Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het vijfde gebod in de staatkunde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het vijfde gebod in de staatkunde

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

4 (slot)

Wij leven in een tijd, dat de normen van 't gezag vertreden worden door de overheid, die veel te veel een utiliteits-of nuttigheidspolitiekvoertendie daarbij uitgaat van het belang. We zien dat ook rondom ons en lezen het in de krant, dat men het gezag tart en ook in de cel van de maatschappij, in het gezin, is het duidelijk te vinden. Daarmee is niet gezegd, dat het vroeger allemaal veel beter was, maar tegenwoordig zien we dit, en begin maar in 't klein en breidt het maar uit op breder terrein, dat ze ons niets in de weg moeten leggen, want wij zijn eigen baas en men moet niet denken dat men iets over ons te zeggen heeft. Dat is in 't gezin te vinden, maar tevens buiten 't gezin op alle terrein en we mogen wel zeggen: „De wereld heeft geen vader meer". De vaderfiguren, dat zijn de gezagsfiguren, zijn verdwenen. Ze wiUen niet meer optreden of ze kunnen niet meer optreden, en dat is een veel groter oordeel over een land en volk dan wij meestal lomnen bezien. Waar geen gezag is, verdwijnt de orde. Ook in het economische leven is dat duidelijk te zien. Steeds meer is de sociale medezeggenschap verandert in een economische medezeggenschap en die economische medezeggenschap negeert de trappen der verhevenheid, waarover Calvijn sprak. En dan wordt het gezag van de werkgever miskend, dan komen de werkgever en de werknemer samen op één stoel te zitten. We zullen op de economische medezeggenschap niet verder ingaan, daar dit in direct verband staat met het eigendomsrecht, dus het bezit en daarom bij het achtste gebod aan de orde zal komen. Maar wanneer we baas en knecht op één stoel zetten om samen te spreken over de bedrijfsvoering, waarbij dus de arbeider bevoegdheden worden toegekend, dus niet slechts adviserend, maar een recht om mede te beslissen betreffende vervreemding, verplaatsing, uitbreiding of stopzetting van de onderneming, waarbij de arbeider mee gaat spreken over aanstelling en ontslag v£in leden van de directie, en andere beslissingen worden gelegd in arbeidershanden, dan gaat dit te ver. Dan krijgt de arbeider een zeggenschap, niet slechts adviserend, maar een zeggenschap, waarbij hij mede gezagoefenend op gaat treden. En of dit met aller instemming op een fluwelen wijze gebeurt, met instemming van de organisatie, de wortel van dit alles is het revolutionair „ni maitre", geen meester. We wUlen geen meester, we hebben het zelf voor het zeggen.

De wereld heeft geen vader. De gezagsfiguur is aan het verdwijnen en daarom krijgen we een maatschappij, die op gegeven momenten spanningen oproept. De arbeidslust verslapt en de werkgever weet op een gegeven moment de arbeider niet aan het werk te krijgen. Als hij de arbeider op zijn plicht wijst, krijgt hij te horen: „Als het u niet aanstaat, geeft u me mijn ontslagbewijs maar". Dat is een ongezonde toestand, een volkomen verkeerde orde. De gezagsfiguur ver­ dwijnt en Muller-Schwefe schrijft dan: „Wij leven in de eeuwvan de mondige zoon (dus die het zelf voor 't zeggen heeft) maar zuUen pas de rijkdom van de ware vrijheid beseffen, als we ons verloren zonen weten en terugverlangen naar de dienst in het Vaderhuis". Deiar ligt de genezing van aUe gezagscrisis en daarom is het de politieke roeping in onze dagen om tegen de stroom in te dinrven gaan en om in eerste instantie op te roepen tot handhaving van het gezag om in de staatkirnde Gods gebod, ook het vijfde gebod, te doen gelden en om het niet zo te zien alsof de regering een onbeduidend groepje mensen is, waarover we laatdunkend mogen spreken. Een minister moet ook zelf niet met zijn w£iardigheid en ambt spelen, door aan een draaiorgel te gaan staan of op een witte provoflets te rijden, of om als minister-president een provoleider te ontvangen. Een minister of liever een gezagsdrager in 't algemeen mag niet streven naar populariteit ten koste van zijn ambt. Wel heeft hij te streven naar handhaving van het gezag, want dat is zijn roeping.

Zo is de overheid ons ten goede, opdat wij een stü en gerust leven onder haar mogen leiden. En dan is het tevens een roeping der onderdanen om te bidden voor degenen, die in hoogheid zijn gezeten. Om te bidden voor een overheid, die afwijkt van Gods ordinantiën en waarvan we met droefheid moeten betuigen, dat het geen christelijke overheid is. Een regering, die niet meer beseft dat ze regeert bij de gratie Gods en niet meer wil weten van haar roeping om Gods wetten te handhaven. Toch blijft het ook dan de roeping voor zo'n regering te bidden, alsmede voor het Koninklijk Huis en voor allen, die een bestuurlijke plaats innemen, om ze op te dragen, opdat ze gedragen mogen worden door het gebed van Gods kerk. Tegen de leus: „We hebben met niemand te maken, leve de Einarchie", moeten westrijden. Dit onderwerp stelt ons allen schijdig. De gezagscrisis loopt door het gezin en door de maatschappij heen. We staan niet buiten spel, we staan er midden in en laten we er voor waken, dat we op de plaats, waar God ons heeft gesteld, ons niet verzetten tegen het door Hem gestelde gezag. Vanzelfsprekend kimnen er grove fouten gemaakt worden door de overheid, toch moeten we haar erkennen. We moeten haar taak zien, al behoeven we haar beleid niet in aUes goed te kevu-en. Als ze afwijkt van Gods Woord, blijft er de dure roepiag om haar terug te roepen, om het haar te doen weten dat aUeen in de erkenning van het gebod Gods, ook wat betreft het gezag, er een goede rechtsorde en een goede maatschappelijke orde kan bestaan, wanneer het gezag wordt gehandhaafd.

Door dit wereldgebeuren heen, waarbij we steeds meer de afval zien, en waarbij te vrezen is, dat de afval nog steeds groter zal worden, door dit wereldgebeuren heen worden gehoord, de voetstappen van Hem, Die komt om te oordelen over de overheden en over de onderdEinen. Daarom wordt het ons toegeroepen: , , Waakt!" Waakt en bidt! Waken is onze dure roeping! We moeten onze ogen open hebben voor wat zich voltrekt, opdat we niet meegezogen worden in het kielzog der revolutie, maar mogen verstaan, dat de enige kracht, ook wat betreft het gezag tegen de revolutie, is gelegen in het Evangelie. Dat alleen is het kompas en onze taak is om varend op dit kompas te stellen: , , Gezag bUjft!"

R.

de R.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1967

De Banier | 8 Pagina's

Het vijfde gebod in de staatkunde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1967

De Banier | 8 Pagina's