Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

3.

Dr. KROMSIGT OVER OPHEF­ FING PROCESSIEVERBOD

In wat voorafging wees Dr. Kromsigt er op, dat heel het beroep vanroomse zijde op de zogenaamde, .protestantse vrijheid" ten enenmale onjuist is en wel om tweeërlei redenen. In het vervolg staat hij dan bij die redenen, die zowel van wettelijke als van principieel-historische aard zijn, stil. Dr. Kromsigt schrijft hierover als volgt:

Allereerst om wettelijke redenen. Immers, onze , , protestantse vrijheid" is in de wet, bepaaldelijk in de Grondwet genoegzaam vastgelegd, doch tevens zijn in onze wetten de grenzen dier , , vrijheid" aangegeven en is tegelijk haar karakter als protestantse , , vrijheid" bepaald.

In art. 168 wordt gezegd: , , Aan alle kerkgenootschappen in het rijk wordt geUjke bescherming verleend", en in art. 169: , , De belijders der onderscheidene godsdiensten genieten allen dezelfde burgerlijke en burgerschapsrechten". Hiermede is dus de zogenaamde , , gelijk-gerechtigheid" van alle kerken voor de wet vastgelegd.

Maar tevens volgt hieruit ook reeds vanzelf, dat aan Rome geen voorrecht boven anderen mag worden verleend. Rome mag niet op een gegeven ogenblik door haar processie de Hoogstraat of de Blaak te Rotterdam of de Dam of de Kalverstraat te Amsterdam maken tot een kerk, waar zij eerbied en zelfs aanbidding vraagt voor haar hostie. Het openbare lev en, de openbare straat moet blijven voor allen. Niet één kerk mag komen om daarop op een zeker ogenblik beslag te leggen. Dat tast het protestants ka­ rakter van ons staatsieven, dat tast juist orvze protestantse vrijheid aan. Wel verre dus van uit onze protestantse vrijheid voort te vloeien, is het veeleer een aanslag tegen die protestantse vrijheid.

En nu zegge men niet: „ja, maar laat dan de protestantse kerk óók maar met haar processies komen, laat ook zij maar zulke plechtige, godsdienstige ommegangen instellen en daarmee op straat komen, laat de Joodse kerk evenzo handelen, enz.", want zodra men zich dit realiseert, voelt men terstond de dwaasheid daarvan. Welk een zonderlinge vertoning zou het worden, indien eens twee of drie dergelijke processies elkander ontmoetten! Neen, waarlijk, dat zou een bespotting worden. Maar bovendien, dat zouden de protestanten (en de Joden evenmin) ook niet willen. Het is juist de roomse aanmatiging, die in heel de processie op zichzelf weer zo luid spreekt. Rome houdt zichzelf voor de enige ware kerk. Rome legt zich daarom aan het openbare leven op. Rome vindt, dat eigenlijk alles, óók de staat, óók de openbare weg en heel het openbare leven, haar onderworpen moet zijn. Dat is juist de roomse aanmatiging.

Daar komt nog iets bij. Rome ziet er ook niet tegen op om op deze wijze de godsdienst als reklame-middel te gebruiken. Wat ons, protestanten, aanstonds tegen de borst zou stuiten, wat ons op schrikkelijke wijze zou hinderen, daarvan vodt Roriie, deze , , kerk der wereld" (zoals Dr. Kohlbrugge haar terecht noemde), niets. Rome brengt de godsdienst, het intieme, innerlijke leven op straat. Maar juist daarom moeten wij temeer tegen deze ontheiliging van de godsdienst opkomen. Wij moeten ook daardoor handhaven het , , dienen van God in geest en in waarheid'^' (Joh. 4 : 24). Wij moeten waken, ook in dit opzicht, voor het protestants cachet van ons volksleven.

Hiermee komen we tot de principiële redenen, waarom naar onze overtuiging geen processies mogen worden toegelaten. Een processie is eigenlijk, zoals we reeds aanwezen, een soort van wandelende mis, een mis, gehouden op de publieke markt des levens.

Dan wordt de hostie, die men houdt voor het, , lichaam van Christus", uitgedragen naar buiten, uitgedragen in het openbare leven. Voor die hostie wordt aanbidding gevraagd van ieder, die zulk een processie tegenomt.

Zo wordt dus de afgoderij ingedragen in ons openbare leven. Zoals de heiden aanbidding vraagt voor zijn afgodsbeeld, zo vraagt de roomse aanbidding voor de ouwel.

En dit mag de overheid, die is dienaresse Gods (Rom. 13 : 4), in het publieke leven niet dulden. Want dat komt de eer Gods en de eer van Christus te na. Indien de priester aanbidding vraagt voor de ouwel indekerk, dan ligt dat voor verantwoording van die priester. Maar op het publieke terrein is de overheid zelf verantwoordelijk. Daar mag zij geen afgoderij dulden.

En daarom hebben wij op te komen tegen de processies allereerst en allermeest om de eer Gods. Het is in strijd met de eer Gods, wanneer in ons protestantse Nederland publiekelijk afgoderij uitgeoefend wordt. Het is in strijd met de eer van Christus, wanneer Hij, als ware Hij een schepsel, in de vorm van een hostie rondgedragen en open-Ujk aangebeden wordt. Als dit in de kerken geschiedt, geschiedt dit op privaat terrein en komt het niet voor verantwoordelijkheid der overheid, daar wij vrijheid van godsdienstoefening hebben in ons land. Doch als dit geschiedt op publiek terrein, op de openbare straat ten aanschouwer! van aUen, dan is de overheid wel degelijk verantwoordelijk. Dat mag zij niet toelaten.

En nu zegge men niet: , , ia, maar de roomse bedoelt daarmee toch niet afgoderij te plegen, hij bedoelt daarmede juist God en Christus te eren, voor hem is het alzo wel degelijk een , , godsdienstige handeling", want op die manier zou de overheid alle objectieve maatstaf der waarheid, die haar in Gods Woord gegeven is, verwerpen. De overheid heeft eenvoudig te vragen wat de mis, objectief beschouwd, is, d.w.z. wat de mis is, getoetst aan Gods heilig Woord. En dan geldt het hier geen splinterige kwestie, waarover verschil van mening kan zijn. Neen, dan is het duidelijk voor ieder, dat er een hemelsbreed verschil is tussen de eenvoudige instelling van het Heilig Avondmaal, zoals dit in de evangeliën ons wordt bericht, en de mis. Van enige aanbidding van het brood, dat de Heere Jezus brak bij het Avondmaal, is geen sprake. Zo is het dus klaar en duidelijk, dat heel de aanbidding der hostie niets anders is dan een menselijk toevoegsel, dat ten enenmale in strijd is met het eerste gebod van de wet des Heeren: „Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben". Maar zo heeft dan ook de overheid als Gods dienaresse deze afgoderij te weren uit het openbare leven.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 september 1966

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 september 1966

De Banier | 8 Pagina's