Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daar is - een ban in het midden van u, Israël. Jozua 7 : 13.

1.

Jericho moest worden verbannen naar het bevel des Heeren. Vanwege de zonde verbannen, wilde zeggen, dat die stad lag onder een zwaar oordeel Gods zij moest verbrand en alle mensen en dieren gedood worden, behalve Rachab en de haren, uit kracht van de overeenkomst, die gemaakt was door haar met de verspieders.

De schatten van Jericho, geld, goud, zilver en andere sieraden, dat alles moest komen ten dienste van de tabernakel. De Heere wUde met die bevelen voorkomen, dat Israël zou worden afgetrokken door de weelde. Ook moest het volk geleerd worden het heiligdom lief te hebben en volvaardig opkomen op de feesten naar de eredienst van Jehova. De wijsheid en de goedheid Gods over Zijn volk in dat alles moest meer opgemerkt worden. Maar de Heere, wetende wat maaksel de gevallen mens was, waarschuwde ernstig er voor, dat overtreding door achterhouding of diefstal van de roof de dader brengen zou onder de banvloek Gods, en dat geheel Israël daardoor beroerd zou worden. Alles scheen naar Gods bevel te hebben plaatsgehad, maar door de tegenslag bij de verovering van Ai werd het openbaar dat er een ban in het leger was. Op Jozua's ernstige worsteling met de Heere, werd hem bekend gemaakt, dat er toch nog achtergehouden was van de roof, maar niemand wist wie de dader was.

De Heere wilde, door de naam van de dader niet te noemen, Israël beproeven in hun ijver voor de ere Gods, en Hij zou de dader aanwijzen door het lot, in tegenwoordigheid van het ganse Israël. Onder grote sparming van het volk begon het onderzoek.

De stam van Juda, daarna het geslacht van Zarchi, en daarna het huisgezin van van Zabdi, en tenslotte Achan werd door het lot als de dader aangewezen. Juda's hoogmoed werd beteugeld, maar toch zouden de mannen van Juda ijverig medewerken om de ban uit het leger weg te doen.

Achan kreeg gelegenheid om de schuld te bekennen voor God en mensen en om vergeving te smeken, maar hij heeft het helaas niet op de juiste wijze gedaan. Reeds was zijn hart verhard door bedriegerij en diefstal. Dezonde, bedreven in het verborgen, maakte God Zelf openbaar.

Achan was dus de ban in het leger, die grote beroering had verwekt met zijn zonde en dwaasheid. Hij had een verborgen zonde gedaan en aan de hand gehouden, waardoor Gods eer geroofd werd, en Zijn zaak schade geleden had, door zijn eigenliefde en zelfzucht. Dat Achans ontmaskering en steniging op Gods bevel voor ons aUen een afschrikwekkend voorbeeld zij. Waarlijk, de mens die in zonde van Achan leeft, wordt door God ZeK als achtervolgd en komt vroeg of laat ten val. De aanwijziging Gods gaf Jozua de motieven in de hand voor een aanklacht en verhoor. Hij deed het met zachtmoedigheid en tederheid, hij begon niet tegen Achan uit te varen. Hij schold hem niet uit voor dief, wedersparmige of dwaas, maar noemde hem nog: , , mijn zoon".

Jozua was niet aUeen een dappere oorlogsheld, maar ook een tedere vader voor al het volk. Hij gebruikte geen grote woorden en dreigementen, maar sprak aUeen: , , Ik bid u, doe belijdenis voor de Heere". Dit sprak Jozua als rechter met wijze tactiek, die bij hem voortkwam uit zelfkennis. Hij stond niet boven die sidderende zondaar, maar hij had deernis met hem.

Jozua wist wat de mens in zijn diepe val geworden is en dat onze natuur geheel verdorven is. Het recht moest evenwel zijn loop hebben, het ging om de ere Gods, dus mocht de schuldige niet vrijgesproken worden. Het ging ook om het behoud van Israel, en daardoor trachtte Jozua de bedrieger te bewegen tot schuldbekentenis, opdat ook het rechtsgevoel van Israël zou bevredigd worden. En Achan bekende inderdaad, maar uit nood en dwang, omdat ontkennen niet meer baten kon.

Immers hij had bij de eerste aanwijzing van de stam van Juda moeten uitroepen: , , Houdt op, ik ben de man, ik ben de schuldige." Maar hij hoopte tot op het laatste ogenblik, dat het lot op een ander vaUen zou, al zou het desnoods op een onschuldige zijn. Eigenliefde en zelfbehoud weerhielden hem om op de juiste tijd en wijze schuldbelijdenis te doen.

Er was een groot versciül in Achans schuldbelijdenis en die David later deed, want hij werd waarlijk schtddenaar voor God. Wel bekende Achan: , , Voorwaar, ik heb tegen de Heere, de God Israels gezondigd", maar wij lezen niets van gebed om vergeving tot God, ook niet dat hij devoorbedevan Jozua of van de hogepriester vroeg.

Neen, de bekentenis vloeide uit een algemene overtuiging in de consciëntie, die ontkennen onmogelijk maakte.

Maar het trotse hart werd niet recht vernederd voor God. Jozua nam dan ook na het ingestelde onderzoek een veel strengere houding aan, zodat hij de onboetvaardige man met heilige verontwaardiging toeriep: „Hoe hebt gij ons beroerd? De Heere zal u beroeren te dezen dage".

Ook in de houding van Israël bleek duidelijk, dat bij Achan alle ware schuldgevoel gemist werd, want allen namen aan de steniging deel, zonder dat er van zielsverdriet of medelijden met de gevallen Achan sprake was.

Alzo keerde Zich de Heere van de hittigheid Zijns toorns. Het was wel vreselijk dat Achan zijn leven zo moest eindigen. En niet alleen hij zelf, maar ook al de zijnen, want zij verbrandden hen met vuur. Dat schrikkelijke einde van de bedrieger en diefachtige Israëliet toonde aan het ganse volk, dat God de schuldige geenszins onschuldig wilde houden. Hetgeen in het verborgen geschied was, wilde Hij als van de dagen gepredikt hebben. Elk mens mocht toch bedenken dat de meest verborgen zonden bij de alwetende God bekend zijn. Al leven wij in een andere tijd en al heeft het genadeverbond een andere openbaringsvorm als onder het Oude Testament, zodat de doodstraf niet op verborgen zonde wordt toegepast in het openbare leven, de Heere Zelf is niet veranderd. Jezus Christus, de Middelaar en Volvoerder des Verbonds is gisteren en heden en in der eeuwigheid Dezelfde. En schijnbare vernedering en schijnbare boetvaardige belijdenis redt ook nu nog niet van het oordeel des doods.

Als de mens verraad pleegt aan de zaak Gods en het huis Gods, doordat eigenliefde, zelfbehagen en hoogmoed het hart vervullen en blijven vervullen, dan moet dat uiüopen op verderf en ondergang. Achan wilde koning zijn, al was het zonder kroon, maar wel met de mooie koningsmantel.

Werkendam

Ds. Chr. v. Dam

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 1966

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 1966

De Banier | 8 Pagina's