reformatie moest verlaten, anderen zijn van oordeel, dat de schrijver du Plessis Mornay was, een frans edelman, raadgever van de koning van Navarre, die met de pen en het zwaard voor het protestantisme ges./eden heeft. Wij zullen op dit geschrift niet al te diep ingaan, daar het in vele opzichten overeenkomt met dat van Hotman en van Beza. In het kort komt de inhoud hier op neer, dat de vorst er niet is voor zichzelf en dus niet ter voldoening van zijn partikuliere genoege-'B. Hij wordt benoemd ten dien- ste van het volk, zodat het dwaasheid is de vorsten voor een bijzonder soort mensen te houden, die maar kunnen doen en laten wat zij willen. Wel is het God, van Wie de vorst zijn gezag ontvangt, maar het is het volk, dat hem als zodanig kiest. Als voorbeeld noemt de schrijver koning Saul, die toch door het volk gekozen wordt. De vorst heeft derhalve te bedenken, dat hij er is door en voor het volk.

Volgens Junius Brutus is alzo de koning ten eerste gebonden door de Goddellijke wet, namelijk die der tien geboden. Hij vergete echter niet, dat ook het volk aan dezelfde wet is gebonden, zodat hij onderscheiden moet tussen de rechten, die God op zijn volk heeft en die hij er op heeft. Zo zijn de gewetens het uitsluitend domein des Heeren; de aardse vorsten gaan derhalve de grenzen hunner bevoegdheid te buiten als zij daarover willen heersen en gebieden, indien althans God hierdoor niet zou verkrijgen wat Hem toekomt.

Ten tweede is volgens deze schrijver de soevereiniteit van de vorst beperkt door de rechten van het volk, neergelegd in de wetgeving. De koning is derhalve gehouden de wetten na te komen en zich te hoeden voor het schenden van de privileges van steden of provincies zonder hun raad en toestemming. Slechts met goedkeuring van de vertegenwoordiging des volks mogen de wetten gewijzigd of ingetrokken worden.

Een vorst echter, die zich van de goddelijke en menselijke wetten niets aantrekt en naar eigen inzicht tewerk wU gaan, behoeft dan ook volgens Junius Brutus niet gehoorzaamd te worden en moet zelfs volgens hem van de troon worden gestoten, mits dit geschiedt door middel van de standen of de vertegenwoordiging des volks.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juli 1965

De Banier | 10 Pagina's

De beginselen der Sfaafkundig Gereformeerde Partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juli 1965

De Banier | 10 Pagina's