Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Artikel 4e van het beginselprogram der S G.P.

In artikel 4e van het beginselprogram der S.G.P. wordt als roeping der overheid genoemd het afschaffen van de Staatsloterij.

Voordat we ons tot de huidige Nederlandse Staatsloterij bepalen, willen we eerst even stilstaan bij de historische ontwikkeling der loterijen, die van overheidswege werden ingesteld. Dergelijke loterijen zijn namelijk reeds van zeer oude datum. De eerste dagtekenen hier te lande zelfs van het jaar 1444, dus toen ons land nog volop onder het beslag van Rome lag. De Reformatie deed echter ook hier haar invloed gelden, want in de eerste tijden na het ontstaan van de Republiek der Verenigde Nederlanden werden geen overheidsloterijen gehouden. Men verzette zich over het algemeen tegen het denkbeeld, dat de Staat loterijenzou organiseren, die slechts de zucht aanwakkeren om zich zonder arbeid te verrijken ten koste van zijn medeburgers. Wanneer men dan ook de geschriften an de godgeleerden uit de na-reformatorische tijd leest, zal men daarin nimmer een pleidooi voor de loterijen aantreffen, ook niet als deze van de overheid uitgaan. Integendeel werden dergelijke loterijen door hen ten scherpste afgekeurd en bestreden. Om maar eens een enkel voorbeeld te noemen, zij gewezen op de godgeleerde W. a Brakel, die in zijn Redelijke Godsdienst de lotspelen en de lote­ rijen met alle beslistheid heeft afgewezen In het tweede deel van voornoemd boek staat hij eerst uitvoerig stil bij het lot in het algemeen, alsmede bij het misbruik van het lot. Daarna behandelt hij het onderwerp: publieke loterijen van de overheden ingesteld tot onderhoud van armen of kerken" Deze achtte hij om een viertal redenen ongeoorloofd. Wij zullen hierop verder niet ingaan om niet te uitvoerig te worden. Zij, die er meer van willen weten, bijvoorbeeld om een inleiding over dit onderwerp voor kies-of studievereniging te maken, kunnen zelf Brakels Redelijke Godsdienst te dezer zake raadplegen.

Naarmate de geest der Reformatie begon te verflauwen, kwam er ook ten deze een kentering. Men begon te kijken naar het buitenland, waar van overheidswege loterijen bestonden, voorts droeg ook de geldnood, ten gevolge van de voortdurende staat van oorlog, er toe bij, dat men naar middelen omzag om geld te verkrijgen. Zo kwamen de Staten-Generaal er in 1709 toe om bij Resolutie van 8 en 23 maart weer een „negotiatie bij forme van loterije" vast te stellen. De tegenzin tegen zulk een loterij bleek toen bij het volk ook danig afgenomen te zijn, want de eerste loterij had reeds zulk een groot succes, dat men er toe kwam om in ruim één jaar tijd vier loterijen te houden ten bedrage van zes en een half miljoen gulden In 1711 werd er een ge­ houden van zestien miljoen, in 1712 van twaalf miljoen.

Deze loterijen werden zodoende de voorlopers van de latere generalitdts klassenloterijen, waarvan de eerste op 4 april 1726 door de Staten-Generaal werd vastgesteld. In 1798 werd de naam van generaliteitsloterij veranderd in Bataafse loterij, om onder de regering van koning Lodewijk andermaal gewijzigd te worden, namelijk in Koninklijke Hollande loterij

Dat het aantal loterijen toen al sterk was toegenomen, blijkt wel uit het keizerlijk decreet van 1 augustus 1812, dat door Napoleon op zijn tocht naar Rusland werd getekend en waarin de 112e loterij werd toegelaten.

Na Napoleons val en Nederlands bevrijding werd onder de allereerste besluiten van 6 december 1813, die door onze soevereine vorst werden uitgevaardigd, de Staatsloterij ingevoerd, waarbij reeds aanstonds de instandhouding van de in 1812 geregelde loterij voorkomt.

Tijdens de vereniging van ons land rnet België bestond er een , , loterie de France" te Brussel en de Classicale Nederlandse loterij te 's-Gravenhage. Bij koninklijk besluit van 13 november 1827 werd bepaald, dat voortaan de trekkingen van de Koninklijke Nederlandse loterij om de beurt te Brussel en te 's-Gravenhage zouden plaats hebben Na de afscheiding van België vonden de trekkingen van de Nederlandse Staatsloterij te 's-Gravenhage plaats.

Door de vrijzinnige voorstanders van de Staatsloterij werd en wordt het menigmaal voorgesteld alsof de afkeer van de Staatsloterij vrijwel alleen gevonden wordt bij hen, die zich met Calvijn wensen te richten naar Gods Woord. Deze voorstelling is echter in strijd met de waarheid. Niet alleen mannen als Groen van Prinsterer, EHout van Soeterwoude en anderen van hun tijdgenoten hebben de strijd tegen de Staatsloterij aangebonden, ook mannen van liberalen huize hebben dit gedaan. Zowel in ons land als in het buitenland. Zo was het de liberale econoom Ricardo, die — toen hij zijn Intrede in het Engelse parlement deed — een pleidooi voerde voor afschaffing van de Staatsloterij Ten onzent was het prof. Verrijn Stuart, destijds hoogleraar in de economie te Utrecht, die zich als een voorstander van afschaffing der Staatsloterij deed kennen. In zijn leerboek over de grondslagen der volkshuishouding merkte hij op, dat men de Staatsloterij wel eens economisch heeft trachten goed te praten met het argument, dat zij het middel is vele kleine inlagen, die anders wellicht improductief zijn, te verenigen tot enkele grote prijzen, diedanallicht weer een kapitaals bestemming zullen krijgen, maar deze redenering vond bij hem helemaed geen instemming. Hij wees er op, dat men in ons land reeds een bedrag van 25 cent bij de postspaarbank produktief kan maken, terwijl het geenszins zeker is, dat de inlagen in de Staatsloterij, in dien deze haar onzedelijke werkzaamheid staakte, steeds zouden worden verteerd, evenmin als vast staat, dat de prijs winaars het fortuintje steeds kapitaliseren. Prof. Verrijn Stuart aarzelde dan ook niet het spelen in de Staatsloterij aan te duiden als dobbelen onder staatsleiding, dat niet zelden leidt tot verarming.

Nog een ander bekendpersoon vanliberalen huize, die tegen de Staatsloterij ten onzent sterk gekant was, was de bekende letterkundige Mr. Jacob van Lennep, die van 1853 tot 1856 lid der Tweede Kamer was. Van de Ridderzaal, waar onze Koningin thans jaar in jaar uit de Troonrede uitspreekt, doch welke in Van Lenneps tijd de Loterij-zaal heette, zei hij: , , Deze zaal is en blijft versierd met twee houten schijven, waaruit ellende en armoede gedraaid en onder de menigte verspreid worden. Ik zal één mijner vurigste wensen vervuld zien, wanneer de schijven tot brandhout verstookt worden en de zaal weer aan haar oude bestemming teruggegeven wordt"

Zelfs was Van Lennep zo zeer afkerig van de Staatsloterij, dat hij verklaarde nimmer aan enige wet op de middelen zijn stem te zullen geven, zolang deze loterij daarin als middel van inkomsten voorkwam. Ook werd door hem een wetsvoorstel ingediend tot het benoemen van een commissie. die tot taak zou hebben een onderzoek in te stellen naar de afschaffing der Staatsloterij. Zijn grote afkeer van deze loterij vloeide voornamelijk voort uit de vele voorbeelden van ellende, die hij in zijn advocatenpraktik had meegemaakt.

Opmerkelijk is, dat reeds Van Lennep een argument bestreed, dat zelfs in deze tijd nog wordt gehanteerd om uitbreiding van de Staatsloterij te bepleiten Het is toch de huidige minister van Justitie, de heer Samksdden, die in de toeUchting op een wetsontwerp tot uitbreiding van het aantal loterijen van de Staatsloterij, kortgeleden die uitbreiding verdedigde door er op te wijzen, dat men zich anders op nog grotere schaal tot buitenlandse loterijen zou gaan wenden.

Van Lennep zei hiervan echter in zijn tijd, dat dit argument hem deed herinneren aan de fabel van de hond, die het middagmaal van zijn meester om de hals droeg en die, om te voorkomen dat het door andere honden werd opgegeten, het zelf opvrat! Nog een andere bestrijder van de Staatsloterij was de liberale hoogleraar prof. Vissering, die zich in , , De Gids" van 1865 aldus er over uitliet:

, , Het is een leugen, dat de Staat door zijn hazardspel tegen de hartstocht des spelers beschermt. Integendeel, hij prikkelt hem aan, door aanhoudend, openlijk en officieel, de gelegenheid er toe te geven, door die gelegenheid met een vertoon van eerlijkheid en goede trouw op te smukken".

Prof. Vissering noemde de Staatslote­ rij dan ook een schandvlek op onze Staat.

Om nog een paar liberale tegenstanders van de Staatsloterij uit vroegere tijden te noemen, kan gewezen worden op De Bosch Kemper, die in zijn „Handleiding tot de kennis van het Nederlandse staatsrecht" het volgende over de Staatsloterij schreef:

, , Dat de Staat de loterij gebruikt als staatsinkomst wordt door zeer velen terecht verkeerd geacht. Ja, men kan zeggen, dat dit gevoelen bijna algemeen is en dat het alleen het belang an de schatkist is, hetwelk dit middel van inkomst nog doet behouden".

Tenslotte vermelden we als tegenstander het vroegere liberale Tweede Kamerlid Mr. Fokker, die in 1864 een geschrift het licht deed zien onder de titel: , , De Nederlandse Staatsloterij".

Om een indruk er van te geven hoe hij over de Staatsloterij dacht, moge het volgende dienen. Hij schreef o.m.:

, , De Staatsloterij werkt in zedelijkezin nadelig, omdat zij het rechts-en zedelijk bewustzijn des volks op een dwaalspoor brengt, door het te doen geloven, dat de deelneming aan een hazardspel, naarmate de regering zelf, dagelijks en overal, de gelegenheid aanbiedt, noch ongepast of zedelijk ongeoorloofd, noch in strijd met het algemeen welzijn wezen kan. Haar bestaan ondermijnt de eerbied voor de wet, die het houden van speelhuizen, van loterijen en van openbare hazardspelen, als onzedelijk en nadelig voor het algemeen, op straf verbiedt, want welke eerbied kan de onbeschaafde en onnadenkende voor dergelijk verbod hebben, die de Staat zelf als ondernemer van een openbaar hazardspel ziet optreden?

Ze geeft tevens voedsel aanhetdwaalbegrip, dat er nog andere en betere middelen zijn om tot welvaart te geraken dan arbeid, spaarzaamheid en de beoefening van maatschappelijke deugden.

In stoffelijke zin is de Staatsloterij verderfelijk, omdat zij de spelers in den regel verarmt, hetzij deze winnen of verliezen, daar het gewonnene meestal niet gedijt — male parta male dilabuntur, d.w.z. zo gewonnen, zo geronnen — terwijl hetgeen verloren wordt meestal niet gemist kan worden; omdat zij de afkeer van de arbeid en de zucht tot verkwisting bevordert en het misbruik van sterke drank in de hand werkt; omdat zij de besparing belet en tot improductieve vertering aanleiding geeft".

Hoewel we bij de godgeleerde a Brakel de loterijen allereerst zien veroordeeld uit een godsdienstig oogpunt, omdat ze namelijk als misbruik maken van het lot moeten worden aangemerkt en deze aangelegenheid door hem dan ook in zijn uiteenzetting van het derde gebod wordt behandeld, vinden we toch bij hem ook overeenkomst metwatbovengenoemdeliberale tegenstanders van de Staatsloterij dienaangaande naar voren hebben gebracht. Om maar iets te noemen wijst a Brakel, om het ongeoorloofde van publieke door de overbed en ingestelde loterijen aan te tonen, er op, dat:

, , door de loterijen het de één wordt onttrokken en de andere het krijgt; want zeer velen moeten inleggen en enige weinigen gaan er mede van door. Zegt men, 't wordt niemand onttrokken, zij geven het allen vrijwiUig?

Antwoord: Daar behoorde geen geleffenheid gegeven te worden, waardoor de onderdanen hun goederen verkwisten, hetwelk God verboden heeft".

Wanneer we het standpunt der liberale Kamerleden van deze tijd vergelijken met dat van bovengenoemde liberalen, dan valt helaas een hemelsbreed verschil op te merken. De huidige Kamerleden der V.V.D. hebben zich toch steeds als sterke voorstanders, niet alleen van de Staatsloterij, maar van alle soorten gokkerij doen kennen. Herinnerd zij slechts aan hun houding bij de wijziging van de Loterijwet, waarbij de voetbalpool wettelijke sanctie verkreeg. De desbetreffende voorstellen der regering gingen hun nooit ver genoeg. De te winnen prijs moest volgens hen veel hoger worden gesteld, ja, zij moest zelfs onbeperkt zijn. De liberalen stonden hierin echter niet alleen. Behalve an de zijde van de P.v.d.A. kregen zij ook van roomse zijde steun, namelijk van het Kamerlid Blaisse, die ook al voorstander was van een onbeperkte prijs.

Het wetsontwerp, waarbij de voetbalpool of voetbaltoto wettelijke sanctie verkreeg, werd door de Tweede Kamer in 1960 behandeld. Het indienen van dit wetsontwerp was mogelijk geworden doordat de anti-revolutionaire ministers uit het kabinet-Drees overstag waren gegaan. Bij hun toetreden in 1956 tot het kabinet hadden zij namelijk de voorwaarde gesteld, dat er geen wetsontwerp inzake de voetbalpool zou komen, doch in 1958 hadden zij, zoals uit mededelingen van de toenmalige minister van Justitie gebleken is, hun be zwaren laten vallen, waardoor voor de regering de weg werd gebaand om bij de Staten-Generaal een wetsontwerp tot wijziging der Loterijwet in te dienen, waardoor de voetbalpool voortaan wettelijk geoorloofd werd.

De S.G.P. Kamerleden hebben zich voortdurend tegen het loterijbedrijf en dus ook tegen de Staatsloterij verklaard. En wel op grond van Gods Woord. Elk loterijbedrijf toch speculeert op de zondige begeerten en lusten van de mens. Het berust op de hebzucht van het menselijk hart, druist tegen de goede zeden in en houdt de mens in een soort van roes gevangen.

Men kan dit zien als men er acht op geeft met welk een accuratesse en buitengewone belangstelling de loterijbriefjes, waarop de uitslag ener gehouden loting wordt bekend gemaakt, door de daarbij belanghebbenden worden bekeken.

Evenzeer valt dit gemakkelijk af te leiden uit het feit, dat vele dagbladen de nummers, waarop de hoofdprijzen en prijzen der Staatsloterij gevallen zijn, afzonderlijk bekend maken. De direkties en redakties dier bladen weten maar al te goed dat velen hunner lezers met grote belangstelling er naar uitzien om te weten of op het door hen gekochte lot de hoofdprijs of enige andere prijs gevallen is. Zij verkeren in de vaste overtuiging, dat een groot aantal hunner lezers bij die loterij groot belang heeft; vandaar hun bekendmakingen.

De speelzucht onder ons volk ten opzichte van de Staatsloterij is nog altijd groot. Ja, zonder overdrijving kan gezegd worden, dat ze toe-, in plaats van afneemt. Daarvan getuigt wel het vorengenoemde wetsontwerp, waarin de regering voorstelt het aantad loterijen per jaar opnieuw uit te breiden.

Dit is een zeer ongunstig teken. Het bewijst, dat ons volk al meer en meer vermaterialiseert, wat ook geen wonder is als onder meer bedacht wordt, dat het reger ingsb eleid j ar en achtereen in het teken stond van de heidense leus: brood en spelen. Deze gang van zaken is dan ook zeer te betreuren.

Hoevele lieden worden toch door spel en loterij geheel vervoerd en maken een deel van hun leven daarmee zoek. Hoevelen vermorsen alzo toch de kostelijke dag der genade; zijn daarmede zo bezet, dat zij de welaangename tijd der zaligheid geheel verbeuzelen! De meesten hunner noemen dit spel een onschuldig tijdverdrijf, maar in het formulier van het HeUig Avondmaal wordt hierover geheel anders geoordeeld als het benevens alle echtbrekers, hoereerders, dronkaards, dieven, woekeraars, rovers en spelers van het gebruik van het Avondmaal uitsluit.

Bovendien moet bedacht worden, dat bij de Staatsloterij en alle andere kansspelen niet God gediend wordt, maar hetgeen onze gereformeerde vaderen noemden de drieëenheid van de duivel: , , Het fortuin, het noodlot en het toeval".

Dat dit inderdaad zo is komt wel hed overtuigend uit in de taal, welke men bij deze zaak voert. Men spreekt toch van fortuin maken; er een fortuintje bij hebben, het lot was mij wel of niet gunstig; het toeval wilde, dat ik dat lot nam; het noodlot bepaalde het aldus, en fortuinlijk er bij varen; en wat zijn fortuin, het noodlot en het toeval anders dan een brutale en drieste loochening van de levende God? De zucht nu om door het fortuin, door het noodlot of door het toeval rijk te worden, is in grond en wezen niet anders dan een vervloekte afgod endienst en een vres elij ke miskenning van de levende God, Die deze verhoogt en gene vernedert, en de plaats, de kring en de staat van ieder, waarin De zucht nu om door het fortuin, door het noodlot of door het toeval rijk te worden, is in grond en wezen niet anders dan een vervloekte afgodendienst en een vreselijke miskenning van de levende God, Die deze verhoogt en gene vernedert, en de plaats, de kring en de staat van ieder, waarin hij leven en werken moet, bepaalt.

Van de zijde der voorstanders der Staatsloterij worden verschillende argumenten aangewend om haar bestaan te rechtvaardigen. In een slotartikel over de Staatsloterij zullen deze nader worden bezien.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 september 1966

De Banier | 8 Pagina's

De beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 september 1966

De Banier | 8 Pagina's