Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De begroting van defensie in de Openbare Kommissievergadering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De begroting van defensie in de Openbare Kommissievergadering

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

De defensie van ons land kost enorme kapitalen. Voor de gewone dienst staat op de begroting voor 1969 een bedrag van 3 miljard 384 miljoen 928 duizend gulden, in cijfers f3.384.928.000, - .

Wanneer we echter de uitgaven nader gaan bezien dan blijkt dat er van dit kolossale bedrag een zeer groot deel weggaat aan bezoldiging van de algemene leiding, het burger-en het militair personeel. Voorts is een groot aantal uitgaven bestemd voor allerlei andere doeleinden. Om er maar enkele te noemen: kosten van werving f 2.227.200, - , kleding en uitrusting ruim 6 miljoen, voeding 13 a 14 miljoen; onderwijs en opleiding bijna 6 miljoen; reis-, verblijf-en verplaatsingskosten ruim 13 miljoen; geneeskundige verzorging van militairen en hun gezinnen ruim 10 miljoen; ontwikkeling, sport en ontspanning f 512.000, - en zo zouden we er nog een hele rij aan kunnen toevoegen. Allemaal uitgaven ten behoeve der defensie, doch niet voor de aanschaffing van de benodigde bewapening. Bedenkt men voorts dat van de uitbetaalde bezoldiging weer een belangrijk deel in de vorm van belastinggelden in de kas van het Rijk terugvloeit, dan blijkt dat voor de aanschaffing van de bewapening in al zijn schakeringen maar slechts een betrekkelijk klein deel overblijft. Zo deelt de Staatssekretaris van de Luchtmacht in de Memorie van Toelichting op zijn begroting mede, dat voor de uitvoering van zijn plannen in de ontwerpbegroting een bedrag van cirka 828 miljoen gulden is opgenomen, doch dat hiervan bijna 675 miljoen nodig is voor exploitatie-uitgaven, zodat er 153 miljoen overblijft voor investeringen, dit wil zeggen voor het aanschaffen van vliegtuigen. Van die 675 miljoen aan exploitatieuitgaven wordt voorts in de Memorie van Toelichting vermeld, dat hiervan ruim 360 miljoen bestemd zijn voor militaire personeelskosten met inbegrip van voeding, kleding, geneeskundige verzorging, enz., en ruim 71 miljoen voor personele uitgaven ten behoeve van het burgerpersoneel. Samen vormen deze uitgaven een bedrag van bijna 432 miljoen, zodat er iets meer dan 243 miljoen overblijft voor de overige materiële exploitatieuitgaven.

Uit dit overzicht blijkt alzo, dat de investeringsmarge voor de luchtmacht in 1969 18, 5 pet. zal bedragen, wat in de huidige omstandigheden allesbehalve bemoedigend kan worden genoemd.

Ook bij de landmacht valt een grote achterstand te konstateren. Om maar iets te noemen, beschikt men daar op dit ogenblik over Centurion-tanks, waarvan echter in de praktijk gebleken is dat ze niet voldoen. Ze moeten vervangen worden, maar hoeveel tijd zal er niet overheen gaan voordat de nieuwe tanks kunnen worden afgeleverd?

De Centurion-tanks wil de regering inmi ddels gaan voorzien van een nieuwe motor en een automatische versnellingsbak, waardoor men de beweeglijkheid van deze tank wil verbeteren. Eerst moet echter een proef worden genomen, zodat als deze slaagt, er toch ook weer een hele tijd meegemoeid is voordat alle Centurion-tanks onderhanden genomen zijn. Ook door de staatssekretaris van de Landmacht wordt in de memorie van toelichting dan ook geklaagd over de ongunstige verhouding tussen de bedragen ten behoeve van de exploitatie en die welke dienen voor de vervanging der Centurion-tanks. Voor 1969 is hiervoor een eerste bedrag van 50 miljoen beschikbaar gesteld.

Bij de Marine is het al precies zo ge­ steld. In de ontwerp-begroting is voor dit onderdeel der defensie ruim 824 mUjoen bestemd, maar tussen de 642 en 643 miljoen is hiervan bestemd voor exploitatie-uitgaven, zodat cirka 182 miljoen kan worden besteed voor investeringen. Deze betreffen het aanschaffen van speciale vliegtuigen ter bestrijding van onderzeeboten. Doordat het vliegkampschip „Karel Doorman" uit de vaart is genomen en verkocht aan de regering van Algiers, zullen de vorenbedoelde vliegtuigen op het vaste land hun basis moeten krijgen. Volgens ons van deskundige zijde verstrekte inlichtingen is een vliegkampschip echter te prefereren, daar bases op het land veel gemakkelijker te bombarderen en te vernietigen zijn. Staatssekretaris Van Es dacht hierover echter anders, zoals de lezer zal bemerken uit het door hem gegeven antwoord op de opmerkingen welke door de afgevaardigde der S.G.P. hierbij werden gemaakt. Ook bij de marine bleken de exploitatiekosten voor het grootste deel, nl. voor bijna 446 miljoen, te bestaan uit uitgave ten behoeve van het burgeren militair personeel.

Na deze inleiding gaan wij thans over tot het geven van een beknopt verslag over de in de openbare kommissievergadering gemaakte opmerkingen. De besprekingen vonden ook bij deze begroting plaats aan de hand van een agenda, die 53 punten bevatte.

De eerste drie punten werden gezamenlijk in behandeling genomen. Ze hadden betrekking op:

1. de antiraket verdediging

2. de vorming en opbouw van de strijdkrachten van het Warschaupact.

3. de militaire betekenis en de sterkte van de Sovjetvloot in de Middellandse Zee.

Ook nu was het niet nodig om over alle drie punten opmerkingen te maken, ledere spreker was ten deze geheel vrij.

De heer Koudijs (V.V.D.) een marine deskundige, merkte op, dat de noordflank en de Centraal Europese sektor niet zoveel zorg baren omdat de toestand aldaar, altans wat de frontlijn betreft, stationair is. In de Middellandse Zee is dit echter niet het geval. Daar is de Sovjet-Unie in opmars. In de afgelopen drie jaar zou de Sovjetmacht in deze zee vertienvoudigd zijn en daar over vier bases beschikken. Spreker vroeg aan de minister of hij enig inzicht had in het vermoedelijk verloop van de toeneming van de Sovjetmacht in de Middellandse Zee in de volgende jaren. En voorts over de toeneming van de operatiegebieden van de Sovjet-vloot. Ook vroeg hij wat de N.A.V. O. denkt te doen aan de toenemende verstoring van het evenwicht van krachten in dit strategisch belangrijke gebied, een verstoring die met de dag toeneemt. Zal bij een eventueel konflikt tussen de Arabische Staten en Israël dit laatste land overzee van de buitenwereld zijn afgesloten?

De heer V.d. Spek (P.S.P.) merkte op, dat het tegenwoordig , , in" is om te spreken over de toenemende macht van de Sovjet-Unie en met name inde Middellandse Zee. Hij deed of er van Russische zijde helemaal geen gevaar te duchten was, waarbij hij zich beriep op een schrijver, die de toenemende macht van de Sovjet-Unie louter als een verdedigingsmaatregel had afgeschilderd. De Middellandse zeevloot diende volgens spreker enkel en alleen om de vloot van andere landen te schaduwen.

De heer \ an de Stoel (P.v.d.A.) wilde de dreiging in de Middellandse Zee niet onderschatten, maar hij vroeg zich toch af of die dreiging niet veeleer gold het handelsverkeer, dat voor het westen heel belangrijk is, en anderzijds de mogelijkheid van een versterkte rol van de Sovjet-Unie in het Midden-Oosten met misschien welde mogelijkheid van een interventie ineen konflikt in dat gebied.

De heer Kikkert (C.H.) herinnerde aan de informatie, die de Minister verleden jaar had gegeven ten aanzien van de vorming en de opbouw van de strijdkrachten van het Warschaupact. Na die tijd is er veel gebeurd, waarbij spreker dacht aan Tsjechoslowakije. Hoe was de situatie op dat moment, vroeg de heer Kikkert?

Hoeveel reservisten zijn er opgeroepen en hoe groot is het beroepskader dat bij de landen van het Warschaupact dient?

De heer Jansen vroeg of de Minister iets kon meedelen met betrekking tot de realistische gevechtstrainkig van de Sovj et-soldaat in vergelijking met de opleiding van de Nederlandse troepen.

De heer Van Dis (S.G.P.) maakte de volgende opmerkingen:

Mijnheer de Voorzitter!

Gezien het feit dat aan de oostgrenzen van de vrije wereld 42 parate divisies van het Warschaupact staan, terwijl het Westen daartegenover slechts 22 N.A.V.O.-divisies heeft staan, die bovendien slechts ten dele gevechtsklaar zijn, zou ik de Minister willen vragen of dit geen verontrustende toestand is en of het niet dringend nodig is, de N.A.V. O.-strijdkrachten op zo kort mogelijke termijn op te voeren.

Het is toch voor een ieder duidelijk, dat het oostblok bezig is aan een beangstigende insluitingsstrategie van West-Europa. In de Middellandse Zee is sedert 1 oktober j.l. de marine van de So vj et-unie met elf eenheden uitgebreid, waarvan enkele zijn uitgerust met modern bewapende oppervlakteschepen. De Sovjets beschikken in Algiers over een modern uitgeruste basis, zij hebben een sterk steunpunt in Alexandrië, terwijl de strijdkrachten van de V. A.R. thans beter zijn uitgerust met Russisch oorlogsmateriaal dan vóór de strijd van juni 1967. Er behoeft niet ie worden getwijfeld aan het doel van deze krachtontplooiing in de Middellandse Zee. Is het niet van het allergrootste belang, dat de maritieme bijdragen van de N.A.V.O.-landen, dus ook van ons land, worden vergroot? De Minister zal mij mis-chien verwijzen naar de vergadering van de N.A.V.O.-ministers van defensie die zal worden gehouden van 14 tot 16 november. Ik vraag mij echter af, of men niet veel eerder een dergelijke vergadering had moeten houden, en of men zich niet veel te lang heeft laten ophouden door die zogenaamde politiek van , , vreedzame koëxistentie" en , , ontspannlag". Ik meen, dat men zich door dit soort politiek niet langer moet laten weerhouden en dat men alles in het werk moet stellen om de kracht van de maritieme strijdkrachten van de N.A.V.O. — en dus ook die van Nederland — te vergroten.

Minister Den Toom gaf in zijn antwoord te kennen, dat gebleken was, dat zijn mededelingen van verleden jaar niet tendentiexos waren, zoals de heer Imkamp (D'66) toen had gezegd. De regeringspolitiek was gericht op het streven naar ontspanning, maar daarbij mag de realiteit niet uit het oog verloren worden. Er waren volgens de minister een aantal reservedivisies gemobiliseerd. De totale sterkte van het leger van het Warschaupakt is groter. Het aksent is in de totaliteit dichter bij het Westen gekomen. De diensttijd van de Russische troepen en marine is langer dan die in de landen van de N.A.V.O. Bij de land-en luchtmacht is de diensttijd twee jaar, bij de marine driejaar. In Oost-Duitsland is deze tijd 18 maanden. Als de jongens in dienst komen, in Rusland op hun achttiende jaar, hebben zij echter al een behoorlijke training achter de rug. In hun negende schooljaar of op hun zeventiendejaar krijgen zij namelijk een bepaalde militaire vorming. Die vorming geschiedt door instrukteurs vanhet leger, als het in schoolverband plaatsvindt, of op bepaalde instituten die daarvoor speciaal in het leven zijn geroepen. Die vooropleiding beperkt zich niet tothet geven van schietles en van exercitie. Ook wordt parachutespringen, motortechniek, navigatie voor de luchtmacht, zeemanschap en elementair vliegen onderwezen. Zodra de jonge Russen in dienst komen, hebben zij dus al een behoorlijke training achter de rug. Daarbij komt dat zij al zijn geselekteerd. De Russen hebben daardoor een enorme voorsprong.

Voorts verklaarde de minister, dat de regering zich inderdaad bezorgd maakt over de situatie, die is ontstaan door de toeneming van de Sowjettroepen niet alleen om wat er in Tsjechoslowakije is gebeurd, maar ook omdat de troepen uit dit land niet zijn teruggetrokken en omdat er naar alle waarschijnlijkheid een achttal raketbases zal worden ingericht. Wat de Russische vloot in de Middellandse Zee betreft merkte de minister op, dat de Russen direkt na de Tweede Wereldoorlog zijn begonnen met de opbouw van een enorm grote vloot. In navolging van de Duitse marine zijn de Russen begonnen met het leggen van het aksent op een grote vloot van onderzeeboten, welke waarschijnlijk de op één na grootste onderzeebootvloot ter wereld is metSSOonderzeeërs, waarvan een groot aantal nucleair wordt voortgestuwd.

Afgezien van de onderzeebootvloot bestaat de marine uit alle bestaande typen schepen. Daarnaast heeft de koopvaardijvloot een uitbreiding ondergaan tot 10 miljoen ton, terwijlhet de bedoeling is deze vloot zodanig uit te breiden, dat zij omstreeks 1978/ 1980 20 miljoen ton omvat. Wij mogen de vloot van 4000 vissersschepen ook niet over het hoofd zien, omdat een groot aantal hiervan — waarschijnlijk zelfs de meeste — is uitgerust met elektronische apparatuur, welke geschikt is voor het volgen van oefeningen en het doen van onderscheppingen. Deze schepen zijn ook uit op het vergaren van nieuws uit het kamp van de N.A.V.O. strijdkrachten.

De Staatssekretaris van Marine, de heer Van Es, ging hierna zeer uitvoerig in op de Russische zeestrijdkrachten in de Middellandse Zee. Hij zei onder meer, dat het vroeger slechts incidenteel voorkwam, dat Russische oorlogsschepen zich in de Middellandse Zee bevonden. Het gebruik van de Middellandse Zee werd alleen bepaald door de aanwezigheid van Amerikaanse vloten en overige NAVO vloten. Door de komst van de Russische vloot is er dus een verstoring in het machtsevenwicht opgetreden, omdat het gebruik van de Middellandse Zee door de N.A.V.O.-vlootaanbeperkingen onderhevig is.

Voor zover spreker bekend was, beschikt de Russische marine niet over officiële bases in de Arabische landen. Wel wordt in bepaalde havens in het Middellandse Zee-gebied, zoals in Alexandrië, Port Said, LataMa en Algiers, logistieke steun verleend. Men kan deze havens beschouwen als steun­ punten, maar ik heb geen officiële bevestiging ontvangen, dat deze havens als Russische bases moeten worden beschouwd. In Alexandrië bevinden zich steeds twee a drie hulpschepen, die de Russische vloot in de Middellandse Zee helpen bij het uitvoeren van reparaties. Ik meen wel, dat de genoemde havens in oorlogstijd een belangrijke rolkunnenspelen. Van deze havens uit wordt eigenlijk de gehele Middellandse Zeebestreken.

De konsekwenties van de recente gebeurtenissen in Tsjechoslowakije voor de militaire inspanning.

Van een reserve-officier (majoor), die in 1940 de gevechten bij de Grebbelinie had meegemaakt, had Ir. Van Dis onlangs een brief gekregen waarin het onverantwoordelijk van de regering werd genoemd om 15000 dienstplichtigen niet op te roepen. De heer Van Dis vond hierin aanleiding de Minister hierover de volgende vraag te stellen:

Acht de minister het met het oog op de laatste gebeurtenissen verantwoord, 15000 dienstplichtigen niet in militaire dienst op te roepen, hetgeen het plan was voordat Tsjechoslowakije werd bezet?

Ook met betrekking tot punt 7 van de agenda maakte spreker nogeen enkele opmerking. Volgens berichten in de pers werd namelijk de N.A.V. O. door de bezetting van Tsjechoslowakije door Rusland verrast. Spreker stelde de vraag of, als deze berichten juist zijn, de minister niet van oordeel is, dat de N. A.V.O.-strategie van de tijdige waarschuwing, namelijk 48 uur tevoren, op los zand berust.

De minister antwoordde hierop als volgt:

De heer Van Dis heeft gevraagd of het verantwoord is nu 15000 dienstplichtigen tot buitengewoon dienstplichtigen te bestemmen en deze dus niet op te roepen. In de beantwoording van de vorige vragenhebik altotuitdrukkii^ gebracht dat de Nederlandse Regering geen maatregelen neemt buiten de N.A V. O. om en dat er ook geen aanleiding is geweestomeensoortpaniekmaatregel te nemen. Wij hebben ons erover beraden. Er zijn enkele interne maatregelen genomen, maar verder hebben wij niets nodig gevonden. Wel achten wij het verantwoord de dienstplichtigen — die zouden bovendien nog opgeleid moeten worden — op dit moment niet onder de wapenen te roepen.

Wat het waarschuwingssysteem betreft, erkende op minister, dat de N. A. V.O. door de inval in Tsjechoslo-WEikije verrast was!

Het vloeken in de krijgsmacht Oefeningen op zondag.

Ir. Van Dis merkte bij dit principiële onderwerp als enige spreker het volgende op:

Mijnheer de Voorzitter!

Nog steeds worden klachten vernomen over het vloeken en het bezigen van ruwe onzedelijke taal in het leger, niet alleen door lagere, maar ook door hogere militairen. Nu is het een feit, dat de mensen ook van thuis iets moeten meekrijgen, zoals de Minister verleden jaar heeft gezegd, maar door de hogere militairen behoort toch zeker een goed voorbeeld te worden gegeven. Ik wil daarom de Minister vragen of in de dienstorders of de militaire reglementen niet een bepaling voorkomt, waarin het uiten van vloeken, godslasterlijke en ruwe, zedeloze taal wordt yerboden en strafbaar gesteld. Indien dit het geval is, zullen de bewindslieden de kommandanten er toch op kunnen, ja zelfs op behoren te wijzen, dat deze bepaling dient teworden nageleefd. Nu is mij gebleken, dat de Staatssekretaris voor Marine in ieder geval in dezen iets heeft gedaan door in het orgaan van de Koninklijke Marine , , AlIe Hens" een advertentie van de , , Bond tegen het vloeken" te laten opnemen, waarin de lezers wordt aanbevolen, het vloeken te vermijden en te bestrijden, hetgeen tevens in een onderschrift wordt aanbevolen. Dit wordt ten zeerste door mij gewaardeerd. Ik zou de Minister of de Staatssekretarissen willen vragen, of een dergelijke advertentie met aanbeveling ook is opgenomen in de bladen, die door militairen bij de landmacht en de luchtmacht worden gelezen. Zo neen, dan wil ik erop aandringen, dat dit alsnog gebeurt. Desalniettemin zal het nodig zijn, dat tevens wordt aangedrongen op naleving van de hierop betrekking hebbende bepalingen in de dienstreglementen, indien deze bepalingen er althans in voorkomen. Wat de oefeningen op zondag betreft, wil ik mij tot een korte vraag beperken, namelijk of in 1968 militaire oefeningen op zondag hebben plaatsgehad.

Minister Den Toom antwoordde als volgt:

Ten aanzien van het vloeken wil ik de volgende opmerkingen maken. Met genoegen heb ik vernomen, dat de geachte afgevaardigde, de heei^anDis, waardering heeft voor de advertentie, die in , , Alle Hens" is geplaatst. Ik kan de verzekering geven, dat ook in de , , Leger koerier" — het was geen advertentie — een artikel tegen het vloeken is gepubliceerd. Bij de Koninklijke landmacht is in dezen dus eveneens iets gedaan. Staatssekretaris Duynstee heeft erover gesproken met de geestelijke verzorgers bij de Koninklijke luchtmacht. Ik meen te weten, dat binnenkort ook in , , De Vliegende Hollander" iets op dit gebied zal verschijnen.

De geachte afgevaardigde, de heer Van Dis, heeft gevraagd er aandacht aan te besteden. Bij de Koninklijke Militaire Akademie en alle kaderopleidingen wordt aan het euvel veel aandacht besteed. Ten aanzien van het maken van een reglement of een voorschrift kan ik verwijzen naar artikel la van het Reglement op de Krijgstucht, waarin staat, dat het godslasteren en het vloeken moeten worden nagelaten. In dit artikel staat bovendien — dit zal de geachte afgevaardigde aanspreken—, dat de meerderen hun minderen met een goed voorbeeld in dezen zullen voorgaan. Op dit gebied wordt dus echt iets gedaan.

Thans kan ik niet uit mijn hoofd zeggen welke mUitaire oefeningen op zondag hebben plaatsgevonden. Ik kan de verzekering geven, dat oefeningen, die niet absoluut noodzakelijk zijn, ook niet worden gehouden. Ik denk hierbij bij voorbeeld aan oefeningen in internationaal verband, en deze oefeningen worden vaak op zondag gehouden, omdat men dan in internationaal verband kan beschikken over telefoon-en kommunikatiesystemen. Het wordt tot deze oefeningen beperkt. Uit de aard der zaak houden de parate troepen geen oefeningen op zondag, maar zij zijn ook op zondag wel paraat, een gedeelte daarvan althans. Wordt een beroep gedaan op de strijdmachtdelen in het kader van hulpverlening — ik denk hierbij o.a. aan het overvliegen van patiënten en aan on­ gevallen op zee —, dan zijn zij ook op zondag paraat.

De voorzieningen na het afstoten van Hr. Ms. „Karel Doorman" en Hr. Ms. „De Ruyter".

Bij dit punt maakte Ir. Van Dis de volgende opmerkingen:

Mijnheer de Voorzitter! Uit de memo^ rie van toelichting blijkt, dat de , , Karel Doorman" werd afgevoerd en dat het vliegend i»tentieel van het vliegkampschip zal worden vervangen door dat van een squadron aan de wal gebaseerde maritieme patrouillevliegtuigen. Ik zou nu aan de Minister en de Staatssekretaris van Marine willen vragen of deze overgang niet een aanmerkelijke verzwakking van de weermacht is, ten eerste vanwege Nederlands afhankelijkheid van en grote belangen in een zo ver mogelijk ongehinderde aanvoer overzee en vaart ter zee, zodat de konvooibescherming de primaire taak van de Koninklijke Marine is, en ten tweede omdat op de wal gestationeerde onderzeebootbestrijdingsvliegtuigen veel kwetsbaarder zijn, daar bases op de wal gemakkelijker vernietigd dan wel onbruikbaar gemaakt kunnen worden dan vliegtuigen op een beweeglijk en voortdurend verplaatsbaar vlieg; kampschip.

Staatssekretaris Van Es antwoordde als volgt:

De geachte afgevaardigde, de heer Van Dis, heeft gevraagd of het vhegend potentieel van de maritieme patrouillevliegtuigen, die dat van de Doorman zullen vervangen, een verzwakking veroorzaakt. Ik zou de heer Van Dis willen wijzen op de Defensienota van 1964., waarin stond, dat in het begin van de jaren 1970 hetvliegkampschip uit dienst zou worden gesteld en dat het vliegend potentieel zou worden vervangen door maritieme patrouillevliegtuigen. Maritieme patrouillevliegtuigen, die aan de wal gestationeerd zijn, hebben het grote voordeel, dat zij zijn uitgerust met bijzonder goede detektiemiddelen. De vliegtuigen zijn groter en ze zijn uitgerust met betere wapens. Zij hebben het nadeel, dat, als er ergens een onderzeeboot wordt gezien, men geen grotere aantallen vliegtuigen tegelijkertijd kan aantrekken, zoals wel het geval is bij de inzet van vliegtuigen van een vliegkampschip. Ik heb vroeger wel eens gezegd, dat men eigenlijk over beide soorten vliegtuigen zou moeten beschikken, maar dit kan nu eenmaal niet in verband met de financiële omstandigheden.

Wat betreft de kwetsbaarheid: in verband met de ontwikkeling van de nuklealr voortgestuwde onderzeeboot, een boot, die dus in de toekomst, als het aanbouwprogramma aan de Sovjet-kant zo doorgaat, veelvuldig zal voorkomen, moet men erop rekenen, dat onderzeeboten dan bijzonder moeilijk te detekteren zullen zijn. Zulk een onderzeeboot kan altijd onder water blijven en kan zeer diep duiken. Hij kan dus onder voor hem gunstige omstandigheden wel eens gemakkelijk tot een aanvalspositie komen, waardoor een vliegkampschip, vooral in het oostelijk deel van de Atlantische Oceaan — ook omdat het zo'n groot schip is — een grage prooi van de onderzeeboten van de Russische marine zou kunnen worden. Bij een goede verspreiding van deze vliegtuigen over verschillende bases is de kwetsbaarheid ervan ten opzichte van de kleine vliegtuigen aan boord van een vliegkampschip dan ook, meen ik, kleiner.

De tank vervanging einde 1968; de eventuele besteding van de tankvervangingsreserve voor modernisering van de Ceirfurions.

Ir. Van Dis zei hierbij het volgende:

Mijnheer de Voorzitter! Ik wil enkele opmerkingen maken over de tankvervanging einde 1968, en de eventuele besteding van de tankvervangingsreserve voor de modernisering van de Centurions.

Het komt ons namelijk voor, dat de uitrusting met tanks en gepantserde voertuigen bij onze weermacht ten enen male onvoldoende is. Het oplappen van de Centurions a een kwart miljoen gulden per stuk is onzes inziens een onverantwoord en uiterst kostbaar lapmiddel. Naar ons oordeel zijn lapmiddelen echter altijd uiterst gevaarlijk, dit te meer, omdat er in het buitenland, buiten de NAVOlanden, toch meerdere goede tanks op de markt zijn. Ik heb echter wel eens vernomen, dat de grote NAVO-landen ons land min of meer dwingen, niet het beste te kiezen, maar om een keuze te doen uit datgene, wat bij de verdragspartners of in samenwerking met hen beschikbaar is of zal komen. De grote nationale ekonomische belangen, welke bij een dergelijke keuze een rol spelen, zouden zodoende het nemen van doelmatige beslissingen op onverantwoorde wijze vertragen. Hierover zal ik gaarne het oordeel van debetrokkenStaatssekretaris ver-

Minister Den Toom ontkende, dat de regering bij de keuze van ons materieel onder enige druk van een andere mogendheid staat. Als men al die druk uitoefent, dan trekt de regering zich volgens de minister hiervan niets aan.

De Staatssekretaris van de Landmacht, de heer Haex, merkte o.m. op, dat de keus was gevallen op de Duitse Leopardtank, waarvan er 400 nodig zijn voor een totaal bedrag van 500 miljoen gulden zonder de kosten van de munitie. Als ze worden besteld, kunnen ze midden 1971 worden afgeleverd. Van de Centuriontank wilde spreker nog niet afstappen. Er zijn proeven gedaan met een Amerikaanse motor met een Amerikaanse versnellingsbak, waarmede gunstige resultaten werden bereikt. Een definitieve beslissing was echter nog niet genomen.

De luchtstrijdkrachten.

Hierbij merkte Ir. Van Dis het volgende op:

Mijnheer de Voorzitter! Aangezien de Minister vanmorgen met betrekking tot de aanschaffing van nieuwe tanks heeft verklaard, dat daarbij geen sprake is van beïnvloeding door de grote NAVO-landen ten behoeve van hun nationale ekonomische belangen, wil ik er van afzien hetzelfde op te merken ten aanzien van de aanschaffing van vliegtuigen ter vervanging van de Starfighter. Ik wens mij dan ook te beperken tot de volgende vragen. Is er te dien opzichte reeds een keus gemaakt? Is het waar wat mij werd medegedeeld, nl. dat gebleken zou zijn, dat de Belgische regering bij het aanschaffen van militaire vliegtuigen de kwaliteit meer laat prevaleren boven de kosten dan bij ons het geval is? Dit is mij medegedeeld. Ik meen er de Minister en de Staatssekretaris een genoegen mee te doen dit hier te zeggen. Als die mededeling niet juist is, kunnen zij deze dan hier weerleggen?

De Staatssekretaris van de Luchtmacht, de heer Duynstee, antwoordde als volgt:

De geachte afgevaardigde, de heer Van Dis, vraagt, of ten aanzien van de opvolger van de F-104 reeds een keuze is gemaakt. Ik wil daarop met , , neen" antwoorden. Het kan nog niet. In internationaal verband houdt men zich ermee bezig. Gisteren heb ik daarover reeds gesproken. Canada is helaas'van de deelnemende landen afgevallen. Ook Engeland heeft eigenlijk laten weten, dat het zich niet kan verenigen met de stafeisen, die door de oude konsortiumlanden zijn opgesteld. & ij zoeken partners elders; het kan Zweden, Frankrijk en ook de Verenigde Staten worden. Wij zijn nog bezig met het maken van plannen inzake de konstruktie. Er is nog geen keuze gemaakt. De vraag of België meer aandacht besteedt aan de kwaliteit van de vliegtuigen dan wij, moet naar mijn mening met, , neen" worden beantwoord. Zij doen het zeer verantwoord naar beste weten en vermogen. Zij maken, zoals zij het zien, een verantwoorde keuze. Ik geloof echter niet, dat het juist is te stellen, dat zij meer en wij minder aan kwaliteit hechten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 november 1968

De Banier | 8 Pagina's

De begroting van defensie in de Openbare Kommissievergadering

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 november 1968

De Banier | 8 Pagina's